Proverbs 24:23-34

Geen partijdigheid in een rechtszaak

Hier begint een nieuw gedeelte, maar wel duidelijk in nauwe aansluiting op het voorgaande (Spreuken 22:17-24:22). Dat blijkt uit de woorden “ook deze [spreuken]” (Sp 24:23a). De nu volgende spreuken – in de Sp 24:23-34“zijn voor de wijzen”. Ze zijn bedoeld voor hen die al wijs zijn, maar die nog wijzer willen worden. Wijsheid blijkt juist uit het feit dat iemand in wijsheid wil groeien.

Dit gedeelte begint met het veroordelen van partijdigheid in een rechtszaak (Sp 24:23b). Het gaat erom dat een rechter duidelijk onderscheid moet maken tussen gerechtigheid en kwaad (Sp 18:5; Lv 19:15; Dt 16:19). Hij mag die twee niet verwisselen en uit partijdigheid op de verkeerde persoon toepassen.

Zo mag hij tegen een goddeloze niet zeggen: “U bent rechtvaardig” (Sp 24:24). Doet hij dat wel, dan zal niet alleen God hem oordelen, maar haalt hij zich ook de gram van de volken op de hals. Het gaat niet zomaar om een mening en ook niet om zomaar iemand die dit zegt. Hier is iemand aan het woord die in het openbaar recht spreekt en dat doet uit Naam van God. Dit is een grove schending van het recht en tevens een grote oneer voor de Rechter van de hele aarde. Een rechter die zo partijdig is dat hij tot een dergelijke uitspraak komt, wordt overal op aarde door iedereen vervloekt en verwenst.

Als er recht wordt gedaan door de goddeloze te veroordelen en de rechtvaardige vrij te spreken, is dat aangenaam voor hen “die voor het recht opkomen” (Sp 24:25). Over rechters die het recht handhaven en over hen die zich daarover verblijden, zal de zegen van het goede komen. God vindt in hen de kenmerken van Zichzelf. Er is altijd zegen verbonden aan het doen van en opkomen voor het recht.

Voor het handhaven van het recht en voor het doen van de juiste uitspraak door een rechter in een zaak, is het van belang dat een getuige met “oprechte woorden antwoordt” (Sp 24:26). Het kan ook de rechter betreffen die een goede uitspraak in een zaak doet. Een antwoord met oprechte woorden levert een waardevolle bijdrage aan de vrede en rust in het land, wat wij mogen toepassen op de plaatselijke gemeente. Wie dit doet, krijgt geen vervloekingen en verwensingen te horen (Sp 24:24), maar ontvangt uitingen van liefde.

Het kussen van de lippen is een erkenning van de waarde van de oprechte antwoorden die gegeven zijn. Zulke woorden brengen geen verwijdering, maar verbinden in liefde. Een kus is ook een teken van verzoening (Ps 2:12). Wie oprechte woorden antwoordt, bewerkt verzoening.

Financiële zelfstandigheid

Dit vers gaat over het stellen van de juiste prioriteiten in het leven. Het houdt ons voor dat we eerst de dingen moeten doen die het eerst moeten gebeuren. Eerst het een, “daarna” het ander. We moeten in onze bezigheden de juiste volgorde aanhouden. Doen we dat niet, dan wordt ons leven een chaos en loopt het uit op een fiasco.

De toepassing kan worden gemaakt op het vormen van een gezin. Voordat iemand daaraan kan beginnen, moet hij in staat zijn om zijn gezin te onderhouden. Daarom moet hij eerst een inkomen hebben. Dat kan hij krijgen door ervoor te werken. Van wat hij met werken verdient, kan hij zijn huis gaan bouwen, dat wil zeggen een gezin gaan vormen en dat ook onderhouden.

Niet vals getuigen en niet wraak nemen

Sp 24:28 is een waarschuwing zich niet te laten verleiden om tegen een naaste te getuigen zonder dat er een duidelijke reden voor is. We kunnen in omstandigheden terechtkomen dat collega’s of mensen uit onze omgeving onze mening vragen over het gedrag van iemand met wie we samenwerken of die in onze buurt woont, met de bedoeling zo iemand aan te klagen. Als wij persoonlijk niet een bepaalde ervaring met de betreffende persoon hebben opgedaan, moeten we ons niet laten misleiden en geen getuige in die zaak zijn. De boodschap is dat er heel solide redenen moeten zijn voordat iemand ooit tegen een naaste als getuige moet gaan optreden.

Ook wraakgevoel mag geen rol spelen in een rechtszaak (Sp 24:29). Nog minder mag iemand het recht in eigen hand nemen. Als iemand ons kwaad heeft gedaan, zouden we ons van een van beide mogelijkheden kunnen bedienen, maar ze zijn allebei verkeerd. We mogen iemand niet het kwaad vergelden dat hij ons heeft aangedaan. We mogen het zelfs niet eens zeggen, hardop of in ons hart.

