Luke 9:46-56

De grootste in het koninkrijk

In de Lk 9:46-56 zien we dat we niet alleen te maken hebben met machten om ons heen, maar ook met een macht in ons. Die macht is het vlees. We zien drie verschillende zijden van het zelfzuchtige vlees in de gelovige die hem verhinderen om in de voetstappen van de Heer Jezus te wandelen. Eerst is er de persoonlijke zelfzucht, het zichzelf belangrijk vinden en zichzelf aan anderen afmeten (Lk 9:46-48). In de Lk 9:49-50 vinden we een tweede vorm van zelfzucht. Daar gaat het meer om een collectieve zelfzucht, het belang van de groep, van de gemeenschap waarvan we deel uitmaken. De derde vorm van zelfzucht is de zelfzucht die zich bekleedt met de schijn van ijver voor de Heer, maar zonder werkelijk in overeenstemming met Hem te zijn (Lk 9:51-56).

In de Lk 9:46-48 zien we dat de discipelen overleggen wie van hen wel de grootste is. Dat is een kwalijke zaak. Ze vinden zichzelf allemaal belangrijker dan de ander en ieder eist de beste post op in het koninkrijk dat hun Meester gaat oprichten. Hier vinden we de ware reden van het verborgen blijven van de woorden die de Heer heeft gesproken over Zijn verwerping en lijden. Als dat met Hem zou gebeuren, zou er van hun droom niets terechtkomen.

Dromen over een toppositie in het komende rijk is een aangename bezigheid. Er is echter concurrentie. Daarom moet er maar eens worden gepraat over een verdeling van de posten, want het is beter duidelijk te laten horen waar jij de beste in bent en over welk ministerie jij de scepter wilt zwaaien, dan straks met een onbeduidende plaats genoegen te moeten nemen. De lobby is begonnen.

De Heer ziet wat er in hun hart omgaat. Hij wil hun een les leren door een kind dat Hij bij Zich plaatst. Hij “nam” dit kind. Hij beschikt erover, zonder toestemming aan de ouders te hoeven vragen. Hij “plaatst het bij Zich”, Hij vereenzelvigt Zich ermee. Door deze handeling laat Hij de waarde van een kind zien.

Een kind telt in de ogen van volwassen mensen niet mee. Kinderen leveren geen bijdrage aan de oplossing van de grote vraagstukken van het leven. Soms worden ze zelfs als hinderlijk ervaren in het nastreven van carrière. En met dat laatste zijn de discipelen bezig.

De Heer wijst hen op het kind dat bij Hem staat en spreekt over het ontvangen ervan in Zijn Naam. Hij verbindt Zijn Naam aan dit kind. Wie in dit kind Hem ziet en het kind daarom ontvangt, ontvangt Hem. Zo pretentieloos als dit kind is, is Hij. Iemand moet net zo zonder enige aanmatiging zijn als Hij om daar oog voor te hebben. Het niet op zijn rechten staan, het hem toekomende niet opeisen, is wat Hij laat zien en waarin Hij navolging vraagt.

Wie dat met Hem deelt, ontvangt allen die in deze wereld niet in tel zijn vanwege hun gelijkvormigheid aan Hem. Door hen te ontvangen, ontvangen ze de Heer Jezus en door Hem te ontvangen, ontvangen ze Zijn Zender, God. Dat is de beloning voor ieder die de geringste wil zijn en aan anderen de voorrang geeft. Ware grootheid is verbonden aan en te zien in ieder die de minste plaats wil innemen. Die ware grootheid zien we bij Christus. De discipelen zijn daar ver vandaan met hun geredetwist over wie van hen de grootste is.

‘Wie niet tegen u is …’

Johannes voelt zich mogelijk zozeer aangesproken door wat de Heer zojuist heeft gezegd, dat hij een gebeurtenis aanhaalt die eerder heeft plaatsgevonden. Hij herinnert zich dat ze een tijdje geleden iemand hebben gezien die in de Naam van de Heer bezig was demonen uit te drijven. Dat kon natuurlijk niet, want de man had zich niet bij hen aangesloten. Daarom hadden zij – hij en zijn medediscipelen – het hem verhinderd.

Door het gebruik van het woord “ons” laat Johannes zien dat hij en de anderen aan het collectief, de groep, waarde toekennen. Zij maken ‘ons’ belangrijk, terwijl de Heer net heeft duidelijk gemaakt dat het enig belangrijke Zijn “Naam” is. Daar komt bij dat de man iets heeft gedaan waarin zijzelf zojuist nog hebben gefaald (Lk 9:40).

Johannes en zijn medediscipelen zijn ongetwijfeld op de juiste plaats, bij de Heer, maar dat betekent niet dat anderen dat niet zijn. Zo heeft de Heer bijvoorbeeld de bezetene, die graag bij Hem had willen blijven, naar huis gestuurd om daar te getuigen (Lk 8:38-39). Zo heeft Hij voor ieder van de Zijnen een aparte opdracht en ook los van de groep waartoe wij behoren.

