Judges 7:16-19

Vreemd wapentuig

De wapens die Gideon aan zijn manschappen uitdeelt, zijn niet van het soort dat indruk kan maken op de vijand. Het wordt geen tot de tanden gewapend leger. Ieder krijgt drie ‘wapens’: een bazuin, een lege kruik en een fakkel die in de kruik moet. De bazuin die hier wordt gebruikt, is de ramshoorn. Een hoorn spreekt van kracht en energie en wordt geblazen om een boodschap door te geven. Deze bazuinen of hoorns hebben de inwoners van Jericho dag aan dag gehoord toen het volk zeven dagen achtereen om de stad trok (Jz 6:4-20).

Het blazen op de bazuin in de nabijheid van de vijand spreekt van het sterke vertrouwen dat God Zijn Woord tegenover de vijand gaat waarmaken. Het is het geven van een getuigenis dat de overwinning zeker is. Wij kunnen Gods Woord laten horen omdat we overtuigd zijn van de waarheid ervan. We kunnen het daarom met Paulus zeggen: “Zo geloven ook wij, daarom spreken wij ook” (2Ko 4:13).

De kruiken komen we ook in 2 Korinthiërs 4 tegen. Daar worden ze “aarden vaten” genoemd en er wordt gesproken over een schat die daarin zit (2Ko 4:7). Met een vat wordt in de Bijbel vaak een persoon of een lichaam bedoeld (Hd 9:15; 1Th 4:4; 1Pt 3:7). In 2 Korinthiërs 4 staat dan nog de toevoeging dat het een aarden vat is. Daardoor komt de nadruk te liggen op de breekbaarheid ervan.

In tegenstelling tot een schat, die iets kostbaars voorstelt, is een aarden vat van geringe waarde. De schat waarover Paulus aan de Korinthiërs schrijft, is “[de] lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God in [het] aangezicht van Christus” (2Ko 4:6). Het kan zijn dat Paulus bij het schrijven van 2 Korinthiërs 4 gedacht heeft aan Richteren 7.

De wapens van Gideon en zijn mannen bestaan dus uit:

1. Een bazuin, dat is een beeld van het Woord van God.

2. Een aarden vat, dat is een beeld van een zwak, breekbaar lichaam.

3. Een fakkel, dat is een beeld van de lichtglans van de heerlijkheid van God.

In de volgende verzen zien we hoe ze gebruikt worden.

Kijk naar mij en doe net zo

De echte leider is iemand die niet alleen zegt wat er gedaan moet worden, maar daarin zelf vooropgaat en laat zien hoe het moet. Dit zien we in volmaaktheid bij de Heer Jezus. Hij wast de voeten van de discipelen. Daarna zegt Hij tegen hen: “Als dan Ik, de Heer en de Meester, uw voeten heb gewassen, dan behoort ook u elkaars voeten te wassen; want Ik heb u een voorbeeld gegeven, opdat ook u doet zoals Ik u heb gedaan” (Jh 13:14-15). Dit ‘voorbeeld zijn’ kunnen we in het hele leven van de Heer Jezus waarnemen. Hij heeft nooit iets van Zijn discipelen gevraagd wat Hij Zelf niet heeft waargemaakt en waarin Hij Zelf niet is voorgegaan.

We kunnen anderen alleen motiveren voor een bepaalde zaak als ze in ons leven de waarde ervan kunnen herkennen. Een ander treffend geval zien we bij Petrus en Johannes. Petrus kan tegen de kreupele, die iets van hem en Johannes verwacht, zeggen: “Kijk ons aan” (Hd 3:4). Dat lijkt aanmatigend, maar dat is het niet. Petrus en Johannes bezitten iets wat de man beter kan maken. Daar geloven zij zelf rotsvast in en daar getuigen zij van in hun hele leven.

Als een christen dat niet kan zeggen, is het niet goed met hem gesteld. Dit heeft niets te maken met hoogmoed of zelfverheffing. Wie overtuigd is van de macht van de Heer en dat in zijn leven laat zien, is daarmee een levende illustratie van wat hij belijdt. Zijn belijdenis wordt door zijn leven bekrachtigd. Het is zeker waar dat we kunnen falen, maar dat hoeft niet het dagelijkse patroon te zijn van iemand die met de Heer wil leven.

Ook wij kunnen dit zeggen voor zover we Christus navolgen. Paulus zegt: “Weest mijn navolgers, zoals ook ik van Christus” (1Ko 11:1). Dat is in wezen de inhoud van de strijdkreet die Gideon laat roepen: “Voor de HEERE en voor Gideon!” Hij heeft de opdracht van de HEERE ontvangen en volgt Hem daarin na. De anderen hebben dat in Gideon gezien en gaan achter hem aan.

Door zijn voorbeeld inspireert Gideon zijn leger om te doen zoals hij. Dat betekent volledige gehoorzaamheid aan zijn voorbeeld. Als iemand iets anders zou roepen, of op eigen houtje en met eigen middelen de vijand te lijf zou gaan, zou dat verwarring en de nederlaag betekenen. Het parool is: goed op de aanvoerder letten en precies doen wat hij doet en roepen wat hij roept.