Om deze gezindheid te hebben is het nodig dat we God vertrouwen. Hem ontgaat het niet dat ons kwaad is aangedaan. Onze reactie daarop ontgaat Hem ook niet. Hij weet hoe wij kunnen reageren. Als we iemand willen vergelden, nemen we de plaats van God als Rechter in (Rm 12:19). Onrecht dat ons is aangedaan, mogen we, net als de Heer Jezus deed, overgeven “aan Hem Die rechtvaardig oordeelt” (1Pt 2:23). Dit was ook de houding die David tegenover Saul aannam. Hij wilde niet voor eigen rechter spelen, maar gaf Saul over aan God en wachtte op wat Hij met Saul zou doen. Daarmee is hij niet beschaamd uitgekomen.

De les van de luiaard

De wijze Salomo vertelt in deze verzen over een wandeling die hij maakte en wat hij daarbij opmerkte. Daaraan verbindt hij een les voor zichzelf en voor zijn zoon. Het gebeurde dat hij “langs de akker van een luiaard” ging (Sp 24:30). Hij zocht die akker niet op, maar passeerde hem gewoon. Ja, die akker was een wijngaard geweest, die indruk kreeg hij in elk geval, maar daar was niets meer van te zien.

Dat kwam omdat het beheer ervan lag in de handen “van een mens zonder verstand”. Slechts een dergelijk mens, zonder het geringste besef van verantwoordelijkheid, kan zijn wijngaard zo laten verwilderen. Het gaat hier niet om iemand zonder ruggengraat, maar om iemand zonder hersens, zonder verstand, letterlijk zonder hart. Het ontbrak hem niet aan de kracht, maar aan de wil.

“En zie” (Sp 24:31), terwijl hij daar zo voorbijliep, constateerde hij enkele dingen. De wijze liep niet te dagdromen of te slaapwandelen, maar nam de situatie om zich heen in zich op. Op de akker stond niet slechts hier en daar wat onkruid, nee, “hij was helemaal vol gegroeid met netels”. Er was geen stukje grond meer te zien, want ”distels bedekten zijn oppervlak”. Waar druiven hadden moeten groeien, was een overvloed aan netels en distels te zien. Die komen er niet van de ene op de andere dag. Hier was al een hele tijd geen enkel werk verricht.

Zo kan er in het leven van een gelovige die ontrouw aan de Heer is en Hem steeds meer vergeet een vergelijkbare situatie ontstaan. De goede vruchten van het geloof die het hart verblijden (de wijngaard spreekt van blijdschap) verdwijnen en in plaats daarvan komen netels en distels die pijn doen en kwetsen. De gevolgen van de zonde in de schepping hebben zich een plaats verworven in de levenssfeer van de gelovige.

De wijze zag ook dat “zijn stenen muur was afgebroken”. Alle bescherming was weg. Het terrein kon door iedereen worden betreden. Als de woning van de luiaard zich ook daar bevond, kon iedere inbreker die met het grootste gemak bereiken.

Het gaat om een akker die eerder een wijngaard was. Israël wordt met een wijngaard vergeleken (Js 5:1-7). De wijngaard moet wijn opleveren. Wijn is een beeld van blijdschap (Ri 9:13; Ps 104:15). God wilde Zich in Zijn volk verheugen, maar Zijn volk heeft Hem die vreugde niet bezorgd. De wijngaard was door luiheid een akker geworden, waarop de symbolen van de zonden (Gn 3:18), de werken van het vlees, welig tierden.

We kunnen hier een toepassing maken. Als we geestelijk lui zijn, zullen ‘netels’ en ‘distels’, dat wil zeggen zondige dingen, de wijngaard van ons leven overwoekeren. God kan Zich dan niet over ons leven verheugen, want niets erin herinnert Hem aan het leven van de Heer Jezus. En als we de muur van afzondering van de wereld laten afbrokkelen, krijgen de wereld en het wereldse denken ingang in ons leven en zullen we slachtoffers van de ondergang worden.

Na de waarneming in de Sp 24:30-31 trekt de wijze voor zichzelf een les en deelt die met ons (Sp 24:32-34). Wat hij zag, sloeg hij op in zijn hart. Het hield een vermaning in, een vermaning zonder woorden. Een van de beste leermethoden is dat we iets aanschouwen, dat wil zeggen iets met intense aandacht bekijken, en het ter harte nemen. Dan leren we er echt van. Als we de kwalijke gevolgen van een daad of een houding zien, zal dat ons ervoor waarschuwen niet ook zulke daden te doen of zo’n houding aan te nemen.

Wat Salomo heeft gezien en wat een vermaning voor hem inhield, zal hem ervoor bewaren tot luiheid te vervallen. Het begint met een beetje slapen, een beetje sluimeren, een beetje liggen met gevouwen handen. Het is allemaal maar “een beetje”, maar al die beetjes lijken op de wandelaar die ook niet hard loopt, maar wel gestaag zijn weg vervolgt. En al die beetjes bij elkaar zijn als een gewapend man. Alle beetjes slapen en sluimeren en liggen met gevouwen handen hebben tot gevolg dat er armoede en gebrek geleden wordt (Sp 6:10-11).

Copyright information for DutKingComments