1 Timothy 1:2

2Aan Timotheüs, mijn oprechten zoon in het geloof; genade, barmhartigheid, vrede zij u van God, onzen Vader, en Christus Jezus, onzen Heere.
 mijn oprechten Dat is, mijn zeer lieven zoon, gelijk hij spreekt 2Ti 1:2; want het Griekse woord gnesios, of rechte, wordt niet gesteld tegen onrechte of verbasterde zonen, maar betekent een bijzondere trap der liefde van Paulus jegens hem, en ene bijzondere genegenheid en eerbied van Timotheüs jegens Paulus. Het is dan eigenlijk een zoon, die den aard des vaders wel uitdrukt, gelijk hij Titus ook noemt; Tit 1:3.
,
 in het geloof; Dat is, naar het algemeen geloof, gelijk hij spreekt Tit 1:3; waarmede Paulus aanwijst, dat hij niet spreekt van ene natuurlijke geboorte, maar van ene bovennatuurlijke, waardoor hij hem door het Evangelie van Christus gewonnen, en tot het algemeen geloof had gebracht. Zie 1Co 4:14-15.
,
 genade, Zie hiervan het begin van de andere zendbrieven van Paulus.
,
 barmhartigheid, vrede Dit is ene vrucht van de genade Gods; want gelijk door de genade de eeuwige genade onzer verkiezing hier bekwamelijk wordt verstaan, alzo wordt door de barmhartigheid de vergeving onzer zonden door het geloof, en door den vrede de gerustheid onzer conscientiën in God verstaan; Rom 5:1, enz.
Copyright information for DutSVVA