Luke 8:40-56

Jaïrus smeekt de Heer voor zijn dochter

Als de Heer terugkeert, wacht Hem een hartelijke ontvangst. Allen zien naar Hem uit. Zo zal de Heer in de toekomst door Zijn volk in waarheid worden ontvangen. Nu is het nog vanwege Zijn weldaden en niet vanwege de nood van hun zonden, maar de houding is prachtig. Zien wij ook naar Hem uit? Hij kan elk ogenblik komen, want Hij heeft gezegd: ‘Ik kom spoedig.’

Uit de menigte maakt zich een man los. Het is Jaïrus, een overste van de synagoge. Als overste van de synagoge is Jaïrus een vooraanstaande en voorname Jood die nauw verbonden is aan de wet. Hij is geen tegenstander van de Heer. Integendeel, in zijn nood doet hij een beroep op Hem, terwijl hij aan Zijn voeten valt.

Iedereen ziet die houding, maar hij schaamt zich daar niet voor. Hij smeekt de Heer in zijn huis te komen. Dit is de manier waarop een Jood genezing verwacht. Hij verwacht dat de Messias komt naar de plaats waar hij woont. Bij de heidense hoofdman hebben we een geloof gezien dat groter is, want hij geloofde in de kracht van het woord van de Heer (Lk 7:7).

De nood van Jaïrus betreft zijn enige dochter. Ze is twaalf jaar en ligt op sterven. Ze is opgevoed in de sfeer van de wet, maar dat heeft niet kunnen voorkomen dat ze nu op sterven ligt. Het beroep dat Jaïrus op de Heer doet, is niet tevergeefs. Omringd door de menigte begeeft Hij Zich op weg naar het huis van Jaïrus. De toestand van het meisje geeft de toestand van het volk weer. Het volk ligt op sterven en de Heer is gekomen om het volk gezond te maken.

De bloedvloeiende vrouw

In de menigte is nog iemand met een nood. Het is een vrouw die twaalf jaar lang bloedverlies heeft geleden. Zij heeft zich verborgen gehouden. Haar bloedvloeiing maakte haar onrein (Lv 15:19-27) en ook ongeschikt voor de eredienst. De vrouw mocht niet mee-eten van het vredeoffer. Ze was daarvan verstoten, al twaalf jaar lang.

In verbinding met de leeftijd van de dochter van Jaïrus – zij was immers twaalf jaar – laat het zien dat het volk zijn hele geschiedenis lang, vanaf zijn begin, onrein is geweest. De dochter stelt de toestand van heel Israël voor, waarnaar de Heer op weg is om hun leven te geven. De vrouw stelt de enkeling van het volk voor die zich van de menigte losmaakt om nu al genezing te vinden op grond van persoonlijk geloof.

Het leven vloeide langzaam uit haar weg. Ze had alles wat ze had om van te leven uitgegeven om van haar kwaal te worden genezen. Alle artsen die ze had bezocht en betaald om genezen te worden, hadden haar niet kunnen genezen. Ze heeft geen cent meer en geen hoop op herstel. Er rest haar nog slechts één mogelijkheid: Christus.

Zo is het bij talloze mensen geweest die van alles hebben geprobeerd om vrede in hun hart te krijgen. Ze hebben kapitalen uitgegeven, maar het heeft hun geen innerlijke rust gegeven. Ze hebben van alles gedaan, maar in plaats van rust te vinden is de rusteloosheid alleen maar groter geworden. Totdat ze in hun nood met de Heer Jezus in aanraking kwamen. Toen ze hun leven aan Hem toevertrouwden, vonden ze rust en vrede.

De vrouw blijft in de menigte, maar ze weet zo dicht bij de Heer te komen, dat ze de zoom van Zijn kleed kan aanraken. Zodra ze dat heeft gedaan, merkt ze dat ze genezen is. De bloedvloeiing houdt onmiddellijk op. Het is slechts een aanraking en dat aan het onderste deel van Zijn kleed, maar ze ontvangt de volle zegen omdat ze het in geloof heeft gedaan. De zoom wil zeggen de kwasten onder aan het kleed waarin de hemelsblauwe draad verweven is (Nm 15:38). Ze heeft zich diep gebukt om een beroep te doen op de hemel, waarvan de hemelsblauwe draad spreekt.

Zij raakte de Heer van achteren aan, maar Hij wil haar in Zijn tegenwoordigheid brengen, van aangezicht tot aangezicht. Hij wil haar laten weten dat Hij van harte instemt met haar genezing. Het lijkt nu immers alsof zij die genezing gestolen heeft, maar in werkelijkheid ligt de oorzaak in de aanraking van het geloof. Daarom zegt Hij: “Wie is het die Mij heeft aangeraakt?”

