Acts 15

1En sommigen, die afgekomen waren van Judea, leerden de broederen, zeggende: Indiën gij niet besneden wordt naar de wijze van Mozes, zo kunt gij niet zalig worden.
 sommigen, die Namelijk die uit de Joden tot den Christelijken godsdienst zich begeven hadden, vs.5, onder welke de oude leraars meenden dat de ketter Cerinthus mede geweest is; Epifanis Haeres.28.
,
  van Judea, Namelijk tot Antiochië.
,
 gij niet besneden Namelijk die uit de heidenen tot den Christelijken godsdienst bekeerd zijt, indien gij daarenboven u niet laat besnijden en de wet der ceremoniën niet onderhoudt.
2Als er dan geen kleine wederstand en twisting geschiedde bij Paulus en Barnabas tegen hen, zo hebben zij geordineerd, dat Paulus en Barnabas, en enige anderen uit hen, zouden opgaan tot de apostelen en ouderlingen naar Jeruzalem, over deze vraag.
 wederstand Of, als er dan een oproer geschiedde, en geen kleine twisting bij, enz.
,
 twisting Grieks samenvraging; dat is, disputering, vs.7.
,
 Paulus en Die zich tegen deze valse leer stelden.
,
 zij geordineerd, Namelijk de voorstanders der gemeente te Antiochië.
,
 tot de apostelen Namelijk Petrus, Jakobus en Johannes; Gal 2:9 .
,
 vraag Of, kwestie, geschil. Zie Act 18:15 .
3 Zij dan, van de Gemeente uitgeleid zijnde, reisden door Fenicië en Samarië, verhalende de bekering der heidenen; en deden al den broederen grote blijdschap aan.
 van de Gemeente Hetwelk de gemeente deed, om te tonen dat deze zaak niet alleen Paulus en Barnabas, maar de gehele gemeente aanging.
,
 de bekering Namelijk tot den Christelijken godsdienst.
,
 deden al Grieks maakten.
4En te Jeruzalem gekomen zijnde, werden zij ontvangen van de Gemeente, en de apostelen, en de ouderlingen; en zij verkondigden, wat grote dingen God met hen gedaan had.
 met hen gedaan Dat is, door hen. Zie Act 14:27 .
5Maar, zeiden zij, er zijn sommigen opgestaan van die van de sekte der Farizeën, die gelovig zijn geworden, zeggende, dat men hen moet besnijden, en gebieden de wet van Mozes te onderhouden.
 zeiden zij, Deze woorden zijn daarbij gedaan opdat men mag verstaan dat deze woorden niet van Lukas, maar van Paulus verhaald worden.
,
 sekte der Grieks ketterij. Zie van dit woord de verklaring Act 5:17 , en van de Farizeën Mat 3:7 .
,
 die gelovig Dat is, die den Christelijken godsdienst hadden aangenomen, doch, gelijk het blijkt, den ouden zuurdesem der Farizeën niet ten enenmale afgelegd hadden.
,
 hen moet besnijden, Namelijk die zich uit het heidendom tot de Christelijke religie begeven; Act 14:27 .
,
 de wet van Namelijk der ceremoniën, vs.24. Hoewel het ook verstaan kan worden van de wet der zeden, om daardoor gerechtvaardigd te worden.
6En de apostelen en de ouderlingen vergaderden te zamen, om op deze zaak te letten.
 vergaderden Dit is de eerste vergadering, consilie, of synode, die over kwestiën van de religie in het Nieuwe Testament is gehouden.
,
 om op deze zaak Grieks om over dit woord te zien. Heb
7En als daarover grote twisting geschiedde, stond Petrus op en zeide tot hen: Mannen broeders, gij weet, dat God van over langen tijd onder ons mij verkoren heeft, dat de heidenen door mijn mond het woord des Evangelies zouden horen, en geloven.
 twisting geschiedde, Grieks samenvraging; dat is, disputering, namelijk tussen beide partijen, die beide moeten gehoord worden.
