Psalms 119:36

/he/ Inzicht

Het pictogram van de letter he is een venster, dat spreekt van zien en begrijpen van een openbaring of opmerking. He als woord betekent in het Hebreeuws ‘zie’. Later is het hinné (Ps 119:40). Door een venster komt het licht naar binnen, waardoor je iets ziet. Door een openbaring komt het licht naar binnen, waardoor je begrijpt.

“Dit [het Woord] was het waarachtige licht, dat in de wereld komt [de vleeswording van het Woord] en iedere mens verlicht” (Jh 1:9). De mens wordt verlicht door de opmerking van Johannes de doper “Zie, het Lam van God” (Jh 1:29). In het Hebreeuws zou “zie” he of hinné zijn. De openbaring is die aangaande de Persoon van Christus, het Lam van God.

In de Ps 119:33-34 horen we het verzoek van de psalmist om door onderwijs inzicht te krijgen voor de weg van de HEERE. Ps 119:37 spreekt van de ogen van de psalmist. Zijn ogen moeten gericht zijn op een Persoon, niet afgeleid door het bedrieglijke van de rijkdom. Door het onderwijs van het Woord van God moet hij inzicht verkrijgen om met vreugde de weg van de HEERE te bewandelen.

Elk vers van dit couplet is een gebed en geeft de relatie tussen het Woord en het gebed aan. De toon ervan is nederigheid en afhankelijkheid. Het Woord is het Woord van God. Dan kan Hij ook alleen de verklaring geven van wat Hij zegt. De rechtvaardige beseft dat en bidt daar dan ook om. Hij beseft dat de HEERE het venster van zijn hart moet openen en het licht van Zijn openbaring en Persoon daarin moet schijnen. Hij is volkomen afhankelijk van de HEERE en Zijn Woord.

Het Woord van God is niet slechts leerstof, een vak, zoals theologie, of een reeks leerstellingen en beginselen. Het Woord van God is het Woord dat ons met God verbindt. Daarom kunnen we, als we inzicht in het Woord verlangen, dat Woord alleen biddend benaderen, opdat God het venster van ons hart zal openen (vgl. Lk 24:45). Dat heeft de psalmist begrepen. Hij begint zijn gebed met “leer mij” (Ps 119:33). “Leer” is in het Hebreeuws moré. Ook Abraham begon zijn verblijf in het beloofde land bij de eik van Moré, dat is ‘onderwijzer’ (Gn 12:6).

Hij onderwerpt het Woord niet aan zijn eigen logische denkvermogen, maar hij werpt zich neer aan de voeten van de HEERE om van Hem Zijn woorden te ontvangen (vgl. Dt 33:3b; Lk 10:39). Zo zullen wij het Woord van God biddend moeten lezen als wij onderwezen en gevormd willen worden naar het beeld van Christus. Dan alleen verkrijgen we wijsheid en geestelijk inzicht.

De verordeningen van de HEERE blijven onveranderlijk van waarde voor de gelovige zolang hij leeft. Het leren kennen ervan houdt nooit op. Zolang een gelovige leeft, zal hij nooit kunnen zeggen dat hij uitgeleerd is. Om trouw te blijven tot het einde van het leven in het in acht nemen van de geboden is het verlangen nodig door de HEERE geleerd en onderwezen te worden. Daar bidt de rechtvaardige dan ook om.

Het probleem van veel mensen, maar ook van veel gelovigen die bijbelgetrouw willen zijn, is dat zij vaak zó overtuigd zijn van het eigen gelijk, dat zij niet meer door anderen en daardoor ook niet meer door de Heer gecorrigeerd kunnen worden. Hoe nodig is het dat wij de les van de letter he ter harte nemen: dat wij in nederigheid bereid zijn om het venster van onze harten te openen en van anderen te leren. Laten we een voorbeeld nemen aan de Joden in Beréa in Handelingen 17 (Hd 17:11).

