Psalms 89:35

Nederlandse verzen (31-38)

Als … dan … Maar

Het verbond met David, dat wil zeggen het oude verbond, betekent dat zijn kinderen niet ongestraft Gods “wet” kunnen verlaten (Ps 89:31). De wet is de uitdrukking van Gods wil voor hun hele maatschappelijke en godsdienstige leven. Als ze de wet verlaten, gaan ze niet in Gods “bepalingen” die Hij voor bepaalde aspecten van hun leven heeft gegeven.

Ze kunnen ook Zijn “verordeningen”, Zijn regels voor de omgang met Hem en met elkaar, niet zonder gevolgen terzijde schuiven (Ps 89:32). Als ze die ontheiligen, dat wil zeggen als gewone, menselijke verordeningen zien die ze eigenwillig kunnen negeren, zullen ze bestraft worden. Ook het niet in acht nemen, ofwel veronachtzamen, van Gods “geboden”, zal Gods tucht over hen brengen. Zijn geboden zijn een uitdrukkelijke uiting van Zijn wil.

Als Davids nakomelingen met al deze verschillende uitingen van Gods wil geen rekening houden, zal Hij “hun overtreding met de roede straffen en hun ongerechtigheid met slagen” (Ps 89:33; vgl. Js 10:5). God heeft dat gedaan door de Assyriërs en de Babyloniërs respectievelijk de tien stammen en de twee stammen uit het land weg te laten voeren. Hij heeft deze volken gebruikt om Zijn volk met de roede te straffen en te slaan.

Ondanks dat heeft Hij Zijn goedertierenheid niet bij David weggenomen (Ps 89:34). Het is onmogelijk dat Hij in Zijn trouw aan Zijn verbond zal falen. God heeft geen definitief einde aan Zijn ongehoorzame volk gemaakt. Hij wordt niet in verlegenheid gebracht door hun ontrouw. God bewaart voor het waarmaken van Zijn verbond altijd een overblijfsel naar de verkiezing van de genade (Rm 9:27-29; Rm 11:5).

Die genade is mogelijk omdat Christus als Middelaar van het nieuwe verbond de vloek van het eerste of oude verbond op Zich heeft genomen. God kan natuurlijk niet handelen in tegenspraak met de inhoud van het verbond, dat wil zeggen dat God de zonde en het falen van het volk moest straffen. Wil God toch tot Zijn doel komen, dan moest Christus de straf van het volk dragen, anders zou het verbond tenietgedaan worden.

In krachtige bewoordingen verklaart God de vastheid van Zijn verbond (Ps 89:35). Hij noemt het “Mijn verbond”. Hij heeft het gesloten en Zich garant gesteld voor de naleving ervan. Daarom zal Hij het “niet ontheiligen” door er niet naar te handelen. Wat er over Zijn lippen is gekomen, zijn geen ondoordachte uitspraken, zoals dat bij ons wel vaak het geval is. Wat Hij heeft gezegd, verandert Hij niet, Hij past de voorwaarden niet aan, maar houdt Zich aan Zijn oorspronkelijke afspraak.

Wat Hij heeft gezegd, heeft Hij gezworen (Ps 89:36). Het is de krachtigste wijze om iets te beloven, wat bij Hem tegelijk de absolute vervulling op de juiste tijd en wijze inhoudt. Hij heeft gezworen “bij Mijn heiligheid”. Hij ontheiligt Zijn verbond niet, zoals Hij in Ps 89:35 heeft gezegd, omdat dit in strijd is met Zijn heiligheid. Hij is volmaakt heilig, volmaakt afgezonderd van het kwaad en de zonde.

God zegt dit alles op deze manier om Zijn zwakke, vaak twijfelende volk ervan te overtuigen dat Hij Zijn beloften waarmaakt. Als extra bevestiging zegt Hij: “Nooit zal Ik tegen David liegen” (vgl. Hb 6:17-18). Het is onmogelijk dat God liegt, want Hij kan niet liegen (Tt 1:2; Nm 23:19). Liegen is volkomen vreemd aan Zijn natuur.

Hij heeft gezegd dat Davids nageslacht voor eeuwig blijven zal, daarom blijft dat voor eeuwig (Ps 89:37). Er zal altijd iemand uit zijn nageslacht op zijn troon zitten. Dit is niemand anders dat de Messias, de Zoon van David en tevens de Zoon van God. Zijn troon “zal vóór Mij zijn”, wil zeggen dat God die troon altijd ziet. Hier is een regering die volmaakt en ononderbroken beantwoordt aan Zijn heiligheid. Daarom staat die troon net zo vast “als de zon” vaststaat aan de hemel.

De heerschappij van de Messias “zal [voor] eeuwig standhouden, zoals de maan” (Ps 89:38). De maan staat in verbinding met de zon, ze ontleent haar licht aan de zon. De zon staat vast, de maan houdt voor eeuwig stand. Beide symboliseren ze de heerschappij van het licht in het vrederijk (Gn 1:14-16). Zowel de positie als de duur van de heerschappij zijn onveranderlijk. Het koninkrijk van de Messias is een eeuwig koninkrijk (Dn 2:44).

De maan is “de getuige [hoog] aan de hemel”. Deze getuige “is trouw”. De maan kent wisselingen in haar verschijning. Ze gaat in een kringloop van nieuwemaan naar vollemaan en van vollemaan naar nieuwemaan. Hoewel er wisseling is, is er geen verrassing. Het is een getrouw beeld dat elke maand opnieuw terugkeert. God wijst hiermee op Zijn trouw, die altijd blijft, ook al is die voor de mens op het ene moment duidelijker waar te nemen dan op het andere moment.

Copyright information for DutKingComments