Romans 1:5

Inleiding

Overzicht van de brief

I Romeinen 1-8

Gods gerechtigheid uit geloof (leerstellig gedeelte)

1. Rm 1:1-17 Inleiding

2. Rm 1:18-3:20 De noodzaak van de rechtvaardiging

1:18-32 De goddeloze heidenen -------

2:1-16 De eigengerechtigde volken ---Allemaal zondaars

2:17-3:8 De Joden ---------------------------

3:9-20 Er is niemand die goed doet

3. Rm 3:21-5:11 De rechtvaardiging door geloof

3:21-26 De gerechtigheid van God

3:27-4:25 Alleen door geloof

5:1-11 Vrede met God

4. Rm 5:12-8:39 In Adam - in Christus

5:12-21 Twee families

6:1-7:14 Genade en wet

7:15-25 Ervaringen

8:1-39 In Christus geen veroordeling

II Romeinen 9-11

De plaats van Israël in Gods heilsplan (historisch gedeelte)

Rm 9:1-33 De soevereiniteit van God

10:1-21 Het falen van Israël

11:1-36 Israël weer aangenomen

III Romeinen 12-16

De uitwerking in het christelijk leven (praktisch gedeelte)

1. Rm 12:1-15:13 Christelijke verantwoordelijkheid

12:1-21 Dienst en leven

13:1-14 Verhouding tot de overheid

14:1-15:13 Sterken en zwakken

2. Rm 15:14-16:27 Tot besluit

15:14-33 De persoonlijke dienst van Paulus

16:1-27 Groeten en lofprijzing

Het evangelie van God

Ik neem aan dat je de inleiding van dit boek hebt doorgelezen. Dan kunnen we nu beginnen aan de eerste brief van het Nieuwe Testament.

Rm 1:1. Als je op je ontdekkingstocht door de Bijbel begint met de brief aan de Romeinen, heb je een geweldig goede keus gemaakt. In deze brief vind je namelijk alles wat je nodig hebt om erachter te komen hoe God jou zag toen je Hem niet kende én hoe Hij jou nu ziet, nu je Hem wel kent. Voor je verdere leven als christen is dat belangrijk. Het geeft je de zekerheid, de volle overtuiging, dat je de goede weg bent ingeslagen. Je moet nog wel leren lopen op die weg, maar de weg zelf is goed. Paulus – of beter: de Heilige Geest, maar dat komt later wel aan de orde – is door God uitgekozen om in deze brief met jou daarover te praten.

Waar hij het over gaat hebben, staat al direct in Rm 1:1, namelijk over “het evangelie van God”. Het evangelie dat je hebt aangenomen, is niet door een mens bedacht, maar het is van God uitgegaan. Het is Zijn evangelie.

Rm 1:2. Vroeger heeft God al door Zijn profeten verteld dat Hij het zou laten prediken. In het Oude Testament, ook wel zoals hier “de heilige Schriften” genoemd, kun je daarover lezen. In de tijd van het Oude Testament heeft God de mens telkens op de proef gesteld om te zien of deze Hem zou dienen. Maar telkens faalde de mens. Dat dit waar is, heb jij aan den lijve ondervonden en ook voor God erkend. Ten slotte maakte God bekend, dat Hij Zelf aan het werk zou gaan. Dat is gebeurd, toen Hij Zijn Zoon zond.

Rm 1:3. De inhoud van het evangelie van God is de Zoon van God. Het is het evangelie van God “aangaande Zijn Zoon”, zo lees je hier. Het gaat niet over een leer, maar over een Persoon met Wie je nu een levende relatie hebt door het geloof. Over de Zoon van God zijn heel veel dingen in de Bijbel te vinden, de hele Bijbel staat er vol van. Het is zelfs zo, dat je de bedoeling van een gedeelte van de Bijbel of van een bepaald vers pas goed begrijpt als je gaat zien wat het je over de Heer Jezus vertelt.

Nu worden er in Rm 1:3 en Rm 1:4 twee dingen van de Heer Jezus gezegd die belangrijk zijn om de inhoud van deze brief te kunnen begrijpen. In de eerste plaats wordt van Hem gezegd dat Hij is voortgekomen “uit [het] geslacht van David”. Als de Zoon van David had Hij recht op de troon van Jahweh – de Naam van God in het Oude Testament als de God van het verbond – in Jeruzalem. Nu Israël Hem heeft verworpen, is de tijd van de troonsbestijging uitgesteld. In Romeinen 9-11 zul je zien hoe God ervoor zal zorgen dat alle beloften die Hij aan David heeft gedaan, ook vervuld zullen worden.

Rm 1:4. Het tweede wat van de Heer Jezus wordt gezegd, komt wonderlijk genoeg voort uit de verwerping van de Heer Jezus door Zijn volk. Hij, Die als Mens is gedood door kruisiging, maakt duidelijk dat Hij tevens de Zoon van God is wanneer Hij in kracht opstaat uit de doden. Dat Hij “Gods Zoon in kracht” is, is niet pas bij Zijn eigen opstanding komen vast te staan, maar al tijdens Zijn leven, doordat Hij anderen die gestorven waren, liet opstaan. Denk maar aan Lazarus (Jh 11:38-44), de jongeling van Naïn (Lk 7:11-15) en het dochtertje van Jaïrus (Mk 5:35-42).

Zijn opstanding van tussen de doden uit – want de andere mensen bleven in de dood – was “naar [de] Geest van heiligheid”. Dat is een belangrijke toevoeging. Alles wat de Heer Jezus in Zijn leven deed, was volkomen in overeenstemming met de Heilige Geest. Het was allemaal in overeenstemming met Gods wil en daarom was er niets verkeerds in Zijn leven.

Maar in de drie uren van duisternis op het kruis kwam Hij wel in aanraking met het kwaad. Daar en toen werd Hij tot zonde gemaakt (2Ko 5:21), daar en toen droeg Hij onze zonden in Zijn lichaam (1Pt 2:24a). God oordeelde Hem daarvoor en gaf Hem het loon van de zonde, dat is de dood (Rm 6:23a). Wanneer Hij dan opstaat uit de dood, kan de Geest van heiligheid Zich ook daar volkomen een mee maken omdat alles wat met de zonde, het verkeerde, te maken heeft, volkomen door Hem is uitgeboet. Als je zo ziet Wie de Heer Jezus is en wat Hij gedaan heeft, kan het niet moeilijk zijn Hem als “Heer” van je leven te erkennen, zoals Paulus aan het eind van Rm 1:4 zegt.

Rm 1:5-7. Paulus is onder de indruk van die Persoon. Daarom wil hij naar alle volken gaan om mensen tot geloofsgehoorzaamheid aan die Persoon te brengen. Ik hoop dat er ook iets uit jouw (en mijn) leven straalt, in woord en daad, waardoor anderen de Heer Jezus in het geloof gaan gehoorzamen.

Lees nog eens Romeinen 1:1-7.

Verwerking: Vertel met je eigen woorden aan God Wie de Heer Jezus voor jou is.

Copyright information for DutKingComments