2 Kings 11:1-3

1Toen nu Athalia, de moeder van Ahazia, zag, dat haar zoon dood was, zo maakte zij zich op, en bracht al het koninklijke zaad om.
 Athália Welke was Achabs dochter, de huisvrouw van Joram en moeder van Ahazia, dien Jehu gedood had, boven, 2Ki 8:18, en 2Ki 9:27.
,
 Aházia, Zie boven, 2Ki 9:27.
,
 al het koninklijke zaad Hebreeuws, al het zaad des koninkrijks; dat is, al de prinsen van den bloede, op welke de successie der kroon mocht komen. Versta dit, van Athalia's voornemen, niet van de volle daad; want één is ontkomen; gelijk vs.2 uitwijst.
2Maar Joseba, de dochter van den koning Joram, de zuster van Ahazia, nam Joas, den zoon van Ahazia, en stal hem uit het midden van des konings zonen, die gedood werden, zettende hem en zijn voedster in een slaapkamer; en zij verborgen hem voor Athalia, dat hij niet gedood werd.
 Joséba, Hebreeuws, Jehoschebah. Anders, Jehoschabbath, 2Ch 22:11, alwaar ook staat dat zij was de huisvrouw van den hogepriester Jojada, maar men meent dat zij uit een andere huisvrouw van Joram dan uit de afgodische Athalia geboren was.
,
 Joas, Hebreeuws, Joas; anders, Jehoas, onder, 2Ki 12:2.
,
 zettende Dit woord is hier ingevoegd uit 2Ch 22:11.
,
 een slaapkamer; Hebreeuws, een kamer der bedden; dat is, in een der kamers, die aan den tempel getimmerd waren, waarin de bedden der priesters waren, waarop zij sliepen, als zij op hun beurt den godsdienst moesten waarnemen. Zie Jer 35:2.
,
 zij verborgen hem Te weten, Jojada en Joseba.
,
 voor Athália, Hebreeuws, voor het aangezicht van Athalia.
3En hij was met haar verstoken in het huis des Heeren zes jaren; en Athalia regeerde over het land.
Copyright information for DutSVVA