Inzicht – zie de betekenis van de letter he – is nodig om Gods wet in acht te nemen (Ps 119:34). Zonder inzicht begrijpen de rechtvaardigen niet wat God van hen vraagt. Dat inzicht krijgen ze als ze bereid zijn zich er met heel hun hart aan te houden. Het is geen kwestie van een goed verstand, maar van een vernieuwd, bereidwillig hart (vgl. Jh 7:17).

De HEERE heeft het hart van de psalmist veranderd en gevormd, waardoor het zijn lust is om het pad van Gods geboden te bewandelen. Dat doet hem beseffen dat hij voor het in praktijk brengen van Gods geboden Zijn hulp en leiding nodig heeft. Om het met Paulus te zeggen: God moet niet alleen het willen, maar ook het werken in hem bewerken (Fp 2:13).

Daar vraagt de psalmist om als hij aan de HEERE vraagt: “Doe mij treden op het pad van Uw geboden” (Ps 119:35). Vrij vertaald vraagt hij: ‘Laat mij zo leven, laat mij de weg van het leven met God bewandelen.’ De Heer vraagt van ons geen kadaverdiscipline maar geloofsgehoorzaamheid. Hij geeft ons aanwijzingen die wij uit liefde met vreugde willen opvolgen.

De psalmist verlangt ernaar dat pad te gaan, “want daarin”, zegt hij, “vind ik vreugde”. De smaak van het Woord is zoet, het geeft vreugde aan onze harten. Dan gaan we met vreugde de weg die de Heer wil dat we gaan. Als we iets met plezier doen, doen we het graag.

Er is een bijzondere neiging, dat wil zeggen ‘geneigdheid’ of ‘richting van het hart’ in het leven, waaraan ook de gelovige niet ontkomt, zelfs als hij het pad van Gods geboden gaat. Die neiging is “winstbejag”, het uit zijn op zoveel mogelijk voordeel, bijvoorbeeld door anderen te beroven (Ps 119:36). “Winstbejag” betekent ‘oneerlijk voordeel’. Dat kan in materieel opzicht zijn zoals rijkdom, maar kan ook in immaterieel opzicht zijn zoals roem, naam, populariteit.

Als gelovige voel je vaak wel aan dat de begeerte naar rijkdom niet goed is – denk aan de vrouw van Lot. De begeerte naar eer en aanzien is eveneens een groot gevaar, ook voor ons. Denk aan Ananias en Saffira. In de school van God mogen we leren om de neigingen van ons hart en de werkingen van ons vlees in de dood te houden (Ko 3:5).

De verkeerde neiging krijgt geen ruimte als we met de psalmist aan de HEERE vragen: ”Neig mijn hart naar Uw getuigenissen.” Als zijn en ons hart gericht is op de omgang met de HEERE, zal hij en zullen wij niet openstaan voor het najagen van wereldse voorspoed.

Het bedrieglijke van de rijkdom is als onkruid dat het zaad van het Woord verstikt (Mt 13:22). Het onkruid in Israël heeft diepe wortels, van een halve meter tot een meter, met wortels die tussen de rotsstenen groeien, waardoor het bijna onmogelijk is om ze te verwijderen. Dit onkruid groeit dankzij deze wortels ook nog eens razendsnel. Het geeft wel aan hoe verstikkend de werking van rijkdom kan zijn voor het zaad van het Woord en hoe moeilijk het is van die verstikkende werking vrij te komen. Laten we daarom het gebed van de psalmist met hem bidden.

Nadat de Godvrezende in het vorige vers over zijn hart heeft gesproken, spreekt hij in Ps 119:37 over zijn ogen. Hij vraagt aan God om zijn ogen af te wenden, “zodat zij niet zien wat nutteloos is”. “Nutteloos” is wat geen enkele waarde voor het moment of voor de toekomst heeft. Dit is wel een actueel gebed voor de tijd waarin wij leven, met vloedgolven aan beeldmateriaal via televisie en internet die volledig nutteloos en vaak ook ronduit zondig zijn en waar mensen toch vele uren naar kijken (vgl. Js 55:2).