,
 over langen tijd Grieks van oude dagen; welken tijd sommigen verstaan van het begin der predikatie van de apostelen na de hemelvaart van Christus; anderen van den tijd der bekering van Cornelius; Hand. 10.
8En God, de Kenner der harten, heeft hun getuigenis gegeven, hun gevende den Heiligen Geest, gelijk als ook ons;
 getuigenis Namelijk dat zij hem ook aangenaam waren; Act 10:28 .
,
 den Heiligen Dat is, de gaven des Heiligen Geestes, zo gewone als buitengewone.
9En heeft geen onderscheid gemaakt tussen ons en hen, gereinigd hebbende hun harten door het geloof.
 geen onderscheid Namelijk aangaande de weldaden en gaven, die gemeen zijn dengenen, die in Christus geloven.
10Nu dan, wat verzoekt gij God, om een juk op den hals der discipelen te leggen, hetwelk noch onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen?
 een juk op Namelijk de wet der ceremoniën, vs.5.
,
 dragen? Dat is, volkomen onderhouden, noch daardoor gerechtvaardigd worden. Zie de aantekeningen Act 13:39 .
11Maar wij geloven, door de genade van den Heere Jezus Christus, zalig te worden, op zulke wijze als ook zij.
 de genade van Dat is, door het lijden en de gerechtigheid van Jezus Christus, waarmede hij ons de genade Gods verdiend heeft, waarvan de ceremoniën der wet een voorbeeld waren; Joh 1:17 .
,
 zij Namelijk onze vaders zalig zijn geworden door dezelfde genade.
12En al de menigte zweeg stil, en zij hoorden Barnabas en Paulus verhalen, wat grote tekenen en wonderen God door hen onder de heidenen gedaan had.
 de menigte Namelijk niet der gemeente, maar der apostelen en ouderlingen. Zie vs.4.
,
 zweeg stil, Namelijk daarmede betonende hunne toestemming in hetgeen van Petrus gezegd was.
13En nadat deze zwegen, antwoordde Jakobus, zeggende: Mannen broeders, hoort mij.
 deze zwegen, Namelijk Paulus en Barnabas.
,
 antwoordde Dat is, begon te spreken, Hebreën.
,
 Jakobus, Namelijk Alfeus' zoon, Jakobus de kleine. Zie van hem Act 12:17 .
14Simeon heeft verhaald hoe God eerst de heidenen heeft bezocht, om uit hen een volk aan te nemen voor Zijn Naam.
 Simeon heeft Namelijk Petrus, die zichzelven ook zo noemt, 2Pe 1:1 . Anders ook Simon; Mat 10:2 .
,
 eerst de heidenen Dat is, overlang, vs.7.
,
 bezocht, om Of, aangezien.
,
 door Zijn Naam Dat is, voor zichzelven. Of, in zijnen naam. Of, dat zijn volk zou genoemd worden, vs.17.
15En hiermede stemmen overeen de woorden der profeten, gelijk geschreven is: 16Na dezen zal Ik wederkeren, en weder opbouwen de tabernakel van David, die vervallen is, en hetgeen daarvan verbroken is, weder opbouwen, en Ik zal denzelven weder oprichten.
 de tabernakel Dat is, de gemeente in welke Christus de Zoon Davids woont.
,
 verbroken is, Grieks ondergraven; namelijk in de gelovige Joden, in welker plaats de heidenen als levende stenen gebouwd zijn.
17Opdat de overblijvende mensen den Heere zoeken, en al de heidenen, over welken Mijn Naam aangeroepen is, spreekt de Heere, Die dit alles doet.
 overblijvende Dat is, niet alleen de Joden, maar ook de andere volken, welke Amos Edom noemt; zie Amo 9:11-12 .
,
 Naam aangeroepen Grieks over hen aangeroepen, of genaamd is; zie Act 11:26 .
18Gode zijn al Zijn werken van eeuwigheid bekend.
 van eeuwigheid bekend Dat is, al wat God in den tijd doet, dat heeft Hij van eeuwigheid besloten alzo te doen.