Als allen het ontkennen, proberen Petrus en anderen de Heer het onlogische van Zijn vraag te laten zien. Hoe kan Hij dat nu toch vragen! De menigten dringen tegen Hem op. Velen hebben Hem aangeraakt. Het is ook wel zo dat iedereen die direct om Hem heen is, Hem heeft aangeraakt, maar dat zijn geen aanrakingen die in geloof zijn gedaan.

De Heer vraagt niet verder, maar stelt vervolgens dat iemand Hem heeft aangeraakt. Het was niet het dringen van de menigten. Dat gebeurde geheel onopzettelijk. De aanraking die Hij heeft gemerkt, was een bewuste aanraking, een aanraking in geloof in Wie Hij is. Iemand had in waarachtig geloof tot Hem de toevlucht genomen, hoe zwak dat geloof ook was.

Het dringen van de menigten deed geen kracht van Hem uitgaan. Op die manier genas de Heer niet. Zulk dringen is van geen nut om een zegen van Hem te krijgen. Maar de gelovige die zich in Zijn nabijheid bevindt en Hem, hoe bescheiden en verlegen ook, aanraakt, krijgt altijd een zegen van Hem.

Dan maakt de vrouw zich bekend. Bevend komt ze bij de Heer. Ze valt voor Hem neer en vertelt, terwijl het hele volk het hoort, waarom ze Hem heeft aangeraakt en dat ze onmiddellijk gezond is geworden. De vrouw geeft een geweldig geloofsgetuigenis voor het volk over de Heer Jezus en Zijn macht.

Nadat zij openlijk de “hele waarheid” (Mk 5:33) heeft verteld, ontvangt zij van de Heer de zekerheid van de vergeving van haar zonden. Hij gebruikt met opzet het woord “dochter” omdat Hij daarmee Zijn genegenheid voor haar tot uitdrukking brengt om haar vrees en ongerustheid weg te nemen. Vervolgens geeft Hij voor haar ziel wat alleen Hij kan geven: vrede.

Wat een vreugde zal het ook later voor haar zijn, zich de woorden te herinneren die Hij tot haar heeft gesproken. Hij heeft haar Zijn garantie gegeven door haar te vertroosten toen zij zo vreesachtig was. Hij heeft haar geloof erkend, hoe zwak dat ook was, en haar ten slotte weggezonden met een boodschap van vrede. Dit is meer waard dan de genezing van het lichaam.

De dochter van Jaïrus is gestorven

Jaïrus, die het eerst bij de Heer is gekomen, ontvangt niet als eerste de zegen. Die is voor de vrouw die onderweg een beroep op de Heer heeft gedaan. Zo is het met Israël, van wie Jaïrus een beeld is, en de gelovigen uit de volken, van wie we in de vrouw een beeld kunnen zien. De Heer was onderweg om Israël te genezen, maar Hij is door het volk verworpen. Dat heeft de weg vrij gemaakt om de volken te zegenen. Dat is de tijd waarin wij nu leven.

De Heer heeft ook voor Israël genezing, zelfs als het leven er totaal uit verdwenen is. Na de periode met zegen voor de volken komt Hij terug om ook Israël tot leven te wekken. Dat toont het vervolg van de geschiedenis, waar we de werkelijke toestand van Israël zien. Israël is niet slechts ziek, het volk dood, maar Christus bezit in Zichzelf opstandingsleven.

Blijdschap en verlossing krijgen we alleen door het geloof in Zijn Persoon, in de Goddelijke kracht in Hem, in de genade die komt om deze kracht uit te oefenen. De Joden zijn lang opstandig geweest in hun ongeloof. Ze hebben lang geprobeerd om de Naam uit te roeien van Hem, Die door bepaalde uitspraken Zichzelf aan God gelijk maakte. Toch zullen ook zij hun verworpen Messias erkennen als hun Heer en hun God en hun verdorde beenderen zullen leven (Ez 37:1-10).

Heel Israël – dat wil zeggen het gelovig overblijfsel – zal ten slotte behouden worden (Rm 11:25-26). Het volk zal bloeien en uitbotten en de oppervlakte van de aarde vervullen met vruchten! Die belofte ligt opgesloten in de opwekking van het gestorven meisje. Hij Die de vader van het meisje beval niet te vrezen maar te geloven, zal de belofte vervullen die Hij eens heeft gegeven.

De geschiedenis bevat ook veel wat ons in ons persoonlijk geloofsleven bemoedigt. De Heer is op aarde om de genade van God bekend te maken voor alle mensen. Van die genade mogen ook wij drinken door de lessen uit deze geschiedenissen op onszelf toe te passen.

