Luke 19:24

De boze slaaf en de burgers

Dan komt de volgende slaaf voor zijn Heer. Ook hij spreekt Hem aan met “Heer” en erkent daarmee Zijn gezag, en ook hij spreekt over “Uw” pond. Hij erkent daarmee dat wat hij heeft gekregen van zijn Heer is. Maar het is allemaal slechts een belijdenis met de lippen. Innerlijk is er geen verbinding tussen hem en zijn Heer. Daarom is er ook geen enkele toewijding aan Hem geweest. Er is niets in zijn leven geweest wat mensen bracht tot verheerlijking van God. Het pond dat hij had gekregen, heeft hij in een zweetdoek weggelegd. Hij is niet van plan geweest zich voor zijn Heer in het zweet te werken. Dat heeft hij dan ook niet gedaan.

Zijn gedrag vloeide voort uit een volkomen verkeerd beeld van zijn Heer. Hij heeft niets begrepen van Zijn genade, hij heeft Hem nooit leren kennen. Hij was bang voor Hem, vond Hem streng en onrechtvaardig. Hij had zo zijn eigen kijk op die Heer en meende dat je maar beter niet met Hem te maken kon hebben. Dat hij toch met Hem te maken zou krijgen, heeft hij niet onder ogen willen zien. Het leven voor zo’n Heer leek hem ondraaglijk. Je mocht van alles niet doen en je moest van alles wel doen. Het was allemaal ‘niet mogen’ en ‘moeten’. In die kijk op zijn Heer wilde hij zich ook niet laten corrigeren. Hij hield daaraan vast en dat bepaalde zijn leven.

Met zijn uitspraken over zijn Heer velt de slaaf zijn eigen oordeel. Als hij echt bang was voor die Heer en het werkelijk zo was dat Hij streng was en naar zijn beoordeling onrechtvaardig bezig was, dan had dat hem tot een ander handelen moeten brengen dan hij nu heeft gedaan. De Heer noemt hem een boze slaaf omdat hij niet heeft gedaan naar wat hij wist. Hij heeft zijn idee over Hem als een excuus gebruikt om helemaal niets met zijn pond te doen. Als hij echt bang was geweest, zou hij Zijn geld aan een bank hebben gegeven. Gewoon nuchter nadenken had hem dan tot de conclusie gebracht dat het geld dan tenminste nog iets voor Hem zou hebben opgeleverd. Het was immers Zijn geld en de opdracht was om er zaken mee te doen.

De Heer verwijt hem niet dat hij geen zaken heeft gedaan. Als hij geen energie had om zaken te doen, zou hij door het geld naar een bank te brengen hebben erkend dat zijn Heer recht op winst had. Omdat hij door zelfzuchtige vrees was geleid, heeft hij laten zien dat er geen liefde voor zijn Meester was (1Jh 4:18). Het ontbrak hem niet zozeer aan de kracht om te handelen, maar aan de juiste geest of gezindheid om te handelen. Hij kende de genade niet. Als wij een wettische geest hebben, dienen we alleen onszelf.

De slechte slaaf krijgt niet alleen geen loon, hij lijdt ook verlies. Wat hem was toevertrouwd, raakt hij kwijt omdat hij er niets mee heeft gedaan. Hij heeft het nooit echt bezeten, want hij had het weggeborgen. Toch wist hij dat hij het had, want hij kon het aan zijn Heer geven, maar het was iets buiten hem, niet in hem. De uiterlijke schijn, het fraaie voorkomen, wordt van hem afgenomen. Wat voor hem een bedekking was voor zijn innerlijke verdorvenheid, is voor de trouwe, toegewijde slaaf de versiering van de echtheid van het geloof dat in hem is. Daarom krijgt de trouwe slaaf erbij wat de slechte slaaf heeft misbruikt.

Zij die erbij staan, wijzen de Heer erop dat die slaaf toch al zoveel heeft. Hij heeft er al tien en nu krijgt hij er nog een bij. Het antwoord laat zien hoezeer de Heer volkomen trouw en toewijding en inzet waardeert. Zo iemand kan niet genoeg beloond worden. Van wie geen innerlijke verbinding met Hem heeft, maar slechts de schijn ophoudt iets te bezitten, zal ook die schijn worden weggenomen.

Aan het slot van Zijn gelijkenis komt de Heer terug op de burgers over wie Hij in het begin ook heeft gesproken (Lk 19:14). Hij noemt hen hier Zijn vijanden. Hij herinnert eraan dat zij niet wilden dat Hij over hen regeerde. Ook voor hen komt de dag van de afrekening. Voor hen is er een passend oordeel. Zij moeten evenals de slaven voor Hem verschijnen, maar met hen is er geen gesprek. Zij moeten in Zijn bijzijn worden afgeslacht. Zijn koningschap is een rechtvaardig koningschap. Hij regeert in gerechtigheid, zowel in beloning als in oordeel over het kwaad.

Copyright information for DutKingComments