2 Samuel 10:2-4

2Toen zeide David: Ik zal weldadigheid doen aan Hanun, den zoon van Nahas, gelijk als zijn vader weldadigheid aan mij gedaan heeft. Zo zond David heen, om hem door den dienst zijner knechten te troosten over zijn vader. En de knechten van David kwamen in het land van de kinderen Ammons.
 Nahas, Hebreeuws, Nachas
,
 gelijk als zijn vader weldadigheid aan mij gedaan heeft Wanneer en waarin dit geschied is, wordt in de Heilige Schrift niet vermeld. Het kan zijn dat hij gelijke weldadigheid aan David bewezen heeft ten tijde zijner ballingschap, gelijk de koning der Moabieten; 1Sa 22:4.
,
 dienst Hebreeuws, hand
,
 knechten Dat is, zijner officieren, of hovelingen, die hij als gezanten tot hem schikte.
,
 vader Dat is, zijns vaders dood.
3Toen zeiden de vorsten der kinderen Ammons tot hun heer Hanun: Eert David uw vader in uw ogen, omdat hij troosters tot u gezonden heeft? Heeft David zijn knechten niet daarom tot u gezonden, dat hij deze stad doorzoeke, en die verspiede, en die omkere?
 in uw ogen, Dat is, naar uw mening. De zin is: Meent gij, of, dunkt u dat David dit doet om uw vader te eren?
,
 Heeft David zijn knechten niet daarom tot u gezonden, Zij willen zeggen dat hij het zonder allen twijfel daarom gedaan heeft. Zie van zulk vragen Jdg 4:6.
4Toen nam Hanun Davids knechten, en schoor hun baard half af, en sneed hun klederen half af, tot aan hun billen; en hij liet hen gaan.
 hun baard half af, Hebreeuws, de helft huns baards
,
 half af, Hebreeuws, in, of door de helft.
Copyright information for DutSVVA