Romans 4:15

Het nageslacht van Abraham

Rm 4:9-10. Om te begrijpen waar het in de Rm 4:9-12 over gaat, moet ik je weer even meenemen naar Genesis 17. Ik heb daar bij Romeinen 2:28-29 ook al naar verwezen. Lees dat stukje er nog maar eens op na. In Genesis 17 lees je over een verbond dat God met Abraham sloot (Gn 17:9-14). Als teken daarvan moesten alle mannen en jongens besneden worden. Het was een uitwendig teken dat ieder jongetje kreeg op de achtste dag na zijn geboorte. Door dit teken stelde God het hele volk dat uit Abraham geboren zou worden, het volk Israël, apart van de rest van de mensen. Je hebt al gezien dat het een groot voorrecht betekende om bij Gods aardse volk te horen.

Maar als het gaat om het ontvangen van de gerechtigheid van God, is er voor Hem geen onderscheid. Om het geluk van de vergeving van je zonden te kennen en daardoor te weten dat je voor God een rechtvaardige bent, maakt het niet uit of je uiterlijk tot het volk van God behoort of niet. Het gaat om je innerlijk, om je geloof in Hem. Toen het geloof Abraham tot gerechtigheid werd gerekend, was hij niet eens besneden.

Rm 4:11-12. Hij ontving het teken van de besnijdenis juist als een zegel op het geloof dat hij al had toen hij nog niet besneden was. Dat wordt hier naar voren gebracht om duidelijk te maken dat Abraham niet alleen de vader is van een letterlijk nageslacht, het volk Israël, maar dat hij ook de vader is van een geestelijk nageslacht.

Er is hier sprake van drie soorten nageslacht. Ik zal proberen dat uit te leggen:

1. In Rm 4:11 wordt hij de vader van de onbesnedenen genoemd. De onbesnedenen zijn de niet-Joden, de heidenen, die in hun onbesneden staat net zo geloofden als Abraham toen hij ook nog niet besneden was. Het betreft hier zijn geestelijke nageslacht. Dit is de eerste soort nageslacht.

In Rm 4:12 wordt hij de vader van de besnedenen genoemd. Dat betreft zijn letterlijke, lichamelijke nageslacht, dat is het volk Israël. En nu moet je goed lezen: dit letterlijke nageslacht bestaat uit twee groepen:

2. In de eerste plaats is daar de groep die alleen in uiterlijke zin, door een uiterlijke besnijdenis, het nageslacht van Abraham is. Dit is de tweede soort nageslacht.

3. In de tweede plaats is er de groep die niet alleen in uiterlijke zin zijn nageslacht is, maar óók in geestelijke zin. Die mensen laten zien dat zij ook in geestelijke zin zijn nageslacht zijn door te wandelen in de voetstappen van het geloof van Abraham dat hij had toen hij nog onbesneden was. Dit is de derde soort nageslacht.

Rm 4:13-15. De belofte dat Abraham, of zijn nageslacht, erfgenaam van de wereld zou zijn, was niet in de een of andere wet vastgelegd. De wet vormt weer een andere verbinding tussen God en Zijn aardse volk Israël dan de besnijdenis. De wet was er in Abrahams tijd nog lang niet, maar kwam pas veel later.

Als er al een wet gegeven zou zijn waarin stond dat ze de belofte konden krijgen, dan was geloof niet meer nodig. Dan zou immers de belofte toch weer afhankelijk gemaakt worden van eigen verdienste, eigen inspanning. Het resultaat daarvan zou dan weer zijn dat er toorn zou komen in plaats van een vervulling van de belofte, want niemand zou erin slagen aan de eisen van de wet te voldoen. De zekerheid van de belofte ligt in geloof en genade. Alles is vast verbonden aan God, Die het Voorwerp is van het geloof en Die genade betoont.

Rm 4:16-17. Voor Abraham was God een persoonlijk aanwezige God. Hij geloofde Hem, vertrouwde op Hem en wist dat God dingen kon bewerken die voor hem als mens een onmogelijke opgave waren. Voor Abraham was God Iemand Die doden levend maakt, net zo goed als God dingen die er niet zijn, tevoorschijn kan roepen en vorm kan geven. In Psalm 33 staat dat zo: “Want Híj spreekt en het is er, Híj gebiedt en het staat er” (Ps 33:9). Kijk maar naar de schepping.

Door op deze manier te geloven is Abraham door God gesteld “tot een vader van vele volken”. Zoals hij God geloofde op Zijn woord, zo mag ook jij, die God hebt leren kennen in je leven, Hem houden aan de beloften die Hij in Zijn Woord aan jou heeft gegeven.

Lees nog eens Romeinen 4:9-17.

Verwerking: Zijn er beloften die God jou gegeven heeft, en vertrouw je daarin ook op Hem?

Copyright information for DutKingComments