Philippians 2:26

Het werk van Christus

Fp 2:25. De liefde van Paulus voor de Filippenzen kun je zien aan het feit dat hij Timotheüs spoedig zal zenden. Het zal trouwens nog even kunnen duren, voordat Timotheüs ook inderdaad weg kan. Er is wel iemand anders die hij alvast kon sturen, namelijk Epafroditus. Paulus “vond het nodig” hem te sturen. Dat wil zeggen dat hij een duidelijke aanleiding ziet, een behoefte waarin voorzien moet worden. Even verderop zegt hij wat die aanleiding is, maar eerst zegt hij enkele dingen over Epafroditus.

Over hem weten we niets meer dan wat we in deze brief van hem horen, dat is in dit gedeelte en nog in Filippenzen 4 (Fp 4:18). Uit dit laatste vers blijkt dat de Filippenzen door Epafroditus hun gave aan Paulus hebben gezonden. Zijn naam betekent ‘lieflijk’, ‘aantrekkelijk’. Zijn naam past goed bij het beeld dat we van hem krijgen.

De benamingen die Paulus voor hem gebruikt, geven van deze gelovige het beeld van iemand die in alle onderdelen van zijn leven christen is. Hij straalt het uit in de kring van de familie van God, hij is een “broeder”. Hij toont het ook in de dienst voor de Heer in de wereld, hij is een “medearbeider”. Bovendien zien we het in de strijd die een trouwe en overtuigde verkondiging van het evangelie altijd geeft, hij is een “medestrijder”. Ook is hij een man die de contacten verzorgt tussen een plaatselijke gemeente en een dienaar elders.

Paulus is geen man die goedkoop complimentjes uitdeelt. Wat hij van Epafroditus zegt, geeft aan van wat voor kaliber deze man is. Van de vorige voorbeelden zou je nog kunnen denken: ‘Daarmee kan ik me niet vergelijken. Ik kan me niet vergelijken met de Heer Jezus, Hij gaat alles en iedereen te boven. Ik kan me ook niet vergelijken met Paulus, dat was zo’n begenadigd man, die had zo’n bijzondere positie. En met Timotheüs kan ik me toch eigenlijk ook niet vergelijken; die had het grote voorrecht om in de directe omgeving van Paulus te leven en daar te zien hoe het echte christenleven er uitziet.’

Maar nu Epafroditus. Dat is iemand zoals jij en ik, dat wil zeggen van hem worden dingen gezegd die ook van ons gezegd moeten kunnen worden. In Epafroditus wordt ons een spiegel voorgehouden. Als je al zou denken dat je aan de voorgaande voorbeelden niet kunt tippen, hoewel ook die toch gegeven worden om je eraan op te trekken, het voorbeeld van Epafroditus kun je wel navolgen.

Het eerste wat van hem wordt gezegd, geldt in elk geval voor jou. Je bent door het geloof in de Heer Jezus een “broeder” – of zuster – van ieder die leven uit God heeft door hetzelfde geloof in de Heer Jezus. Het is een grootse zaak dat te mogen weten. Daar hoort natuurlijk bij dat je je ook als zodanig gedraagt. Is het niet prachtig je een te weten met al Gods kinderen, dat speciale gezelschap dat wel in de wereld, maar niet van de wereld is?

Voor Epafroditus blijft het daar niet bij. Hij trekt zich niet wereldvreemd terug met een boekje in een hoekje, om zich daar te verlekkeren aan die geweldige zegen dat hij een ‘broeder’ is. Hij heeft zijn ogen open en ziet de nood in de wereld en onder de gelovigen en van werkers voor de Heer. Hij is ook een “medearbeider” van Paulus in de verkondiging van het evangelie. Paulus noemt hem geen ‘arbeider’, maar een ‘medearbeider’. Hij werkt niet in zijn eentje, hij zoekt gemeenschap in het werk met Paulus. Hij zet zich in voor het werk van de Heer.

Hij is daarbij de strijd die dit geeft niet uit de weg gegaan. Het werk van de Heer bestaat voor hem niet uit het doen van alleen aangename karweitjes. Wie werkelijk voor de Heer werkt, zal de tegenstand van de satan op allerlei manieren ervaren. Dat is zo voor Paulus, dat is zo voor Epafroditus, dat is zo voor jou als je overvloedig wilt zijn in het werk van de Heer (1Ko 15:58). Aan zulke mensen had Paulus toen wat. Aan zulke mensen heeft de Heer ook vandaag wat. Het is te vrezen dat zulke mensen spaarzaam te vinden zijn. Toch zal het van ons gezegd kunnen worden als we navolgen wat we allemaal van Paulus in het Nieuwe Testament vinden over zijn leer, zijn leefwijze en zijn dienst.

Epafroditus is ook nog een boodschapper, een “gezant”. De gemeente in Filippi heeft hem uitgezonden met een opdracht. Hij heeft die opdracht aanvaard. Over zijn thuissituatie wordt niets gezegd. We weten niet of hij getrouwd was. In elk geval moet hij alles achterlaten wat hem vertrouwd is en een in die dagen verre en gevaarlijke reis gaan maken. Hij doet het omdat zijn medebroeders en -zusters dat aan hem hebben gevraagd.

Zijn opdracht was om namens de gelovigen in Filippi een gave te gaan brengen naar Paulus die in Rome in gevangenschap is. Door het doorgeven van die gave is hij een “bedienaar” in de “behoefte” van Paulus. Met het woord ‘bedienaar’ bedoelt Paulus te zeggen dat hij hun gave als een offer heeft aanvaard. Het is toch wel mooi om elke materiële gave zo te zien: als het aanbieden van iets waardoor je je waardering voor de ander tot uitdrukking brengt.