Soms gaat het om onreine plaatjes die je ongewild en ongezocht tegenkomt, zoals reclame. Hier geldt het gezegde: de tweede blik is zondig. Dat wil zeggen dat de eerste keer dat je het ziet, het je is overkomen, maar dat de tweede keer kijken een bewuste keus is. Daarvan vraagt de psalmist of de HEERE zijn ogen daarvoor wil bewaren. Wat dat betreft, heeft Job ons een voorbeeld gegeven door met zijn ogen een verbond te sluiten om daarmee niet een aantrekkelijk meisje (wellustig) na te volgen (Jb 31:1). David is voor ieder van ons een groot waarschuwingsbord (2Sm 11:1-5)!

“Nutteloos”, leeg, zinloos is dat wat geestelijk geen voedsel is, het zijn stenen en geen brood. Paulus noemt alle voorrechten van dit leven vuilnis in vergelijking met de uitnemendheid van de kennis van Christus Jezus, zijn Heer (Fp 3:8). De gewetensvraag aan ons is hoe het is gesteld met onze prioriteiten in dit leven. Het gevaar van de verleidingen is groot. Zelfs een van de medewerkers van apostel Paulus, Demas geheten, heeft de apostel verlaten uit liefde voor de tegenwoordige eeuw (2Tm 4:10). Ook Demas is een waarschuwingsbord voor ieder van ons. Laten we ook dit gebed met de psalmist bidden.

Zien wat nutteloos is, is kijken naar iets wat als een sluipmoordenaar het leven van het geloof verstikt. Dat blijkt uit de tweede regel van dit vers. De Godvrezende wil het ware leven genieten, dat is het leven in gemeenschap met God. Dat leven wordt geleefd door het gaan van Gods wegen. “Uw wegen”, dat zijn Gods wegen, zijn wegen van leven. Als we die gaan, leven we pas echt.

De rechtvaardige weet dat er leven is door de wegen van de HEERE. In aansluiting daarop vraagt hij om een bevestiging of vervulling van de belofte van het leven (Ps 119:38). Dat is tot eer van de HEERE (Ez 36:26-27). Hij stelt die vraag als “Uw dienaar” (vgl. Ps 119:17; 23). Daar voegt hij aan toe “die Uw vreze [is toegedaan]”. Hij is behalve iemand die de HEERE dient ook iemand die Hem vreest, die leeft in ontzag en eerbied voor Hem. De HEERE zal zo iemand niet afwijzen.

Wat hij niet wil, is de smaad van mensen die hem smaden vanwege het feit dat hij de belofte van de HEERE niet ontvangt (Ps 119:38), ondanks het feit dat hij trouw blijft aan de HEERE (Ps 119:39). Hij is “beducht” voor die smaad en vraagt de HEERE die van hem af te wentelen door hem in trouw aan Zijn Woord te bewaren en Zijn beloften te vervullen. Hij wil ook trouw zijn, want Gods “bepalingen zijn goed”. Hij wil ook trouw zijn omdat zijn ontrouw smaad voor de Naam van de HEERE zou betekenen (vgl. Rm 2:24).

Hij spreekt zijn verlangen naar de bevelen van de HEERE uit (Ps 119:40). Dit vers begint met “zie”. De letter he betekent ‘zie’, hier is het hinné. Vaak vinden we alleen de beloften van de HEERE belangrijk, maar de psalmist verlangt naar de bevelen, de geboden van de HEERE. Daarin is het leven aanwezig.

De psalmist verlangt ernaar levend gemaakt te worden, niet als een beloning voor zijn verlangen, maar “door Uw gerechtigheid”. Leven door Gods gerechtigheid betekent leven tot in eeuwigheid. Leven dat God geeft op grond van gerechtigheid, is leven waarbij aan de heilige eis van Gods recht is voldaan. Aan dat recht heeft de Heer Jezus op het kruis voldaan.

Gods gerechtigheid betekent dat God altijd handelt in overeenstemming met Zijn norm, dat is in dit geval Zijn verbond. De psalmist vraagt of de HEERE wil handelen in overeenstemming met Zijn verbond en Zijn belofte. In Zijn belofte wil Hij een venster geven, zodat er licht van boven kan komen – een venster, een lichtopening van boven (Gn 6:16) – om de duisternis weg te jagen.

Copyright information for DutKingComments