Proverbs 9:10

De spotter en de wijze

De Sp 9:7-12 vormen een overgangsgedeelte dat het vorige gedeelte (Sp 9:1-6) met het volgende (Sp 9:13-18) verbindt. We horen hier nog de Wijsheid spreken, Die de belangrijkste dingen van Haar onderwijs samenvat. We kunnen deze woorden zien als gesproken tot de onverstandige. Hij moet zich niet met een spotter inlaten, ook niet om hem te bestraffen. Als hij hem wil bestraffen, zal hij namelijk “schande op zich laden”. Met een spotter in debat gaan betekent dat je wordt overladen met vuiligheid.

Een spotter is in wezen “een goddeloze” (Sp 9:7). Het is iemand die moedwillig zondigt en voor geen rede vatbaar is (2Pt 3:3-5). Het is gevaarlijk iemand die moedwillig God tart terecht te wijzen. Zo iemand volgt zijn eigen lusten en gaat doelbewust tegen alle geboden van God in. Het is parels voor de varkens gooien als we hem het moois van het evangelie voorhouden. De kans is groot dat hij zich zal omkeren om zijn vermaner te verslinden (Mt 7:6).

Wat in dit gedeelte staat, is een indringende voorstelling van de twee soorten mensen die we in dit boek zijn tegengekomen: de spotter en de wijze. De “spotter” is de persoon die leeft met verachting voor wijs en gezond onderwijs. Zijn spotternij zit zo diep, dat hij het ook niet kan verdragen dat anderen daar wel naar luisteren. Dat uit hij door daarover cynische opmerkingen te maken.

De Wijsheid adviseert dringend de spotter niet terecht te wijzen, want je bewerkt er alleen maar mee dat hij je gaat haten (Sp 9:8a). De spotter is onverbeterlijk. Daarom waarschuwt de Wijsheid dat ieder die probeert een spotter te corrigeren, om problemen vraagt. Ruzie maken en beledigingen uiten zitten deze cynische rustverstoorders in het bloed. Het enige antwoord dat de spotter geeft, is haat. Wie probeert de spotter te corrigeren, wordt door hem met afkeer verworpen.

Het komt erop neer dat er een situatie kan zijn dat wie wijs is, nog wijzer moet worden, en dat wie een spotter is, nog meer moet spotten (vgl. Op 22:11). De Wijsheid maakt duidelijk dat het karakter van ieder mens zich verder zal ontwikkelen in de richting die hij heeft gekozen. De Wijsheid stelt voor een keus met eeuwige consequenties.

Tegenover de reactie van de spotter op een bestraffing staat de reactie van de wijze op een bestraffing (Sp 9:8b). De wijze zal degene liefhebben die hem terechtwijst. Hij bewijst dat hij een wijze is door naar een vermaning te luisteren. En dat niet alleen. Hij zal de vermaner liefhebben. Vermaning die wordt aangenomen, bewerkt liefde, het tegenovergestelde van de haat die bij de spotter opkomt als hij wordt vermaand.

Het laat zien dat iemand niet hoog van zichzelf denkt en bereid is om verder onderwijs te ontvangen. Hij is behalve een wijze, ook een rechtvaardige (Sp 9:9). Zo iemand wil meer inzicht krijgen in Wie God is en in wie hij zelf is. Dat inzicht geeft het leven zijn ware rijkdom en betekenis. Het wordt dan met steeds meer voldoening geleefd, omdat steeds meer wordt beantwoord aan Gods bedoeling ermee.

Ware wijsheid vindt haar oorsprong in “de vreze des HEEREN” (Sp 9:10). Zonder vrees, in de zin van eerbied, voor God kan er geen sprake van wijsheid zijn. Niemand is wijs zolang hij God niet vreest. Vrezen betekent bang zijn voor zichzelf om God oneer aan te doen. Het is niet de vrees van een slaaf voor een meester, maar van iemand die God liefheeft. Het eerste bewijs van wijsheid, het begin ervan, is God vrezen.

Wie wijs is vanuit de vreze des HEEREN, is niet bang voor Hem, maar wil juist dicht bij Hem zijn om Hem beter te leren kennen. Door ”de kennis van de Heiligen” – met Wie God als de drie-enige God wordt bedoeld en niet de Godvrezenden – krijgt de wijze inzicht in het leven, hoe het geleefd moet worden.

Wie luistert naar de roepstem van de Wijsheid en het begin daarvan, de vrees voor God, omarmt, krijgt daarvoor een prachtige beloning. Die beloning wordt als een extra argument aangevoerd om de uitnodiging van de Wijsheid te aanvaarden. De Wijsheid stelt talrijke dagen en toevoeging van jaren ofwel het eeuwige leven in het vooruitzicht (Sp 9:11). Het gaat hier, zoals steeds, over het leven van de ziel en niet over het lichamelijk leven. “Maar wie de wil van God doet”, dat wil zeggen wie naar de Wijsheid luistert, “blijft tot in eeuwigheid” (1Jh 2:17).

In Sp 9:12 volgt de conclusie met een overeenkomst en een tegenstelling. Zowel wie wijs is als wie een spotter is, krijgt met de gevolgen te maken van wie hij is. Wie wijs is, zal daar zelf het voordeel van hebben, terwijl wie een spotter is daarvan zelf de gevolgen moet dragen. Wie wijs is en zich door wijsheid in zijn leven laat leiden, wordt daarvoor door de wijsheid beloond. De wijsheid draagt de beloning in zichzelf. De spotter, hij die met de wijsheid spot, verwondt alleen zichzelf en zal uiteindelijk in de eeuwige pijn zijn.

“Ieder” – zowel wie wijs is als wie een spotter is – “zal zijn eigen pak dragen” (Gl 6:5), wil zeggen dat ieder verantwoordelijk gesteld wordt voor alles wat hij heeft gedaan. De wijze zaait voor de Geest en de spotter zaait voor zijn eigen vlees. De resultaten zijn daarmee in overeenstemming (Gl 6:7-8).

Wijsheid en spot geven God geen voordeel of nadeel (vgl. Jb 22:2-3). God vindt geen gemis in Zichzelf. Hij is de alleen gelukkige God. Wijsheid en spot hebben vaak wel gevolgen voor anderen, maar ook dat is hier niet aan de orde. Hier gaat het om wat het uiteindelijke deel van de wijze en de spotter persoonlijk zal zijn, de resultaten van hun persoonlijke keus. Voor wie de overeenkomst en het verschil ziet, zal de juiste keus niet moeilijk zijn.

Copyright information for DutKingComments