Luke 12:24

Bezorgdheid

De man die de Heer om een uitspraak inzake een erfenis vroeg, doet er het zwijgen toe. De Heer is nog niet uitgesproken. Hij voegt aan de gelijkenis van de rijke dwaas een indringende waarschuwing of, misschien beter, een grote bemoediging voor Zijn discipelen toe.

Met het woord “daarom” sluit Hij duidelijk op de gelijkenis aan. Wie rijk is in God, hoeft zich geen zorgen te maken over de aardse dingen. Het leven en het lichaam zijn aardse werkelijkheden die onderhoud en verzorging nodig hebben, maar ze hoeven geen voorwerpen van overdreven zorg te zijn. Discipelen staan onder Gods voortdurende zorg. Iemand aan wie het koninkrijk is beloofd (Lk 12:32), wie dus werkelijk rijk is in God, hoeft niet hebzuchtig en zelfs niet bezorgd te zijn. Onze mate van bezorgdheid hangt af van de mate van ons geloof in God.

De Heer geeft enkele voorbeelden die ze kunnen zien in de natuur. Laten ze eens op de vogels in de lucht en op de bloemen op het veld letten. Het voorbeeld van de raven houdt een afkeuring in om bezorgd te zijn voor ons voedsel. De leliën zeggen hetzelfde met het oog op onze kleding. Als reden om niet bezorgd te zijn geeft de Heer dat niet voedsel en kleding de belangrijkste dingen van het menselijk bestaan van de discipel zijn, maar zijn leven en zijn lichaam.

Hij wijst Zijn discipelen op de raven. Merken ze dan niet op dat de neerbuigende zorg van God zich zelfs uitstrekt tot onreine vogels, zoals een raaf (Ps 147:9)? Deze vogels hebben niet de gewoonte om, zoals de rijke dwaas, te zaaien en te maaien en voor de oogst voorraadkamers of schuren aan te leggen. God voedt ze, Hij zorgt ervoor dat ze te eten krijgen uit de grote tuin van Zijn schepping. Hij legt het voor hen klaar. Die vogels moeten er wel zelf naar op zoek gaan, ze moeten er wel voor werken om het te krijgen. Het feit is dat God het voor hen heeft klaarliggen en dat zij wat die kant betreft er niets aan hoeven te doen. Als ze het eenmaal gevonden hebben, kan God hen zelfs gebruiken om voedsel aan Zijn dienaren te geven (1Kn 17:6).

Zou God voor Zijn kinderen minder zorgen dan voor de vogels? Daar komt nog bij dat bezorgd zijn niets toevoegt aan de levenslengte of levensduur (vgl. Ps 39:5). Het heeft dan ook geen nut om zich bezorgd te maken, want dat helpt gewoon niet om ook maar in enig opzicht een verbetering tot stand te brengen in de kwaliteit of de kwantiteit van het leven.

De Heer noemt het toevoegen aan de levensduur “het geringste” wat een mens kan doen en zegt daarvan dat de mens zelfs daartoe niet in staat is. Dat komt omdat het leven van de mens volkomen in Gods hand is. Hij bepaalt de maat, de lengte, ervan. Daarom moet de mens zich ook over het overige geen zorgen maken, want dat is nutteloze inspanning.

Bij vragen en zorgen over voedselvoorziening heeft de Heer gezegd dat Zijn discipelen er maar eens op moeten letten hoe de raven aan hun voedsel komen. Dan zien ze hoe zorgeloos die steeds hun voedsel van God krijgen. Dat ze zich ook geen zorgen hoeven te maken over hun kleding, kunnen ze leren van de lelies. Met wat voor grote schoonheid heeft God deze bloemen bekleed. Daar kon zelfs Salomo in al zijn heerlijkheid niet aan tippen. En wat hebben lelies nu voor materiële waarde? Ze zijn als gras. Vandaag staat het nog op het veld, maar morgen wordt het al gebruikt als brandstof voor de oven.

Als God zo zorgt voor wat zo’n kort bestaan heeft, zal Hij dan niet veel meer zorgen voor Zijn kinderen? De Heer spreekt Zijn discipelen op dit punt aan als kleingelovigen. Dit is veelzeggend. Hij kent ons door en door en weet hoezeer we ons zorgen en druk maken om onze kleding. Bij ons gaat het dan niet eens om de noodzakelijke bedekking tegen de kou, maar veel meer of het wel staat, hoe we er uitzien. Niet dat het geen rol mag spelen hoe we er uitzien, maar de garderobes laten zien dat we bang zijn dat we niet voor elke gelegenheid iets passends hebben.

Copyright information for DutKingComments