Judges 5:18

4. De rol van de afzonderlijke stammen

Ri 5:12 Het is mogelijk dat er in het leven van Debora ook een periode van lauwheid is geweest, dat ze zich de toestand waarin Gods volk verkeerde niet zo heeft aangetrokken. Ze is tot het bewustzijn gekomen dat het anders moest in haar leven. Ze heeft zichzelf opgeroepen een lied te zingen. Het kan zijn dat hier een oorlogslied bedoeld wordt, om aan te geven dat ze weer strijdvaardig is. Pas nadat ze tot zichzelf heeft gesproken en heeft erkend dat ze eerst zelf wakker moest worden, richt ze zich tot Barak.

Soms moeten wij onszelf wakker schudden en eens goed aanpakken om ons te kunnen realiseren dat we niet goed bezig zijn. Het is mogelijk dat we zijn ingedut door alle aangename dingen van het leven. Er is dan geen geestelijke activiteit meer, we zijn druk met onze maatschappelijke en materiële belangen. We zitten wel in de samenkomsten, maar we zijn er niet echt bij betrokken. We lezen wel in de Bijbel, maar het raakt ons niet echt. Dan moeten we niet blijven dutten, maar wordt het tijd dat we wakker worden en onze ogen opengaan voor de dingen die echt belangrijk zijn.

Mocht iemand in zo’n fase zitten, laat hij dan tot zichzelf spreken en het anders gaan doen, gemotiveerd door Gods liefde voor hem en Zijn volk. Weer strijdvaardig gemaakt, kan hij vervolgens anderen opwekken om actief te worden en de strijd aan te gaan, zoals Debora dat doet bij Barak. Ze spoort hem aan op te staan en zijn krijgsgevangenen weg te voeren. Wat hier aan Barak wordt toegezongen, wordt ook toegeschreven aan de HEERE (Ps 68:19) en aan Christus (Ef 4:8). Barak is hier een beeld van Christus.

Ri 5:13 De uitdrukking “de overgeblevenen” geeft aan dat de periode van onderdrukking zijn tol heeft geëist. Velen zijn in de strijd gevallen. Wat is overgebleven, is geen talrijk volk. Maar de HEERE heeft voor hen een bijzondere beloning: zij mogen heersen over hun vijanden, “de machtigen”. “De overgeblevenen” vormen tevens “het volk van de HEERE”. Het hele volk van de HEERE bestaat uit mensen die aan de vijand zijn ontkomen. Het hele volk dat er nog is, een overblijfsel, is in zijn bestaan een getuigenis van Gods genade. Allen hebben immers gezondigd en zijn van Hem afgeweken? Dat er nog mensen zijn overgebleven, is alleen te danken aan Zijn genade.

Zo zal het ook in de toekomst met Israël gaan. Om hun zonden zullen zij in een grote verdrukking komen. De Heer Jezus zegt daarvan: “Als die dagen niet werden verkort, zou geen enkel vlees behouden worden” (Mt 24:22). Er zal een rest, een overblijfsel, behouden worden en dat zal dan “heel Israël” zijn, dat “behouden zal worden” (Rm 11:26).

Ri 5:14 Efraïm en Benjamin, de twee stammen die in het zuiden wonen, worden het eerst genoemd. Machir behoort tot de halve stam Manasse die in het land woont (Jz 13:30-31). Zebulon wordt ook nog in Ri 5:18 genoemd en geprezen voor zijn moed. Samen met Naftali heeft Zebulon gereageerd op de oproep van Barak in Richteren 4 (Ri 4:10), misschien vanwege hun verbinding met Debora.

Efraïm heeft het goede voorbeeld gegeven. Hij komt uit het gebied van de Amalekieten die een beeld zijn van het vlees. In Efraïm zien we hier mensen die niet toegeven aan de begeerten van het vlees, maar zich willen inzetten voor de belangen van God en Zijn volk. Het goede voorbeeld doet goed volgen: Benjamin is Efraïm achternagegaan om met hem te strijden.

Uit Machir, Manasse, hebben de wetgevers zich bij de strijders aangesloten. Zij voelden hun verantwoordelijkheid. Van Zebulon worden de “wervers [van krijgsvolk] met [hun] schrijversstaf” speciaal vermeld. Dit zijn de officieren die de namen van vrijwilligers noteren. Zij zijn wervers. Deze mensen doen hun best anderen bij de strijd te betrekken. Zij denken niet dat ze het wel alleen af kunnen. We kunnen hieruit leren dat we elkaar nodig hebben in de strijd.