Terwijl de Heer nog spreekt, komt er iemand van de overste van de synagoge met een mededeling voor de overste. Zijn dochter is gestorven. Op de mededeling volgt ook nog de gelaten uiting dat de Meester daarom niet langer hoeft te worden lastiggevallen. Alsof we Hem lastigvallen als er naar onze gedachten toch niets meer te redden valt. Als er naar onze beoordeling van de situatie niets meer te redden valt, komt het juist aan op geloof. Dat is ook wat de Heer antwoordt als Hij het bericht hoort.

Hij heeft Zich op weg naar het huis van Jaïrus begeven om diens dochter te genezen. Dan kan het niet zo zijn dat daar door een ‘toevallig’ oponthoud niets meer van terechtkomt. De Heer kent de zwakheid van het geloof en stelt Jaïrus eerst gerust met de bemoediging: “Wees niet bang.”

Zo komt Hij tegemoet aan ons zwakke geloof. Wat voor het zwakke geloof een verhindering lijkt te zijn dat Hij uitkomst kan geven, zal Hij gebruiken om des te duidelijker Zijn macht van genade te tonen. De macht van Zijn genade blijkt het meest als de situatie het meest hopeloos is.

Na de bemoediging om niet bang te zijn zegt de Heer dat Jaïrus moet doen wat overblijft als de situatie volkomen hopeloos is: “Geloof alleen.” Hiermee zegt Hij: ´Stel je vertrouwen volledig op Mij.´

De dochter van Jaïrus opgewekt

De Heer komt bij het huis. Hij laat alleen de drie discipelen die met Hem op de berg waren, mee naar binnen gaan, met de vader en moeder van het meisje. Zij mogen er getuige van zijn hoe Hij haar tot leven brengt. Voor de drie discipelen zal het weer een bijzondere bemoediging zijn met het oog op hun latere dienst voor de Heer. De vader en moeder mogen er ook bij zijn, want Hij wil het kind direct weer aan hun zorg toevertrouwen. Ze hebben hun zorg getoond door Zijn hulp in te roepen.

Er zijn ook mensen aanwezig die alleen de dood zien, maar die staan buiten de deur. Hij zegt hun dat ze kunnen stoppen met huilen omdat het meisje niet gestorven is, maar slaapt. Voor Hem is de dood een slaap waaruit Hij iemand kan wakker maken. Waar Hij is, moet de dood wijken. Er is ook nooit iemand gestorven in de directe omgeving van de Heer. De mensen die over het meisje huilen en weeklagen, draaien bij het horen van Zijn woorden om als een blad aan een boom en beginnen spottend te lachen. Ze lachen Hem uit. Zo weinig begrijpen deze mensen van de macht van God. Ze hebben geen oog voor de macht van het leven in Hem.

De Heer antwoordt hun niet, maar grijpt de hand van het kind. Dan roept Hij de woorden: “Kind, sta op.” Hij roept, want ze moet wakker worden. Hij roept “de woorden”, want Zijn woorden wekken haar tot leven. Het meisje hoort de stem van de Zoon van God en haar geest keert in haar terug en ze wordt levend (Jh 5:25). Zoals de bloedvloeiing “onmiddellijk” ophield (Lk 8:44; 47), zo is ook hier “onmiddellijk” resultaat. Er is geen proces van wakker worden. Ze staat onmiddellijk op.

De zorg van de Heer gaat verder dan haar leven te geven. Hij gebiedt dat men haar te eten geeft. Ze heeft veel geleden en moet weer op krachten komen. Het is ook van belang bij ieder die nieuw leven ontvangt dat hij te eten krijgt. Het nieuwe leven moet worden gevoed met gezond geestelijk voedsel. Dat is in de eerste plaats Gods Woord.

De ouders die zo in de sfeer van de wet hebben geleefd en hun kind met de wet hebben opgevoed, zijn diep onder de indruk van de genade van de Heer. Al hun goede bedoelingen waren erop gericht dat hun kind zou leven, maar ze hebben moeten constateren dat het enige resultaat de dood was. Nu hebben ze een beroep gedaan op Iemand Die genade bewijst en ze hebben het leven voor hun dochter gekregen.

Genade is altijd een zaak die ontzetting bewerkt bij hen die in een wettische sfeer leven. In verbinding met Zijn dienst wil de Heer dat dit wonder verborgen blijft, want Hij moet aangenomen worden op grond van het getuigenis dat Hij geeft aan het geweten en het hart. De opwekking van de dochter van Jaïrus is een voorbijgaande daad, hoewel vol van levenskracht. Het is een incidentele gebeurtenis. De tijd die gekenmerkt zal worden door een algemene zegen, is er nog niet. Daarom beveelt de Heer hun tegen niemand te zeggen wat er is gebeurd. Als Hij Zelf niet aangenomen wordt, als men weigert Zijn woord aan te nemen, is het tevergeefs om Zijn kracht algemeen openbaar te maken.

Copyright information for DutKingComments