Mark 13:34

Dag en uur onbekend

De Heer Jezus zegt als de ware Dienaar en Profeet Die God op aarde dient dat het precieze tijdstip van Zijn komst onbekend is. Als de eeuwige God weet Hij alles, als Dienaar onderwerpt Hij Zich aan God en weet Hij niet alles. Dit is voor ons niet te begrijpen, net zomin als wij kunnen begrijpen dat Hij kon toenemen in wijsheid en in grootte en in gunst bij God en mensen (Lk 2:52). Als wij het zouden kunnen begrijpen, zouden wij ook begrijpen wat het is dat Hij tegelijk waarachtig God en waarachtig Mens is. Dit is voor ons echter onmogelijk, want dan zouden wij God gelijk zijn. Zijn onbekendheid met dag of uur toont aan hoe waarachtig Mens Hij is.

Dat het uur aanstaande is, voor de deur, wil nog niet zeggen dat het ogenblik van Zijn komst ook berekend kan worden. De begeleidende verschijnselen van de komst van de Zoon des mensen geven aan dat Hij binnenkort komt, maar Zijn komst zelf zal gebeuren met de snelheid van de bliksem.

Nog eens zegt Hij dat ze moeten uitkijken, opletten. Ze moeten waken, dat is bewust wakker zijn, geen rust kunnen vinden in een wereld, waarin Hij ook geen rust kan vinden. Het is niet een angstig uitzien, maar een vertrouwend en hoopvol uitzien. Daarom voegt Hij eraan toe dat ze moeten bidden. Bidden wil zeggen vertrouwen dat het God niet uit de hand loopt.

Terwijl ze zo waken en bidden, geeft de Heer ook een opdracht. Er is werk te doen voor iedere dienaar. Hij stelt Zichzelf voor als een mens die zijn huis, dat is het huis van Israël, verlaat en buitenslands gaat, dat wil zeggen dat Hij teruggaat naar de hemel, terwijl Hij opdrachten geeft aan hen die achterblijven. Bij Zijn terugkeer naar de hemel heeft Hij aan Zijn slaven macht en aan ieder zijn werk – niet: zijn gave – gegeven. Dat is in overeenstemming met dit evangelie waar de Heer Jezus de Dienaar is en Zijn discipelen leert hoe zij moeten dienen.

Na Zijn heengaan is Zijn eigen dienst op aarde voorbij. Hij laat die voortzetten door Zijn slaven. Hier is geen sprake van een geven van talenten om er handel mee te drijven (Mt 25:15), maar hier heeft ieder zijn werk als slaaf. Het gaat om dienst in het huis – voor ons is dat het huis van God, de gemeente – waarin iedere dienaar zijn opdracht heeft. Ieder van ons kan op het terrein dat de Heer geeft met gezag optreden, want daartoe heeft Hij aan Zijn slaven macht gegeven.

De deurwachter krijgt apart te horen dat hij moet waken. Hij moet erop toezien dat er geen kwaad het huis binnenkomt in de vorm van boze personen of verkeerde leer. De Heer benadrukt het belang en de noodzaak van het waken echter niet alleen met het oog op het verkeerde dat in het huis zou kunnen komen, maar ook met het oog op de komst van Hemzelf als de Heer van het huis. Zoals al is opgemerkt, kunnen we in dit huis een beeld zien zowel van het huis Israël als van de gemeente.

Hoe zal Hij ons aantreffen? Slapend? Ook als christenen kunnen we in slaap vallen en Zijn komst uit het oog verliezen. In slaap vallen wil zeggen dat we op de ongelovigen lijken die doden zijn (Ef 5:14).

De Heer besluit Zijn rede met voor de vierde keer in dit korte gedeelte (Mk 13:32-37) de opdracht te geven om te waken. Over het hoofd van de discipelen heen zegt Hij het “tot allen”, zonder uitzondering, dat wil zeggen nadrukkelijk ook tegen ons. Het hart moet toebereid zijn om Hem te ontvangen. Als we ophouden met uitzien naar Zijn komst, zullen we ons op de dingen van de aarde gaan richten. We hebben dan de eerste stap gezet op de weg van het verval. Daarom is het van levensbelang te waken om naar Hem uit te zien.

Copyright information for DutKingComments