19Daarom oordeel ik, dat men degenen, die uit de heidenen zich tot God bekeren, niet beroere;
 oordeel ik, dat Dat is, dit is mijn gevoelen en mening in deze zaak.
,
 beroere; Of, ongerust te maken, of dat men hen niet ongerust moet maken.
20Maar hun zal aanschrijven, dat zij zich onthouden van de dingen, die door de afgoden besmet zijn, en van hoererij, en van het verstikte, en van bloed.
 die door de afgoden Grieks besmettingen der afgoden; dat is, van spijs of drank den afgoden opgeofferd, en die daardoor besmet zijn, gelijk vs.29 verklaard wordt.
,
 hoererij Dit verstaan sommigen van de lichamelijke hoererij, die wel in zichzelve niet middelmatig is, Exo 20:14 ; maar van de heidenen voor gene zonde en voor middelmatig gehouden werd; 1Co 6:13-15 ; anderen, van de geestelijke hoererij, dat is, afgoderij, die doorgaans van de profeten hoererij genaamd wordt, Exo 34:16 ; Lev 20:5 ; Jdg 2:17 ; Psa 106:39 ; Isa 23:17 ; Jer 3:6 , Jer 3:8 ; Eze 16:15-16 ; en namelijk van die soort van afgoderij, die sommigen uit de heidenen, bekeerd zijnde, bedreven, etende in de tempels der afgoden hetgeen dezen was opgeofferd; waarvan de apostel spreekt 1Co 8:9-10 , en 1Co 10:14 , 1Co 10:21 ; hetwelk zij meenden, hun door de Christelijke vrijheid geoorloofd te zijn, en zij dikwijls deden met groten aanstoot der zwakken.
,
 verstikte, en Dat is, van beesten, die gestorven waren zonder bloed te laten, dat den Joden een gruwel was. Zie Gen 9:4 ; Lev 3:17 ; Deu 12:23 .
,
 bloed Namelijk van het beest afgezonderd, hetzij geronnen gegeten, of ongeronnen gedronken, hetwelk God verboden had, om de mensen van alle wreedheid en bloedstorting af te schrikken; Gen 9:4 .
21Want Mozes heeft er van oude tijden in elke stad, die hem prediken, en hij wordt op elken sabbat in de synagogen gelezen.
 tijden in elke Grieks geslachten.
,
 hij wordt op Dat is, zijne schriften; Neh 8:1 ; Luk 16:29 .
22Toen heeft het den apostelen en den ouderlingen, met de gehele Gemeente, goed gedacht, enige mannen uit zich te verkiezen, en met Paulus en Barnabas te zenden naar Antiochië: namelijk Judas, die toegenaamd wordt Barsabas, en Silas, mannen, die voorgangers waren onder de broeders.
 met de gehele Namelijk die het besluit der apostelen en ouderlingen voor goed gekend had.
,
 Silas, mannen, Deze is dezelfde, die Silvanus genaamd wordt 1Th 1:1 , en 2Th 1:1 .
,
 voorgangers Dat is, die onder de voornaamsten waren van aanzien, kennis en beleid onder de kerkedienaren aldaar.
23En zij schreven door hen dit navolgende: De apostelen, en de ouderlingen, en de broeders wensen den broederen uit de heidenen, die in Antiochië, en Syrië, en Cilicië zijn, zaligheid.
 door hen dit Grieks door hunne hand; dat is dienst, Hebreën, Act 7:25 ; namelijk om van hen gedragen te worden aan de gemeente te Antiochië.
,
 broeders wensen Namelijk de andere gemene broeders der gemeente van Jeruzalem, die hetzelve ook hadden goedgevonden.
,
 zaligheid Grieks blijde te zijn; hetwelk was een gemene wijze van groetenis, in het begin der brieven bij de Grieken gebruikelijk. Zie Act 23:26 .
24Nademaal wij gehoord hebben, dat sommigen, die van ons uitgegaan zijn, u met woorden ontroerd hebben en uw zielen wankelende gemaakt, zeggende, dat gij moet besneden worden, en de wet onderhouden; welken wij dat niet bevolen hadden;
 die van ons Zie vs.1, en 1Jo 2:19 .