Ri 5:15a Issaschar is ook een stam die zich vol overgave in de strijd heeft gestort. Zowel de naam van Debora als die van Barak wordt in dit vers aan deze stam gekoppeld. De vorsten van Issaschar deelden de overtuiging van Debora. Zij waren “met Debora”. Naar Barak toe ging er een stimulerende werking van deze stam uit: “Als Issaschar, zo ook Barak.” Wij mogen achter mensen gaan staan die een goed zicht hebben op wat Gods Woord zegt en zullen dan zelf ook weer voor anderen tot een stimulans zijn.

Ri 5:15b-16 Na het prijzen van enkele stammen die zich hebben ingezet voor de belangen van Gods volk, spreekt Debora over enkele andere stammen die het hebben laten afweten. Wat zij daarover zegt, is leerrijk voor ons. Ruben heeft er wel over nagedacht om zijn tijd en krachten aan de strijd te geven. Toch is het er niet van gekomen.

Wat was de verhindering? Ruben heeft veel vee. De kudden van Ruben hebben hem ook al verhinderd om zijn deel van het land in bezit te nemen (Nm 32:1). Hij heeft genoegen genomen met het Overjordaanse. Nu is er een beroep op hem gedaan om zich bij zijn broeders aan te sluiten en met hen de vijand te bestrijden. Hij heeft gedacht en overlegd – dat wordt twee keer van hem gezegd! – en hij heeft het niet gedaan. Hij is tot de conclusie gekomen dat zijn eigen zaken belangrijker zijn dan die van God.

Wij hebben ook zo onze overleggingen bij het deelnemen aan de strijd voor Gods volk tegen de vijand. Steeds opnieuw doen zulke gelegenheden zich voor. Er wordt gevraagd mee te doen aan traktaatverspreiding, of straatevangelisatie, of andere geestelijke activiteiten. Die kosten tijd en inspanning. Elke keer wanneer zoiets op ons af komt, is dat een beslissend moment waarbij zal blijken hoe wij onze prioriteiten stellen. Zoeken we ons eigen belang of dat van Jezus Christus (Fp 2:21)? Er zijn christenen die echt wel willen. Ze zitten vol goede voornemens en hebben zelfs soms goede ideeën, maar op het beslissende moment haken ze af. De dingen van het leven, de eigen belangen, geven de doorslag. Dat is Ruben.

Ri 5:17 Gilead hield van zijn rust. Stel je voor dat je moe zou worden! Lekker in je luie stoel, je favoriete programma voor je ogen dat je voor geen geredde zondaar of herstelde broeder zou willen missen.

De stam Dan had het te druk met zaken doen. Zij hadden een groot bedrijf met internationale contacten. De zaken en de winst waren belangrijker dan de strijd voor de broeders en het erfdeel van de HEERE.

Aser deed helemaal niets. Hij hing in ledigheid om, lag in de zon te bakken aan het strand en maakte zich nergens druk om. Als hij daar lang genoeg had gelegen, kon je hem aantreffen achter een drankje op het terras om zich te vermaken met het kijken naar de mensen die voorbijliepen.

Ri 5:18 Wat een tegenstelling vormen Zebulon en Naftali met de zojuist genoemde stammen! Zij zijn de echte overwinnaars die hebben overwonnen door hun leven niet lief te hebben, maar het te versmaden en wel tot de dood toe (vgl. Op 12:11; Lk 14:26). Zij hebben God meer lief dan zichzelf en hebben dat bewezen door hun leven op het spel te zetten.

Ook wij kunnen dat, en wel als wij zien hoe God ons heeft liefgehad. Die liefde is duidelijk te zien in wat de Heer Jezus heeft gedaan op het kruis. Als we dat zien, kan er dan iets anders van ons worden verwacht? “Hieraan hebben wij de liefde gekend, dat Hij Zijn leven voor ons heeft afgelegd; ook wij behoren het leven voor de broeders af te leggen” (1Jh 3:16).

Paulus is zo iemand die de liefde van God beantwoordt met een leven waarin hij zichzelf wegcijfert om anderen te dienen. In Handelingen 20 getuigt hij daarvan: “Ik reken mijn leven niet als kostbaar voor mijzelf, opdat ik mijn loop volbreng en de bediening die ik van de Heer Jezus heb ontvangen, om het evangelie van de genade van God te betuigen” (Hd 20:24). Van een andere dienaar zegt hij, dat deze “om het werk van Christus … [de] dood nabijgekomen” is (Fp 2:30). Waar zijn vandaag de dag zulke mannen en vrouwen te vinden? Willen wij er zo een zijn?

Copyright information for DutKingComments