Romans 9:14-21

God is soeverein

Rm 9:14. In de voorbeelden van het vorige stukje is duidelijk naar voren gekomen dat God volgens uitverkiezing te werk gaat. Dan komt er direct tegenstand. Die tegenstand kun je bij jezelf voelen opkomen, zo van: ‘Het is toch wel oneerlijk, onrechtvaardig, van God om op die manier met mensen om te gaan.’ Dat wij dit kunnen denken of zeggen, komt omdat wij te veel de mens in het middelpunt van onze gedachten plaatsen en niet God. Paulus kapt die gedachtegang direct af met: “Volstrekt niet!”

Om dit ‘volstrekt niet’ toe te lichten neemt hij twee andere voorbeelden uit het Oude Testament. Deze voorbeelden dienen ertoe om ons te laten zien dat God handelt naar Zijn eigen wil. God heeft, zoals dat wel genoemd wordt, een soevereine wil. Hij is de enige Die handelen kan en handelen mag naar Zijn eigen goeddunken, zonder dat Hij de mens daar rekenschap van hoeft te geven omdat alles wat Hij doet altijd volmaakt goed is.

Dit betekent niet dat God maar willekeurig te werk gaat. Hij is niet de grillige heerser die onbeheerst beslissingen neemt en uitvoert. Wat God doet, kan Hij altijd tegenover iedereen verdedigen. Maar als wij, mensen, menen God te kunnen beoordelen, meten wij ons een houding aan die ons niet past. Dan zijn wij niet in staat het doen van God te begrijpen. Om iets te begrijpen van wat God doet, zullen we ons anders moeten opstellen. We moeten beginnen met te erkennen dat Hij God is Die het recht heeft te doen wat Hij goed acht. We zullen ook moeten erkennen dat wij maar nietige mensjes zijn, schepselen die helemaal afhankelijk zijn van hun Schepper.

Rm 9:15. In deze houding kun je iets gaan begrijpen van wat God tegen Mozes zegt: “Ik zal Mij erbarmen over wie Ik Mij erbarm en Mij ontfermen over wie Ik Mij ontferm.” Hé, dat lijkt op het eerste gezicht toch die onrechtvaardigheid, die willekeur van God te bevestigen. Nou, als je nu eens nagaat waaróm God dat tegen Mozes zegt, wat de aanleiding daartoe is, dan ga je daar beslist anders over denken. Want wat is het geval?

Omdat Mozes zolang wegbleef, had het volk een gouden kalf gemaakt en daar zijn eer aan gegeven. Dat was pure afgoderij en wel bedreven door het hele volk! Dat betekende dat God het hele volk zou moeten oordelen. Maar op grond van de voorbede van Mozes is er erbarmen en ontferming. Zó erbarmend en ontfermend is God, dat Hij niet het hele volk van voor Zijn aangezicht wegvaagt, maar Zich over een aantal erbarmt en ontfermt.

Rm 9:16. Deze geschiedenis maakt duidelijk dat het niet gaat om het doen en laten van de mens – het ligt “niet aan hem die wil, ook niet aan hem die loopt” –, maar dat het gaat om de “Zich erbarmende God”.

Rm 9:17-18. Na het voorbeeld van de ontferming van God komt er nu een voorbeeld van het oordeel van God. Rm 9:17 begint met: “Want de Schrift zegt tegen Farao.” Wanneer je deze aanhaling in Exodus 9 opzoekt (Ex 9:16), zul je zien dat het God Zelf is Die dit tegen de farao zegt. Als dan hier in Romeinen 9 staat dat ‘de Schrift’ het zegt, wil dat zeggen dat wat zegt God en wat de Schrift zegt een en hetzelfde is. (Even tussen haakjes: Het onmetelijke belang van de Bijbel om te weten wat God gezegd heeft, wordt hiermee dik onderstreept. Maak daarom het Woord van God tot je eigendom. Je zult dan God leren kennen en bewaard blijven voor dwaling.) De farao is door God verwekt met een tweeledig doel: God wilde aan hem Zijn macht betonen en God wilde Zijn Naam verkondigen op de hele aarde. Hiervoor kon de farao gebruikt worden door God.

