Psalms 91:1

Inleiding

De aanhaling van de Ps 91:11-12 in het Nieuwe Testament laat zien dat het in deze psalm over de Heer Jezus gaat (Mt 4:5-6). In de vorige psalm, Psalm 90, wordt de vergankelijkheid van de eerste mens in contrast met de eeuwige God beschreven. Dit wordt uitgebeeld door het sterven van het volk Israël in de woestijn. In Psalm 91 wordt de volkomen overgave aan God van de Heer Jezus, de tweede Mens, beschreven. Hij is de ware Jozua, Die het overblijfsel in het beloofde land brengt.

Na de zwakke, sterfelijke mens van Psalm 90 op wie de toorn van God rust, zien we in deze psalm de volmaakte Mens naar Wie God met grote vreugde kijkt. Christus is de volmaakt afhankelijke tweede Mens in tegenstelling tot de vergankelijke mens. Daarin is Hij een voorbeeld voor het overblijfsel dat gespaard zal worden tijdens de grote verdrukking en tijdens het oordeel en de gramschap van God.

In de Ps 91:1-13 zijn afwisselend de psalmist en het overblijfsel aan het woord. Dat blijkt uit het afwisseling van de persoonsvormen 1e, 2e en 3e persoon:

Ps 91:1 De psalmist

Ps 91:2 De Messias als Voorbeeld voor het overblijfsel

Ps 91:3-8 De psalmist spreekt tot de Messias

Ps 91:9a De Messias als Voorbeeld voor het overblijfsel

Ps 91:9b-13 De psalmist

Ps 91:14-16 De HEERE over de Messias

Schuilplaats en schaduw

De psalm begint met een prachtige uitspraak van de psalmist die als een geloofsbelijdenis klinkt. Het is een waarheid die we in het leven van Christus zien en die ook geldt voor het gelovig overblijfsel dat Christus als Voorbeeld heeft en navolgt. Deze geloofsbelijdenis geeft tevens het thema van deze psalm aan. Het overblijfsel is als het ware veilig en verzegeld te midden van de gevaren van de grote verdrukking en de oordelen van God.

God wordt hier voorgesteld als “de Allerhoogste” en “de Almachtige”. De naam ‘Allerhoogste’ is de naam van God in het vrederijk. Daarvan hebben we in de ontmoeting van Melchizedek met Abraham een beeld (Gn 14:18-22). Wat dan door iedereen wordt gezien, is nu al waar voor de gelovige die door een tijd van zware beproeving heen gaat. Daarom zal hij gaan zitten “in de schuilplaats van de Allerhoogste”.

God is ook ‘de Almachtige’, wat de garantie betekent dat Hij al Zijn beloften waarmaakt. Met die naam heeft Hij Zich aan Abraham, Izak en Jakob, aan wie Hij Zijn beloften heeft gedaan, bekendgemaakt (Gn 17:1; Gn 28:3; Gn 35:11; Ex 6:2). Van de vervulling van de beloften lijkt niet veel terecht te komen. Wie echter overnacht “in de schaduw van de Almachtige”, twijfelt er geen moment aan dat de vervulling komt.

De geweldige zekerheid van dit eerste vers geldt voor iedere gelovige zonder uitzondering. Iedere gelovige die dit doet, zal het ervaren. Het geldt in volmaaktheid voor de Heer Jezus als Mens op aarde. Hij heeft tijdens Zijn hele leven op aarde “in de schuilplaats van de Allerhoogste … gezeten”. ‘Zitten’ geeft rust aan, zich thuis voelen. Hij heeft daardoor de nacht, waarin de wereld verzonken was, doorgebracht “in de schaduw van de Almachtige”.

Het gelovig overblijfsel zal deze ervaring opdoen in de grote verdrukking. Wij, nieuwtestamentische gelovigen, in wie de Geest van Jezus woont, mogen God als Vader kennen. Als Vader is Hij voor ons de Allerhoogste en Almachtige. Wij mogen bij de Vader schuilen voor gevaar en in Zijn schaduw overnachten in de duisternis waarin de wereld gehuld is.

Een “schuilplaats” biedt bescherming tegen allerlei gevaren. Hierbij ligt de nadruk op de vijandige omgeving. De “schaduw” brengt dicht bij de Persoon van Wie de schaduw is. ‘Schaduw’ is een Hebreeuwse uitdrukking voor ‘bescherming’ (vgl. Kl 4:20). ‘De schaduw’ zien we ook in de vleugel van een vogel waaronder zij haar jongen verbergt en warm houdt (Ps 91:3-4; vgl. Ps 17:8; Ps 36:8; Ps 57:2; Ps 63:8). Hier staat de gedachte aan de Beschermer en Zijn zorg voor de Zijnen meer op de voorgrond. Diegene die woont in de schuilplaats van de Allerhoogste, mag tegen God zeggen: “Mijn God” (Ps 91:2).

De grote bemoediging van dit vers is een inleiding op de hele psalm. De psalm zal deze bemoediging nader illustreren. Hij beschrijft de omstandigheden die de gelovige ertoe brengen zijn schuilplaats bij de Allerhoogste te zoeken en de schaduw van de Almachtige te ervaren.

Copyright information for DutKingComments