Philippians 1:8

Paulus’ liefde voor de Filippenzen

Fp 1:7. Paulus gaat zijn voorgaande opmerkingen nu onderbouwen, dat wil zeggen zijn opmerkingen over zijn danken en bidden voor hen en over hun gemeenschap met het evangelie en dat God Zijn werk in hen zal afmaken. Al die goede gedachten over hen noemt hij om meerdere redenen “terecht”. Eén reden is dat hij hen in zijn hart heeft. Hij weet dat zij niet zo af en toe aan hem denken, want hij hoort helemaal bij hen. Ook al is hij lichamelijk niet bij hen, hij draagt hen in zijn hart. Daar voelt hij hun liefde voor hem. Zij koesteren een voortdurende liefde voor hem, want zij hebben hem ook in hun hart.

Ik denk dat jij daarin de Filippenzen kunt navolgen. Jij kunt ook ‘Paulus’ in je hart sluiten, hem liefhebben. Dat doe je als je het onderwijs in zijn brieven liefhebt, die brieven leest en ter harte neemt. Je zult merken dat wat van de Filippenzen gezegd kan worden, dan ook van jou gezegd kan worden. Anderen zullen voor je danken en bidden, ze zullen opmerken dat je in en voor het evangelie leeft; ze zullen zien dat God in je werkt en dat Hij Zijn werk zal afmaken.

Een andere reden waarom het terecht is dat hij al die goede dingen van hen denkt, heeft te maken met hun praktijk. Hun liefde voor hem heeft handen en voeten. Ze zijn naast hem gaan staan in zijn verdediging van het evangelie. Waar het evangelie wordt gepredikt, wordt het ook aangevallen. Samen met Paulus hebben ze de vijand weerstaan en anderen gewezen op de enige weg tot behoud en op alle zegen die het evangelie bevat. Hun eigen bekering is een bevestiging van de waarheid van het evangelie.

Er kan veel gediscussieerd worden over allerlei onderwerpen, maar levende en levendige getuigen die vertellen wat er met hen is gebeurd door het aanvaarden van het evangelie, zijn niet te loochenen. Je zult hen moeten doden om hen de mond te snoeren. En zelfs dan nog zullen ze blijven spreken (Hb 11:4). En wie meent de loop van het evangelie te stoppen door de predikers ervan in de gevangenis te werpen, vergist zich ook zeer. Dat is met Paulus gebeurd. Alles wat de vijand daarmee heeft bereikt, is slechts het openen van een nieuwe weg voor het evangelie.

“Mijn genade” waarover Paulus spreekt, is de genade die hem in staat stelt om zijn ketenen te dragen en het evangelie te verdedigen en te bevestigen. Hij ervaart zowel het opsluiten als het prediken als een persoonlijke, ”mijn”, genade. In die genade, zo zegt hij tegen de Filippenzen, zijn jullie mijn “mededeelgenoten”. Jullie allemaal delen in de genade die mijn deel is.

Je ziet hoe Paulus en de Filippenzen een eenheid vormen. Samen iets delen bevordert de eenheid en gemeenschap. Maak jij jezelf een met werkers voor de Heer in hun omstandigheden en in hun werk? Dan zul je ook delen in de genade die zij daarvoor ontvangen. Het gaat niet om de personen, het gaat om God en de Heer Jezus. Waar het bewustzijn van genade toeneemt, zal ook de toewijding aan de Heer en de saamhorigheid van de gelovigen toenemen. Dat geldt voor de gelovigen die samen een plaatselijke gemeente vormen. Dat geldt ook voor de verhoudingen tussen een plaatselijke gemeente en een werker ergens in de wereld.

Fp 1:8. Als er dan zo’n innige band van gemeenschap is, kan het niet anders of je wilt dat ook op de meest concrete wijze beleven. Je wilt elkaar zien en bij elkaar zijn. Paulus wil dat zij weten hoezeer hij hen liefheeft en naar hen verlangt. Dat hij God daarbij als zijn Getuige aanroept, is niet omdat hij bang is dat de Filippenzen hem niet zullen geloven. Het is alsof hij voor zichzelf naar de krachtigste uiting zoekt om zijn verlangen naar hen te onderstrepen. Zijn verlangen naar hen heeft niets met menselijke sympathie te doen. Hij wil hen niet zien omdat ze aardig voor hem zijn. Hij wil bij hen zijn omdat zijn hart naar hen uitgaat.

Het woord “hart” is letterlijk ‘ingewanden’ en duidt de innerlijke emotie of genegenheid aan. Het zijn echter geen gewone menselijke emoties, het is de genegenheid “van Christus”. Paulus laat hier zien dat zijn genegenheid voor hen vergeleken kan worden met de gevoelens van Christus voor de gemeente. Dan hebben we niet alleen de aardige broeders en zusters lief, maar allen, zonder onderscheid. Het is belangrijk zulke gevoelens te ontwikkelen in onze betrekkingen met onze broeders en zusters.

Fp 1:9. Hij heeft al gezegd dat hij voor hen dankt en bidt en wat daarvoor de aanleidingen zijn (Fp 1:3-5). Nu vertelt hij wát hij aan God vraagt. Liefde beperkt zich nooit tot het noodzakelijke. Het hoort bij de aard van de liefde dat zij altijd overvloeit. Hier gaat Paulus zelfs zo ver, dat hij spreekt over “nog meer en meer … overvloeien”. Als de kraan van de liefde eenmaal is opengedraaid, wordt de stroom van liefde steeds groter.

