Philippians 2:2

Het ontbrekende in orde brengen

Filippenzen 2 en Filippenzen 3 vormen het hart van de brief. In Filippenzen 2 stelt Paulus het leven van de Heer Jezus op aarde aan ons voor, zoals Hij toen was. In Filippenzen 3 laat hij ons de Heer in de hemel zien, zoals Hij nu is.

In Filippenzen 2 krijgen de Filippenzen, en wij, de gezindheid van de Heer Jezus voor de aandacht. We zien in dit hoofdstuk ook voorbeelden van mensen in wie die gezindheid aanwezig is. Die voorbeelden zijn Paulus (Fp 2:17-18), Timotheüs (Fp 2:19-24) en Epafroditus (Fp 2:25-30).

Waarom krijgt de gezindheid van de Heer Jezus hier zoveel nadruk? Omdat er bij de Filippenzen een paar dingen nog niet helemaal in orde zijn. Daarop wil Paulus hen wijzen. Dat is nu echte liefde. Die is niet blind voor de onvolkomenheden van de ander. Echte liefde gaat altijd door, zowel met het dankbaar zijn voor alle ontvangen hulp en vriendschap als met het wijzen op wat beter kan. Echte liefde weet ook op welke manier op die onvolkomenheden gewezen moet worden. Gebeurt dit op de verkeerde manier, dan wordt de ander ontmoedigd. De vermaning komt dan niet over. Paulus begint met aan te sluiten bij wat er allemaal al wel bij hen in orde is. Dit is een belangrijk uitgangspunt als je eens iemand moet vermanen of een aansporing wilt geven.

Fp 2:1. In de Fp 2:2-4 staan enkele dingen waarin de Filippenzen zich blijkbaar wel wat kunnen verbeteren. Maar daar begint Paulus niet mee. De aanloop die hij neemt, is van bijzondere kwaliteit. Daarbij moet je weten dat het woord “als” waarmee Fp 2:1 begint, hier niet een mogelijkheid aangeeft, maar een zekerheid. Je kunt het lezen als ‘omdat’. Paulus heeft medeleven van de Filippenzen ondervonden. Hij heeft “vertroosting”, “troost” en “gemeenschap” ontvangen en heeft bij hen “genegenheid en ontferming” voor hem opgemerkt. Dat is allemaal tot uiting gekomen in de gave die ze hebben gestuurd. Wat een blijdschap heeft hem dat gegeven! Zijn waardering daarvoor is groot.

Dat komt ook omdat de Filippenzen in de uiting van hun verbondenheid met hem zoveel van God en Christus hebben laten zien. Paulus heeft niet slechts ‘vertroosting’ ontvangen, het is “vertroosting in Christus”. In wat de Filippenzen hebben gedaan, is Christus bij hem gekomen en kostbaarder voor hem geworden. Hij heeft ook niet slechts ‘troost’ ontvangen, hij heeft de “troost van de liefde” van God gevoeld. En de ‘gemeenschap’ die hij heeft genoten, is niet die van menselijke sympathie, het is de “gemeenschap van de Geest”.

De drie-enige God is voor Paulus openbaar geworden in wat de Filippenzen voor hem hebben gedaan. Daarin heeft hij hun gevoelens van genegenheid gezien. Deze gevoelens zijn de gevoelens van de Heer Zelf, waarvan Hij vol is (Jk 5:11). Is het ook niet jouw verlangen dat jij voor je noodlijdende broeder of zuster zoiets mag betekenen?

Fp 2:2. Tegen de achtergrond van alles wat zij voor hem hebben gedaan en wat zij voor hem betekenen, gaat hij hen nu op liefdevolle wijze vermanen. Al het goede dat ze in hun hart voor hem hebben, heeft hem blij gemaakt. Ze kunnen hem echter nog gelukkiger en blijer maken. Er ontbreekt nog iets. Zeker, hij verheugt zich over hun liefde voor hem. Waarnaar hij nog verlangt, is dat zij die liefde ook onder elkaar zullen hebben. Als ze dat ook nog tonen, maakt dat zijn blijdschap volkomen.

Hij zoekt een weg om hun hart gewillig te maken de onenigheid op te lossen die is ontstaan tijdens zijn afwezigheid. Let erop dat hij geen verwijt uitspreekt over hun verdeeldheid. In een verhouding zoals die is tussen Paulus en de Filippenzen, past geen verwijt. Hij bewijst zijn liefde voor hen en zijn waardering van hun liefde voor hem. Hij doet dit door hen op zó’n wijze te vermanen, dat duidelijk is hoezeer het hem om hún belangen gaat.

Je ziet dat vermaningen altijd nodig zijn. Je treft ze in elke brief aan, ook in deze, die is gericht aan een gemeente waar op het eerste gezicht alles goed lijkt. Er kan veel waardering zijn, maar het kan altijd beter, het is nooit volmaakt. Vermaningen moeten ons oplettend maken dat een geest van zelfgenoegzaamheid niet de kans krijgt zich van ons meester te maken. Die kan zomaar opkomen als we opmerken dat er bij ons bepaalde verkeerde dingen niet zijn, die elders wel worden aangetroffen. We lopen dan gevaar dat we denken geen vermaning nodig te hebben.

Het eerste waaraan het ontbreekt, is “hetzelfde te bedenken”. Dat is niet: allemaal hetzelfde denken. Het is dat het denken van allen dezelfde kant op is gericht, dat er geen tegenstrijdige belangen zijn. Allen zijn samen vol van wat allen gemeenschappelijk bezitten. De gezindheid, het hart, het verlangen van allen is gericht op de Persoon van Christus.

