Judges 8:16-17

De vergelding

Voordat hij afrekent met de gevangengenomen koningen, gaat Gideon eerst zijn beloften ten aanzien van Sukkoth en Pnuël inlossen. Deze twee steden hebben zich niet alleen neutraal opgesteld in de strijd, ze hebben ook geweigerd zich een te maken met de strijders voor God en hebben hun de noodzakelijke ondersteuning onthouden. Dit betekent dat ze in praktische zin de kant van de vijand hebben gekozen. Wie aan Gods volk de middelen onthoudt waardoor het kracht voor de strijd zou ontvangen, terwijl die middelen er wel zijn, speelt daarmee de vijand in de kaart. Deze heeft dan met een verzwakte tegenstander te maken.

Gideons verontwaardiging is dan ook terecht. Om daaraan op een goede manier uiting te kunnen geven gebruikt hij een jongeman uit Sukkoth die hij in handen heeft gekregen. Hij laat hem de namen opschrijven van de mensen die hij verantwoordelijk acht voor de houding van de stad. Als hij bij de stad arriveert, herinnert hij hen aan hun houding en smalende opmerkingen, terwijl hij wijst op de gevangengenomen koningen. Ze zullen beschaamd hebben gestaan. Nu moeten ze zich buigen onder de aangekondigde tucht.

Gideon kastijdt hen omdat zij zich tegenover de vijand vriendelijk hebben gedragen op een ogenblik dat de dienaren van God vermoeid zijn en toch de achtervolging blijven voortzetten. Dorens en distels zullen hun scherpe prikkels laten voelen en hen nog lang eraan herinneren hoe halfslachtig ze zich op de dag van de beslissing hebben gedragen. Het is een gevoelige les. De dorens en distels als middelen van tucht stellen benauwdheden, teleurstellingen en lijden voor die nodig zijn om hen die halfslachtig zijn geweest in hun belijdenis voor de Heer Jezus tot inkeer te brengen en te laten inzien dat ze hebben gedwaald in verband met de zaak van God.

In Pnuël, de stad met de toren die aan de stad waarschijnlijk een belangrijk aanzien geeft, breekt hij de toren af en doodt hij de mannen. Evenals bij Sukkoth wordt hier het oordeel voltrokken over hen die aan de strijd tegen de vijand hadden kunnen meedoen door op z’n minst de mannen van Gideon op hun achtervolging te bemoedigen. Hun opstelling is het gevolg van puur menselijke berekening. Zulke gedachten zijn bolwerken die zich verheffen tegen de kennis van God en die moeten worden afgebroken.

De toren van Pnuël lijkt een symbool van menselijk denken en beoordelen, van vertrouwen hebben in zichzelf. Daarvoor mag geen plaats zijn (2Ko 10:4-5). De eerste toren waarvan in de Bijbel sprake is, wordt genoemd in Genesis 11. Die geschiedenis staat bekend als ‘de torenbouw van Babel’. Waarom die toren wordt gebouwd, staat erbij: “Laten we voor ons een naam maken” (Gn 11:4). De toren dient tot verheerlijking van de mens. Wie zo’n toren bezit en in ere houdt, zal zich altijd afzijdig houden van de strijd waarin het geloof is verwikkeld. Wie voor het geloof strijdt (Jd 1:3), breekt die toren af.

Copyright information for DutKingComments