Die stroom van liefde heeft wel een kanaal nodig. Liefde is nooit verkwistend of onberekenbaar. Daarom wenst hij dat hun liefde geleid zal worden door “kennis en alle inzicht”. Liefde gaat niet dom te werk. Er is geestelijke ‘kennis’ nodig voor het uiten en bewijzen van liefde. Anders wordt liefde een uitgehold begrip. We moeten weten wat de Bijbel onder liefde verstaat. Dan zal nooit op iets het etiket ‘liefde’ worden geplakt wat in werkelijkheid een zondige verhouding is. Echte liefde zal juist op het zondige van een dergelijke verhouding wijzen. De zonde moet geoordeeld worden opdat Gods liefde weer kan worden genoten.

Aan zijn gebed om geestelijke kennis voegt Paulus nog toe ‘en alle inzicht’. Je kunt wel iets weten, maar het is wat anders om daar op de goede manier en op de juiste tijd gebruik van te maken. Daar is inzicht in een bepaalde situatie of omstandigheid voor nodig. En niet een klein beetje inzicht, maar niets minder dan ‘alle’ inzicht. Ga er maar aan staan. Nou, dat kunnen we uit onszelf niet. Daarom is een dergelijk gebed zo belangrijk. Dat kun je voor jezelf en anderen wel aan je gebedsonderwerpen toevoegen.

Fp 1:10. Liefde, geleid door kennis en inzicht, is nodig “om te beproeven wat het beste is”. Je ziet hoe positief hier alles wordt benaderd. Beproeven wat het beste is, is heel wat anders dan alleen maar mijden wat kwaad is, of krampachtig proberen niet te zondigen. ‘Beproeven’ wil zeggen nauwkeurig en zorgvuldig onderzoeken of iets echt is en vervolgens op grond van dit onderzoek je keus maken. Het is het beproeven of iets het waard is aangenomen te worden.

Iemand voor wie Christus alles is, neemt geen genoegen met iets dat minder is dan het beste. Het goede is niet goed genoeg, alleen het beste is goed genoeg. Bij de tijdelijke dingen zoek je toch ook naar het beste, waarom zou je dat dan niet bij de geestelijke dingen doen? ‘Het beste’ is alles waardoor je Christus beter leert kennen en waardoor je leven tot Zijn verheerlijking zal zijn.

Een paar voorbeelden:

1. Je zult de beste bijbelvertaling willen gebruiken.

2. Je zult bij een plaatselijke gemeente willen horen waar de Heer Jezus centraal staat en het Woord van God in zijn volle gezag wordt erkend.

3. Je zult een beroep willen hebben waarin je tot Gods eer kunt werken.

4. Je zult je vrije tijd willen besteden op een manier waarvoor je Hem kunt danken.

In deze enkele voorbeelden liggen keuzes opgesloten. Aan jou de keus om te gaan voor ‘wat het beste is’. Als je daarvoor kiest, zal jouw handel en wandel in overeenstemming zijn met het licht en de volmaaktheid van God. In een duistere wereld zul je toenemen in zuiverheid en onberispelijkheid. Het is een groeiproces. Aan dat proces komt pas een einde als de “dag van Christus” aanbreekt of als de Heer jou vóór die dag tot Zich neemt.

Over ‘de dag van Christus’ heb ik al iets gezegd bij Fp 1:6, aan het eind van het vorige stukje. Op die dag zul je volmaakt “zuiver en onberispelijk” zijn. Het is de bedoeling van God dat je daar nu al aan werkt. Hij wil graag zien dat jij je ervoor inzet om op aarde al zo ‘zuiver en onberispelijk’ mogelijk te leven. Een ‘zuiver’ leven is een leven zonder bijbedoelingen, transparant, doorzichtig. Onreine motieven ontbreken daarin. Een ‘onberispelijk’ leven is een leven waaraan niemand aanstoot kan nemen. Om hierin aan Gods verlangen te beantwoorden moet je niet naar de wet kijken of jezelf wetten opleggen. Je moet alleen kijken naar Christus. Van Hem leer je dat alleen als liefde de drijfveer is, het door Hem verlangde resultaat verkregen wordt.

Fp 1:11. Een leven zonder bijbedoelingen en onreine motieven is zeldzaam, maar niet onmogelijk. Het is haalbaar voor ieder in wiens leven Christus op de eerste en enige plaats staat. Zo’n leven zal lijken op een boom vol met vruchten. Het heeft zijn wortels in Jezus Christus en trekt zijn levenssappen uit Hem. De vrucht bestaat uit alles wat uit het leven voortkomt en waarvan je kunt zeggen dat het “gerechtigheid” of rechtvaardig is (Ef 5:9; Gl 5:22). Het heeft betrekking op alles wat je doet en zegt. Onrechtvaardig handelen is er niet bij. Je geeft ieder wat hem toekomt en bent eerlijk in je beoordeling van God, van andere mensen, van woorden en gebeurtenissen, van handelingen.

Dat is alleen mogelijk “door Jezus Christus”. Daardoor is het hele pakket van alles wat je doet, die hele vrucht van de gerechtigheid, “tot heerlijkheid en lof van God”, zowel nu als bij de verschijning van Christus en tot in alle eeuwigheid.

De vrucht van de gerechtigheid zien we bij de Heer Jezus in volmaaktheid in Zijn leven op aarde. Alles wat Hij doet, is een vrucht die gekenmerkt wordt door gerechtigheid, het recht van God. Zijn hele wandel is een rechtvaardige wandel.

Lees nog eens Filippenzen 1:7-11.

Verwerking: Welke redenen heb jij of kun je bedenken om naar een medebroeder of medezuster te verlangen?

Copyright information for DutKingComments