Fp 2:26. Dan geeft Paulus nog een prachtig getuigenis van Epafroditus waarin de band van liefde tussen Epafroditus en de Filippenzen mooi tot uiting komt. Epafroditus is ziek geweest. Daarvan hebben ze gehoord in Filippi. Nu is Epafroditus bezorgd over de uitwerking van het bericht van zijn ziekte. Hij is zo overtuigd van de liefde van zijn medegelovigen, dat hij weet hoe ze in spanning zitten over de afloop van zijn ziekte. Hij wil hun daarom snel laten weten hoe het met hem gaat. Ook hij is iemand die niet zijn eigen belang, maar alleen dat van anderen zoekt.

Fp 2:27. Paulus windt er geen doekjes om. Epafroditus is echt doodziek geweest. Ook Paulus heeft zich ernstig zorgen gemaakt over de afloop. Zou hij een gewaardeerde medearbeider verliezen? Een man die helemaal voor de Heer en de Zijnen leefde? Ze zijn al zo dun gezaaid! Die gedachte voegde droefheid toe aan de vele droefheid die hij al had vanwege zoveel dingen die zich in de gemeenten afspeelden. Hij spreekt zelfs over “droefheid op droefheid”. Het was geen droefheid om het voordeel dat hij bij de dood van Epafroditus zou verliezen, maar om de dienst die de gemeente daardoor zou verliezen.

Het herstel van Epafroditus is voor Paulus een bewijs van de ontferming van God, zowel over Epafroditus als over hem. Gód heeft Epafroditus beter gemaakt, niet Paulus, hoewel hij dat had gekund (Hd 19:11-12). Zelfs deze grootste genezer die de gemeente heeft gekend, liet het aan God over. Hij gaat er niet vanuit dat ziekte altijd bestreden moet worden als een gevolg van de zonde. God heeft er Zijn doel mee en Paulus heeft zich daaraan onderworpen (vgl. 2Tm 4:20b).

Fp 2:28. Hij weet wat het is om over Epafroditus in te zitten en hij kent ook uit ervaring de geweldige opluchting door de wending ten goede die God heeft bewerkt. Daarvan moeten de Filippenzen zo spoedig mogelijk mee kunnen genieten. Daarom heeft hij Epafroditus tot spoed aangezet om naar Filippi te gaan. Dat zal hen blij maken en hem minder bedroefd.

Fp 2:29. Hij maant de Filippenzen aan om van hun kant deze man te ontvangen op een manier die past bij wat deze is voor de Heer. Het moet ook niet bij een vluchtig eerbetoon blijven. Wij vergeten vaak snel wat iemand voor de Heer heeft gedaan, terwijl we mensen als Epafroditus zouden moeten koesteren als een groot geschenk van de Heer. Ze zijn zeldzaam. Toch zijn ze ook vandaag nog te vinden. Wat meer is: jij kunt er een worden. Als jij zulke mensen eert, zal dat zijn omdat hun leven je aanspreekt.

Fp 2:30. Het kan niet anders of er komt een verlangen om ook zo te leven. Zo’n leven ligt binnen je mogelijkheden. Het betekent je leven niet lief te hebben tot de dood toe (Op 12:11) door je volledig in te zetten voor het werk van Christus. In dat werk zoek je het welzijn van je broeders. Broederliefde is bereid het leven te geven voor de broeder (1Jh 3:16).

Zo is het bij Epafroditus geweest. Paulus’ woorden lijken erop te wijzen dat zijn ziekte in verband staat met de door hem gemaakte reis. Die reis heeft hij gemaakt in opdracht van de gemeente in Filippi. Hij heeft Paulus hun gave gebracht. Daarmee vulde hij aan wat nog ontbrak aan het dienstbetoon van de Filippenzen jegens Paulus. Om dat te doen heeft Epafroditus zijn leven gewaagd en het op het spel gezet (vgl. Ri 5:18).

Je leven is je kostbaarste bezit. Als je dat op het spel zet, wil dat zeggen dat je iets waagt, terwijl je onzeker bent over de uitkomst. Toch doe je het, want je gaat voor de volle winst die het kan opleveren. Het enige motief dat jou tot een dergelijk waagstuk kan brengen, is de liefde (1Jh 3:16; 1Th 2:8).

Even leek het niet goed te gaan met Epafroditus. God heeft door zijn herstel laten zien dat Hij zijn inzet heeft gewaardeerd en hem nog verder wilde gebruiken. Het is een uiting van de gezindheid van Christus, Die nooit Zichzelf zocht, maar gehoorzaam geworden is tot de dood, ja, tot de dood aan het kruis.

Aan het dienstbetoon van de Filippenzen lijkt toch nog iets te hebben ontbroken. Wat dat precies inhield, staat er niet bij. Paulus maakt hun daarover geen verwijt. Op de manier die bij de warme toon van de brief hoort, zegt Paulus dat de dienst van Epafroditus dat ontbrekende heeft goedgemaakt. Van deze manier van vermanen kunnen we veel leren.

Lees nog eens Filippenzen 2:25-30.

Verwerking: Wil jij iemand worden die op Epafroditus lijkt? Waarom wel/niet? Zo ja, wat is daar in jouw geval voor nodig? (Aarzel niet om anderen te raadplegen.)

Copyright information for DutKingComments