De strijd brandt los

Kort na middernacht brandt de strijd los. Iedere strijder heeft de plaats ingenomen die Gideon hem heeft aangewezen. Alles is in de grootst mogelijke stilte gebeurd. Het tijdstip van de aflossing van de wacht wordt benut om aan de rand van het kamp te komen, dicht bij het leger van de vijand. Alle strijders houden de ogen op Gideon en de honderd mannen die bij hem zijn, gericht.

Dan komt het sein. Driehonderd bazuinen laten hun geluid horen dat in de stilte van de nacht oorverdovend klinkt. Het geluid weerkaatst tegen de bergen en het dal vult zich met een aanzwellend bazuingeschal. Op hetzelfde moment worden de kruiken stukgeslagen en worden rondom het vijandelijke leger driehonderd fakkels zichtbaar. Het lijkt wel alsof er achter elke fakkel een grote legermacht schuilgaat.

Hieruit kunnen we leren hoe we met onze (geestelijke) vijanden kunnen afrekenen. Als eerste zien we dat het blazen van de bazuin verbonden is met het verbreken van de kruik. Dat kan ook niet anders. Getuigenis geven kan niet zonder afzien van onszelf. Vervolgens zien we dat door het breken van de kruik het licht zichtbaar wordt. Getuigenis en duisternis horen niet bij elkaar. Licht en getuigenis horen bij elkaar. Ook in Filippenzen 2 worden deze twee samen naar voren gebracht met het oog op ons verblijf te midden van de mensen van de wereld, “waaronder U schijnt als lichten in de wereld, terwijl u het Woord des levens vertoont” (Fp 2:15-16). Dat geeft zo’n grote openbaring van kracht, dat het de vijand overwint.

Er worden in de evangeliën vier dingen genoemd die het schijnen van het licht kunnen verhinderen. In Lukas 8 worden er twee genoemd. Daar zegt de Heer Jezus: “Niemand nu die een lamp ontstoken heeft, bedekt haar met een vat of zet haar onder een bed” (Lk 8:16). Een vat is de eerste verhindering voor het schijnen van het licht. Het vat stelt, zoals al is opgemerkt, een persoon voor. Hier is de verhindering dat iemand zichzelf belangrijk vindt. In de geschiedenis van Gideon hebben we gezien dat het vat of de kruik verbroken moet worden. De eigendunk moet verdwijnen, dan kan het licht onbelemmerd gaan schijnen. De tweede verhindering, het bed, spreekt van luiheid en gemakzucht. Wie zijn gemak ervan neemt en niet van plan is zich voor de Heer in te zetten, zal weinig licht om zich heen verspreiden.

In Lukas 11 worden nog twee verhinderingen genoemd: “Niemand die een lamp ontsteekt, zet die op een verborgen plaats of ” (Lk 11:33). Hier wordt eerst een verborgen plaats genoemd. Dat ziet op de verborgen zonden in ons leven, dingen die we stiekem doen en waarmee we niet voor de dag willen komen. Zolang we die niet belijden en nalaten, zijn die dingen een verhindering om ons licht te laten schijnen. De tweede verhindering is de korenmaat, die een beeld is van de handel, het druk bezig zijn om geld te verdienen. Dat kan zo’n belangrijke plaats in ons leven krijgen, dat het ook een verhindering wordt om ons licht te laten schijnen. Alles wat het licht verhindert om te schijnen, moet worden weggedaan uit ons leven (vgl. Mt 5:15; Mk 4:21).

Het enige wat er met de kruik moet gebeuren, is: breken. Dan wordt het licht door niets meer tegengehouden en kan het voluit schijnen. We beseffen maar al te goed dat wijzelf de grootste blokkade vormen voor het stralen van “[de] lichtglans van de kennis van de heerlijkheid van God” (2Ko 4:6). De fakkels worden in de linkerhand gehouden. De linkerhand spreekt van zwakheid. Het houden van de fakkel in de linkerhand stelt voor dat we onze zwakheid erkennen waarmee we licht verspreiden. Het verbreken van de kruik staat gelijk aan geen vertrouwen stellen op het vlees. Wie de kruik breekt, kan ook de bazuin blazen die in de rechterhand wordt gehouden. De rechterhand spreekt van kracht.

De roep van Ri 7:18 “voor de HEERE en voor Gideon” wordt in de praktijk “het zwaard van de HEERE en van Gideon” (Ri 7:20). Dat wil zeggen dat kiezen voor de Heer en voor mensen die Hem volgen, neerkomt op handelen in gehoorzaamheid aan het Woord van God. Het zwaard is een beeld van het Woord dat God heeft gegeven en in het leven van mannen en vrouwen Gods zichtbaar is. Als we zeggen dat we de Heer willen volgen, kunnen we dat alleen laten zien door in alles Zijn Woord te gehoorzamen.

Copyright information for DutKingComments