Het lijkt op “allen hetzelfde spreekt” wat je leest in 1 Korinthiërs 1 (1Ko 1:10). Daar wordt ook niet bedoeld dezelfde woorden spreken, maar dat ze allemaal spreken over die ene Persoon, Christus, terwijl ieder dat doet op zijn eigen manier. Je kunt zeggen dat het in 1 Korinthiërs 1:10 gaat om de belijdenis met de mond en hier over het hart. Het gaat hier dieper, om de oorsprong. Iedere gelovige die deel uitmaakt van een geloofsgemeenschap, moet ernaar verlangen dat Christus wordt verheerlijkt. Anders komt er verdeeldheid.

Dan hebben allen ook niet meer “dezelfde liefde”. Als Christus niet meer het voorwerp van je hart is, zal je liefde uitgaan naar andere dingen. De kloof in de geloofsgemeenschap wordt dieper. Je merkt dat aan het ontbreken van eenstemmigheid. De harmonie verdwijnt. Ieder gaat steeds meer zijn eigen gang, wordt steeds drukker met zijn eigen zaken.

“Het ene”, dat is Christus, wordt niet meer bedacht. Bij ‘hetzelfde bedenken’ gaat het om de eensgezindheid van de gelovigen, het hebben van dezelfde gevoelens en gedachten. Bij ‘het ene’ gaat het om het Voorwerp op Wie de gelovigen eensgezind al hun gedachten richten en aan Wie zij al hun gevoelens verbinden.

Fp 2:3. Als Christus niet meer het centrum van het leven van de gelovigen is, ontstaan er gemakkelijk partijen. De eigen rechten en de eigen eer gaan dan een rol spelen. Ieder gaat praten voor en werken aan zijn eigen positie en zoekt daarin de erkenning van anderen. Zulk streven is ijdel, leeg, inhoudsloos. De roem die op deze wijze gezocht wordt, vergaat. Dat is het soort roem dat de kampioenen van de wereld bezitten. Even bekend, even geroemd, en even later verdwenen of zelfs verguisd. De hoogste roem voor de gelovige is door de Heer geprezen te worden.

Om die roem te oogsten moet je leren nederig te zijn. Nederigheid is een zeldzame eigenschap. Dat zie je wel in politieke debatten, maar ook in conflicten en zelfs bij gewone contacten. Steeds wordt geprobeerd de ander naar beneden te halen om zichzelf als beste aan te prijzen. Die neiging zit in ons allemaal. Echte nederigheid wordt alleen gevonden in de tegenwoordigheid van God. We moeten leren om nederig te zijn. Dat kunnen we leren van de Heer Jezus (Mt 11:29). Alleen als we in Zijn tegenwoordigheid zijn, kunnen we ertoe komen anderen uitnemender te achten dan onszelf.

We zien in die tegenwoordigheid wie we zelf zijn en wat de ander is voor Hem. Het gaat om het praktische christelijke leven en dat wordt dáár het best gezien waar het meest van Christus zichtbaar wordt. Bij anderen zien we wat naar buiten komt en bij onszelf weten we ook wat er in ons hart leeft. We zien hoe anderen liefde bewijzen en hoe weer anderen vredestichters zijn. We zien dat dit bij ons ontbreekt. Hebben we dan geen achting voor die anderen? Het gaat niet om de gave die iemand anders heeft, maar om de goede dingen die je bij hem opmerkt. Paulus gaat ervan uit dat je daar oog voor hebt.

De ander is degene die anders is dan jij bent. Het is iemand die van God andere dingen heeft ontvangen, tot andere dingen is geroepen, dan jij. Je wordt aangespoord de ander daarvoor te achten, zelfs met meer achting dan je voor jezelf hebt en tevens jezelf daarbij weg te cijferen.

Fp 2:4. En Paulus gaat nog een stap verder. Hij zegt niet alleen dat je de ander moet achten, je moet ook zijn belang zien en zoeken. Dat wil met zoveel woorden zeggen dat van jou wordt verwacht dat je je inzet voor wat die ander nodig heeft. De bedoeling van jouw inzet is dat hij nog beter gaat functioneren als christen, dat wil zeggen nog meer gaat lijken op de Heer Jezus. De ander zo zien en zo benaderen lukt je alleen als je ziet op de Heer Jezus. Alleen als je naar Hem kijkt, hoe Hij op aarde heeft gewandeld, kun je het belang van de ander zien en zoeken.

Fp 2:5. Daarom wil Paulus Hem aan je voorstellen. Dat doet hij, natuurlijk geïnspireerd door de Heilige Geest, op indrukwekkende wijze. Daarbij moet je steeds bedenken dat alle heerlijkheid die hij van de Heer Jezus noemt, tevens bedoeld is als een vermaning. De Heer wil dat we dezelfde gezindheid bezitten die Hij bezit. Die gezindheid moet de grondslag zijn van al je denken en handelen.

Alles wat hier over de Heer Jezus wordt gezegd, zal je tot aanbidding kunnen brengen. Dat zal ook vaak het resultaat zijn als je Hem zo voor ogen geschilderd krijgt. Toch is dat hier niet in de eerste plaats de bedoeling. De bedoeling is dat jij bij elke stap die je Hem ziet doen, jezelf afvraagt wat Zijn gezindheid daarbij is en dat vergelijkt met je eigen gezindheid.

De gezindheid van de Heer Jezus zal nooit de jouwe worden als je de wet als maatstaf neemt. Alleen het voorbeeld van de Heer Jezus geeft de gewenste uitwerking. God stelt ons een Persoon voor Die het hele welgevallen van Zijn hart is, opdat Hij kan opmerken wat in ons leven van Hem spreekt.

Lees nog eens Filippenzen 2:1-5.

Verwerking: Wat zou jij bij anderen willen verbeteren en hoe kun je dat realiseren?

Copyright information for DutKingComments