Nu moet je niet denken dat de farao een willoos werktuig was. Hij bleef volledig verantwoordelijk voor zijn eigen houding en handelen tegenover God. Het was dan ook pas nadat de farao verschillende malen zelf zijn hart had verhard dat God zijn hart verhardde. Pas daarna gebruikte God hem als een voorbeeld van het oordeel dat Hij over mensen moet brengen die zich tegen Hem blijven verzetten. God ontfermt zich over wie Hij wil – zoals over sommigen van Israël, terwijl heel Israël te veroordelen was – en Hij verhardt wie Hij wil – zoals de farao, die ook te veroordelen was.

Je vraagt je misschien nog af: Maar hoe zit dat dan met dat verwekken? Wil dat zeggen dat God hem met dat doel geboren heeft laten worden? Nee. Verwekken wil hier zeggen dat God de geschiedenis van het leven van de farao zo heeft bestuurd, dat hij zou laten zien wat er in zijn hart was voor God. Het was duidelijk de geschiedenis van opstandigheid tegen God. Ook bleek dat er geen enkele neiging was om te luisteren naar de waarschuwingen die God zond in de verschillende plagen die het land troffen. In het volgende gedeelte wordt daar nog verder op doorgegaan.

Lees nog eens Romeinen 9:14-18.

Verwerking: Vind jij God ook wel eens onrechtvaardig? Hoe ga je daarmee om?

Twee soorten vaten

Rm 9:19. Weet je wat ons zo vaak dwars zit? Onze menselijke logica, ons natuurlijke, verduisterde verstand. Wij redeneren als volgt: ‘God heeft uit het totaal van alle mensen een aantal mensen uitverkoren om hen te zegenen. Alle andere mensen worden niet gezegend en zijn daarom door God bestemd om verloren te gaan. Als dat zo is, wat heeft God dan nog aan te merken? Wie kan Zijn wil weerstaan? Alles ligt toch al vast bij onze geboorte? Welk mens kan daar enige verandering in aanbrengen?’

Dit soort redeneringen geeft aan dat wij God zitten te beoordelen. Ik herhaal wat ik al eerder gezegd heb: Het eerste waarvan wij doordrongen moeten worden, is dat God soeverein is in Zijn handelen. Hij bepaalt alles, zonder dat het nodig is dat Hij daar tegenover de mens rekenschap van aflegt. God beoordeelt en oordeelt de mens en niet andersom. De bevoegdheid om te oordelen berust bij Hem en bij Hem alleen en niet bij de mens.

Rm 9:20-21. Paulus wil ons inprenten dat God de macht heeft alle dingen te doen, zonder dat ook maar iemand het recht heeft daar iets van te zeggen. God bezit de absolute macht en het absolute recht om Zijn wil tot uitvoering te brengen. Welk recht hebben wij om God ter verantwoording te roepen door Hem te vragen waarom Hij ons zó heeft gemaakt en niet anders? De soevereiniteit van God wordt vergeleken met die van een pottenbakker. Een pottenbakker heeft toch ook de macht om uit dezelfde klomp klei zowel een sierlijke pot als een lelijke pot te maken? Maar nog eens: de nadruk ligt hier op Gods soevereiniteit, zonder dat dit betekent dat God zo gehandeld heeft.

Rm 9:22-23. Hoe God wel gehandeld heeft, laat Paulus in deze verzen zien. Om het te begrijpen moet je Rm 9:22 en Rm 9:23 maar eens met elkaar vergelijken. Daar zie je twee soorten vaten: “vaten van de toorn” (Rm 9:22) en “vaten van de barmhartigheid” (Rm 9:23). Let nu eens goed op de manier waarop over deze vaten wordt gesproken.

