2 Kings 4:27

27Toen zij nu tot den man Gods op den berg kwam, vatte zij zijn voeten. Maar Gehazi trad toe, om haar af te stoten. Doch de man Gods zeide: Laat ze geworden; want haar ziel is in haar bitterlijk bedroefd, en de Heere heeft het voor mij verborgen, en mij niet verkondigd.
 vatte zij Dit deed zij niet alleen uit ootmoedige eerbieding, maar ook uit ijverige genegenheid om wat van Elisa te verzoeken, begerende dat hij zich niet verroeren zou uit zijn plaats, eer dat hij haar gehoord zou hebben. Vergelijk Mat 28:9.
,
 af te stoten Te weten, opdat zij zijn heer niet moeilijk zou vallen. Vergelijk Mar 10:13.
,
 is in haar Hebreeuws, is haar bitter; dat is, met enige droefheid, die haar zeer ter harte gaat, bevangen. Bitterheid wordt voor droefenis en kwelling des harten genomen; Gen 26:35; Rth 1:20; 1Sa 1:10, en 1Sa 22:2; Job 3:20, en Job 7:11, en Job 9:18; Pro 14:10.
Copyright information for DutSVVA