Mark 11:25

De les van de verdorde vijgenboom

Weer gaat de Heer in de avond de stad uit omdat Hij er niet wil overnachten. De volgende dag is het dinsdag. Als ze weer onderweg zijn naar Jeruzalem, komen ze langs de vijgenboom die door Hem is vervloekt. Het valt de discipelen op dat de boom volkomen verdord is. Het schiet Petrus te binnen wat de Heer heeft gezegd. Hij wijst Hem op de verdorde vijgenboom en haalt aan wat Hij tegen de vijgenboom heeft gezegd.

Voor de Heer is het vanzelfsprekend wat er is gebeurd, maar de discipelen kunnen ervan leren. Hij wijst hen op het geloof in God. Dat moeten ze hebben, daar gaat het om. Het gaat niet om geloof op zich, maar om geloof in Gód, om het volledig vertrouwen van Hém. Het grote geheim is al onze gedachten op Hem te richten, de dingen met Hem te beoordelen en alleen voor en vanuit Hem te handelen. Wie geloof heeft in God, in een God Die handelt in overeenstemming met wat van Hem verwacht mag worden, krijgt wat hij gelooft. Het gaat niet om een groot geloof in God, maar om geloof in een grote God.

De Heer spreekt over deze berg, dat is een bepaalde berg. Het is de berg die de onwrikbaarheid van het hele Joodse systeem voorstelt, waaraan nooit iets zal veranderen in zijn verzet tegen God en zijn verwerping van Christus. God heeft deze berg in de zee, de volkenzee, geworpen en dat als antwoord op het geloof van de Zijnen. Het geloof ziet de afvalligheid van het volk en doet als Elia een beroep op wat God heeft gezegd als het volk afdwaalt. Elia bad om het onthouden van de zegen van de regen (Jk 5:17; 1Kn 8:35). Het geloof doet dat omdat dit de enige manier is waarop God het volk tot inkeer kan brengen (Rm 11:11-15).

Er is ook een andere toepassing, namelijk dat geloof in deze God de grootste berg van moeilijkheden die een zwakke discipel in zijn dienst voor de Heer zou kunnen tegenkomen, doet verdwijnen. Alleen moet dit geloof beoefend worden zonder te twijfelen (Jk 1:5-6). Het moet ook niet de werking van een sterke eigen wil zijn, maar het bewustzijn van de tegenwoordigheid en de tussenkomst van God.

Geloof spreekt met een gezag waaraan God Zijn macht verbindt. Geloof claimt niet, maar weet zeker dat iets naar de wil van God is. Op grond van de kennis van Gods wil spreekt het geloof het Woord met gezag, zodat het niet verbaast dat gebeurt wat met gezag in geloof gesproken is.

Het woord “daarom” (Mk 11:24) slaat terug op wat de Heer zojuist heeft gezegd over geloof in God. Hij bevestigt en versterkt de kracht van het geloof. Hij moedigt aan om te bidden en te vragen in het geloof dat ze zullen krijgen waar ze om vragen. God doet niets liever dan dit vertrouwen beantwoorden met het geven van het gevraagde. Zo is Hij.

De opmerking van de Heer over vergeven (Mk 11:25) hoort nog bij het bidden en vragen in geloof. Hij wijst er hier op dat, om te krijgen wat gevraagd wordt, het noodzakelijk is de juiste gezindheid te hebben. Als we iets van God vragen, terwijl er in ons hart wrok tegen een broeder of zuster is, zullen we niets krijgen. God kan niet antwoorden als wij iets tegen iemand hebben en dat niet willen vergeven. Bij het bidden is een gezindheid van vergeving belangrijk. Die gezindheid is de gezindheid van God Die ons ook wil vergeven als we iets tegen Hem hebben gedaan. Bij vragen in geloof hoort een handelen tegenover anderen in het besef van de genade die ons door onze Vader is bewezen. Dan zal verhoring plaatsvinden.

Copyright information for DutKingComments