Van de vaten van de toorn staat dit:

1. God wilde aan hen Zijn toorn betonen en Zijn macht bekendmaken.

2. Hij heeft ze met veel lankmoedigheid verdragen.

3. Ze zijn tot het verderf toebereid.

De grootste moeilijkheid geeft punt 3. Wie heeft deze vaten tot het verderf toebereid? Heeft God dat gedaan? Als je dat zegt, maak je God tot de stichter van het kwaad, alsof Hij daadwerkelijk de mens aanzet tot handelingen die het verderf over hem brengen. Wat God betreft, lees je hier juist over Zijn “lankmoedigheid” ofwel Zijn geduld. Wat voor zin zou het hebben om over de lankmoedigheid van God te spreken, als God bezig zou zijn om deze vaten tot het verderf toe te bereiden? Ook lees je in 2 Petrus 3 dat het de lankmoedigheid van God is waardoor het oordeel wordt uitgesteld (2Pt 3:9).

Nee, het zijn deze vaten zelf die zich tot het verderf toebereiden. Met ‘vaten’ worden mensen bedoeld. Zo zegt de Heer van Paulus dat hij “een uitverkoren vat” is (Hd 9:15). Van een dergelijk vat, dat zichzelf tot het verderf toebereidt, is de farao, zoals je dat zag in Rm 9:17, een sprekend voorbeeld.

Van de vaten van de barmhartigheid staat het volgende:

1. God wilde over hen de rijkdom van Zijn heerlijkheid bekendmaken

2. Hij heeft ze tevoren tot heerlijkheid bereid.

Hier blijkt het grote verschil met de vaten van de toorn: God bereidt de vaten van de barmhartigheid tot heerlijkheid – dat doen de vaten niet zelf; en ook: God heeft dat tevoren gedaan – en niet laten afhangen van hun gedrag in dit leven.

In deze twee soorten vaten wordt het volgende voorgesteld: aan de ene kant de verantwoordelijkheid van de mens en aan de ander kant de raadsbesluiten, de plannen, de voornemens van God.

Deze twee kanten of zijden van dezelfde waarheid vind je door de hele Bijbel heen. Ze zijn door ons, mensen, niet met elkaar te verbinden. Dat kan God alleen. Ze zijn wel eens vergeleken met de twee rails van een spoorlijn. Die lopen altijd evenwijdig naast elkaar voort. Als je in de verte kijkt, lijkt het alsof ze bij elkaar komen. Op een dergelijke manier lopen de twee lijnen van de verantwoordelijkheid van de mens en de raadsbesluiten van God naast elkaar door de Bijbel heen.

Bij het kruis zie je deze twee lijnen als het ware samenkomen. Je leest daarover in Handelingen 2. Daar staat dat de Heer Jezus

1. door de bepaalde raad en voorkennis van God is overgegeven – God heeft dat zo gewild;

2. door de Joden door de hand van wettelozen aan het kruis is gehecht en gedood – dat heeft de mens gedaan en daarvoor wordt hij verantwoordelijk gesteld (Hd 2:22-23).

Wie kan deze twee zijden van het kruis met elkaar verbinden dan God alleen?

Probeer niet dit onbegrijpelijke te begrijpen. Dat is ons, mensen, niet gegeven. Dank Hem er maar voor dat je de beide kanten van de waarheid mag zien. Het is belangrijk dat je steeds meer zicht krijgt op je verantwoordelijkheden als schepsel tegenover God. Je zult dan ook in de praktijk van je leven daarmee rekening houden.

Ook het steeds meer zicht krijgen op de plannen, de voornemens van God zal zijn uitwerking in je leven niet missen. Je leven wordt op deze manier een rijk leven. Wat God van je vraagt, zal best wel eens moeilijk zijn, maar als je ziet wat Zijn plannen en bedoelingen zijn, zal dat je motiveren om Hem in je leven te eren.

Lees nog eens Romeinen 9:19-23.

Verwerking: Denk eens na over de grootheid van God.

Copyright information for DutKingComments