In wat Johannes zegt, klinkt door dat wat hem betreft iemand de Heer alleen kan volgen als hij zich bij de groep heeft aangesloten waartoe hijzelf behoort. Te menen dat alleen de eigen groep garant staat om door de Heer gebruikt te worden, is hoogmoed en sektarisme. De Heer wijst Johannes terecht. Hij moet geen werk verhinderen dat in Zijn Naam gebeurt. Dat werk is niet tegen hen gericht, maar voor hen.

De Heer spreekt niet over ‘tegen Mij’ of ‘voor Mij’, maar over “tegen u” en “voor u”. Of Johannes het nu prettig vindt of niet, de Heer verbindt het werk van deze man met het werk dat de discipelen mogen doen. De man is geen concurrent, maar een medewerker in de dienst van de Heer. Het is soms moeilijk om te aanvaarden dat de Heer anderen die een andere weg dan wij gaan, meer zegent dan ons. Het is kwalijk daarover kwaad te spreken of dat zelfs te willen verhinderen.

Weigering om de Heer te ontvangen

Hier begint Lukas aan de beschrijving van de gebeurtenissen die uitlopen op het lijden en de dood van de Heer in Jeruzalem. Dit gedeelte loopt door tot Lukas 19:44. De Heer Jezus richt Zijn gezicht vastbesloten naar Jeruzalem. Hij ziet er ook al overheen, want na Zijn lijden en dood zal Hij opstaan en zal Hij in de hemel worden opgenomen. Hij ziet op de vreugde die voor Hem ligt en die Hem zal helpen het kruis te verdragen en de schande te verachten (Hb 12:2). Evenals de uitdrukking “Zijn uitgang” (Lk 9:31) is ook de uitdrukking “dagen van Zijn opneming” een uitdrukking die alleen door Lukas en niet door de andere evangelisten wordt gebruikt.

Hoewel Hij weet wat Hem in Jeruzalem wacht, zendt Hij als ware Koning Zijn boden voor Zich uit om Zijn komst voor te bereiden. Hij kiest een dorp van Samaritanen als tussenstation uit. Wat een genade dat Hij op Zijn reis naar Jeruzalem dit dorp aandoet om ook hen bekend te maken met die genade van God. Maar de Samaritanen ontvangen Hem niet. De discipelen zullen bij hun zoektocht naar een verblijfplaats hebben gezegd wat hun Meester van plan is, waarheen Hij op reis is. Hij is op reis naar Jeruzalem ter gelegenheid van het aanstaande paasfeest – niet om eraan mee te doen, maar om het te vervullen.

Als de Samaritanen horen waarheen Hij op weg is, sluiten zij hun deuren voor Hem. Ze verklaren Hem als ongewenste Persoon. Ze hebben de tijd waarin naar hen wordt omgezien, niet erkend. Toch is de genade later ook naar hen gegaan en velen van de Samaritanen, mogelijk ook in dit dorp, hebben gehoord dat Hij in Jeruzalem is gestorven en dat het ook voor hen is (Hd 8:5-8; 12; 25).

De houding van de Samaritanen vervult de broers Jakobus en Johannes met toorn. Hier wordt hun Meester oneer aangedaan. Dit kunnen ze niet tolereren. Ze stellen voor dat zij vuur uit de hemel laten komen om dit dorp te verteren. Heeft Elia dat ook niet gedaan, toen ze hem respectloos behandelden (2Kn 1:10; 12)?

Hun voorstel komt voort uit het gevoel belangrijk te zijn vanwege hun verbinding met de Heer. Als hun Heer respectloos wordt behandeld, voelen zij dat als een persoonlijke belediging. Omdat zij door dit optreden feitelijk alleen zichzelf willen handhaven, worden ze blind voor de genade die hun Meester kenmerkt, juist als Hem oneer wordt aangedaan. Zij willen vuur uit de hemel laten komen, terwijl hun Heer uit de hemel is gekomen om genade te brengen.

Met een geest zoals die in de broers tot uiting komt, wil Hij niets te maken hebben. Hij keert hun de rug toe en bestraft hen om hun voorstel. Ze beseffen niet van welke geest ze zijn, wat hun gezindheid is. Wat zij willen, is vreemd aan Zijn gezindheid van genade. Wat zij voorstellen, komt niet van Hem.

Hij zegt tegen hen dat Hij, de Zoon des mensen, niet gekomen is om zielen van mensen te verderven, maar te behouden. Wat hebben ze nog weinig begrepen van wat Zijn Naam ‘Zoon des mensen’ betekent. Hij is waarachtig Mens geworden, een Mens zoals God hem bedoelt. God heeft Hem als Mens onder mensen gezonden om Zijn welbehagen in mensen te laten zien. En nu willen zij dat Hij hun toestemming geeft kostbare zielen van mensen te verderven door vuur van de hemel te laten neerdalen.

Evenals bij de Gerasenen (Lk 8:37) aanvaardt de Heer hier de weigering Hem te ontvangen en gaat naar een ander dorp. Dat is de gezindheid van de genade die niet eist, maar zich vernedert, waardoor die gezindheid des te meer schittert.

Copyright information for DutKingComments