Judges 9:2

Inleiding

Dit hoofdstuk is een vervolg op de laatste verzen van het vorige hoofdstuk. Daar wordt melding gemaakt van een hernieuwd afwijken van de HEERE. Hier lezen we over een verdergaand verlaten van Hem. Het gevolg is slavernij en vernedering. Hier is de slavernij echter niet het gevolg van een vijandige macht van buitenaf, maar van binnenuit. De voorgaande lessen gaan over de houding van het volk tegenover hun vijanden. De les die we in de geschiedenis van Abimelech te zien krijgen, heeft te maken met de relaties binnen het volk van God.

In Abimelech ontmoeten we iemand die in plaats van tegen de vijanden te strijden over Gods volk heerst. Aan hem en zijn gedrag wordt het langste hoofdstuk van dit boek gewijd, een hoofdstuk van zevenenvijftig verzen lang. Abimelech is geen bevrijder van Israël, maar iemand die een beginsel voorstelt dat we ook bij een zekere Diótrefes zien. Diótrefes wordt in de derde brief van Johannes genoemd. Hij is iemand “die graag onder hen [dat is in de gemeente] de eerste is” (3Jh 1:9). Hij is iemand die zich gezag aanmatigt, met uitsluiting van anderen, zoals Johannes verder van hem zegt: hij “neemt ons niet aan”. Hij duldt geen concurrentie.

Deze handelwijze zien we geïllustreerd in Abimelech. Wat opvalt, is dat hij niet één keer de naam van God noemt. Ook is hij een van die duistere figuren die in het Oude Testament een voorafschaduwing zijn van de mens van de zonde, de antichrist. Daar mogen we ook aan denken als we ons met zijn geschiedenis bezighouden.

Het belangrijkste is echter dat hij iets laat zien van wat in het hart van ieder van ons aanwezig is. De eerste, de voornaamste, willen zijn, zit ons allemaal in het bloed. Wat we nodig hebben, is te kijken naar de Heer Jezus Die Zichzelf heeft weggecijferd en de Dienaar van allen is geworden. Hij Die “niet is gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en Zijn leven te geven tot een losprijs voor velen” (Mt 20:28).

Hij heeft het niet alleen gezegd, maar ook gedaan. Daarom kan Hij tegen Zijn discipelen zeggen als zij er ruzie over maken wie van hen wel de grootste mocht zijn (het zat dus ook in hen): “Laat de grootste onder u als de jongste zijn, en de voorganger als een die dient. Want wie is groter, hij die aanligt of hij die dient? Niet hij die aanligt? Ik echter ben in uw midden als Degene Die dient” (Lk 22:26-27). Laten we bij het overdenken van het optreden van Abimelech steeds letten op het contrast met het optreden van onze Heiland.

De greep naar de macht

Van Abimelech lezen we niet dat hij richter wordt genoemd. Hij is ook niet door God verwekt om Israël te bevrijden. Misschien is hij wel door de betekenis van zijn naam – zijn naam betekent ‘mijn vader is koning’ – op het idee gekomen om op basis van opvolging de heerschappij op te eisen. Zijn vader was leider van het volk, hij zou dat ook zijn. Hoe het ook zij, hij komt ertoe op te eisen wat zijn vader heeft geweigerd (Ri 8:22-23) en wordt op die manier een ’heerser over de erfgoederen’ (1Pt 5:3). Hij is iemand over wie Paulus het heeft als hij tegen de oudsten van de gemeente in Efeze zegt: “Uit uzelf zullen mannen opstaan, die verdraaide dingen spreken om de discipelen achter zich af te trekken” (Hd 20:30).

Hij is een Diótrefes. Abimelech is van het type mensen dat de gemeente runt zoals managers hun bedrijf runnen. Zo’n persoon zal altijd proberen mensen om zich heen te verzamelen om zo zijn ideeën over gemeente-zijn te verwezenlijken en veranderingen door te voeren. Hij zal dat doen door het verlenen van gunsten, waardoor men zich aan hem verplicht gaat voelen. Zijn wervingscampagne loopt goed en zijn taal slaat aan.

Abimelech doet alsof hij zich sterk wil maken voor de belangen van zijn familie en speelt handig in op de gevoelens, terwijl hij zijn zeventig halfbroers aan de kant schuift. Hij presenteert zich niet als de zoon van Gideon, maar hij neemt het karakter van zijn moeder aan. Gideon heeft zijn zeventig zonen ongetwijfeld opgevoed in zijn eigen huis, terwijl Abimelech is opgegroeid in Sichem.

Er is bij Abimelech geen enkel respect voor zijn halfbroers. Als hij eenmaal gekozen is, laat hij hen ombrengen. Daarvoor betaalt hij per persoon een zilverstuk aan nietswaardige lieden die de hele club van zeventig man gevangennemen en hen in bedwang houden, terwijl Abimelech hen een voor een doodt op één steen. Dat het geld uit de afgodstempel komt, deert hem allerminst.

Abimelech wil zichzelf verhogen en lijkt daarin op de persoon die in Daniël 11 wordt beschreven (Dn 11:36). Er is al gewezen op de overeenkomst tussen Abimelech en de antichrist. De kenmerken van de antichrist worden onder andere in 1 Johannes en 2 Thessalonicenzen beschreven (1Jh 2:22; 1Jh 4:3; 2Th 2:3-4). De antichrist gaat net zo te werk als Abimelech. Ook hij zal met fraaie woorden de gunst van het volk weten te winnen (Ps 55:22; Dn 11:32). In Absalom, een zoon van David, treffen we dit kenmerk, het gebruik van vleitaal, ook aan. We lezen van hem: “Zo stal Absalom het hart van de mannen van Israël” (2Sm 15:6). Dat is wat Abimelech hier doet.

Er ontkomt één man aan de moordpartij (vgl. 2Kr 22:10-12). Dat is Jotham. Zijn naam betekent ‘de HEERE is volmaakt’. Hij is een waar getuige van zijn naam. God zal nooit zonder een getuige zijn. Jotham geeft zijn getuigenis in de volgende verzen. Hij is een ware Antipas (Op 2:13), dat betekent ‘één tegen allen’. Hij vertegenwoordigt het getrouwe overblijfsel dat God in alle tijden naar de verkiezing van Zijn genade in stand houdt (Rm 11:5).

Abimelech is de eerste persoon die zich in Israël tot koning laat uitroepen. Hij gaat volledig voorbij aan de eisen van God die Hij voor dit ambt heeft laten opschrijven in de wet (Dt 17:14-20). Ironisch genoeg vindt de huldiging plaats vlak bij de boom in Sichem waar Jozua de woorden van het verbond in het wetboek van God heeft geschreven (Jz 24:26).

Copyright information for DutKingComments