,
 wankelende gemaakt, Dat is, de vastigheid uws geloofs en de gerustheid uws gemoeds gelijk als los en onvast makende.
,
 wet onderhouden; Zie de aantekeningen vs.5.
,
 niet bevolen hadden; Dat is, geen last gegeven hebben zulks te leren, hoewel zij onzen naam misbruiken.
25Zo heeft het ons eendrachtelijk te zamen zijnde, goed gedacht, enige mannen te verkiezen, en tot u te zenden, met onze geliefden, Barnabas en Paulus. 26Mensen, die hun zielen overgegeven hebben voor den Naam van onzen Heere Jezus Christus.
 overgegeven hebben Dat is, die met groot gevaar huns levens het Evangelie vrijmoedig gepredikt hebben.
27Wij hebben dan Judas en Silas gezonden, die ook met den mond hetzelfde zullen verkondigen.
 met den mond Grieks met, of door het woord.
28Want het heeft den Heiligen Geest en ons goed gedacht, ulieden geen meerderen last op te leggen dan deze noodzakelijke dingen:
 ons goed gedacht, Dat is, ons door ingeven des Heiligen Geestes.
,
 geen meerderen Zie hiervan de verklaring vs.10.
,
 noodzakelijke dingen Namelijk voor dezen tijd; welke hoewel zij niet eigenlijk ter zaligheid noodwendig zijn [uitgenomen het vlieden van hoererij en afgoderij], zo zijn zij nochtans nodig onderhouden te worden tot noodzakelijken vrede en stichting der gemeente, om der zwakgelovige Joden wil.
29Namelijk, dat gij u onthoudt van hetgeen den afgoden geofferd is, en van bloed, en van het verstikte, en van hoererij; van welke dingen, indien gij uzelven wacht, zo zult gij weldoen. Vaart wel.
 hetgeen den afgoden Zie hiervan 1Co 8 , door het gehele hoofdstuk.
,
 weldoen Of, welvaren.
,
 Vaart wel Grieks zij, of wordt gesterkt. Een wijze van spreken bij de Grieken gebruikelijk in het sluiten van de brieven. Zie Act 23:30 .
30 Dezen dan, hun afscheid ontvangen hebbende, kwamen te Antiochië; en de menigte vergaderd hebbende, gaven zij den brief over.
 de menigte Dat is, de ganse gemeente.
31En zij, dien gelezen hebbende, verblijdden zich over de vertroosting.
 vertroosting Of, vermaning.
32Judas nu en Silas, die ook zelven profeten waren, vermaanden de broeders met vele woorden, en versterkten hen.
 profeten waren, Dat is, leraars des Woords, begaafd met de gave van de Heilige Schrift bekwamelijk uit te leggen, die gezonden waren om hunne vermaningen daarbij te doen, vs.27.
,
 vermaanden de Of, vertroostten.
,
 versterkten hen Namelijk in het Christengeloof.
33En als zij daar een tijd lang vertoefd hadden, lieten hen de broeders wederom gaan met vrede, tot de apostelen.
 een tijd lang Dat is, een zekeren en geruimen tijd; Act 18:23 .
,
 vertoefd hadden, Grieks gemaakt hadden; dat is, verbleven waren. Zie Jam 4:13 .
,
 met vrede, Dat is, met verlof van de broeders, en met toewensing van allen zegen en geLucas Hebreën.
,
 tot de apostelen Namelijk naar Jeruzalem, waar nog enige apostelen waren.
34Maar het dacht Silas goed aldaar te blijven. 35En Paulus en Barnabas onthielden zich te Antiochië, lerende en verkondigende met nog vele anderen, het Woord des Heeren.
 onthielden zich Grieks versleten daar; namelijk den tijd.
,
 verkondigende Grieks Evangeliserende.
36En na enige dagen zeide Paulus tot Barnabas: Laat ons nu wederkeren, en bezoeken onze broeders in elke stad, in welke wij het Woord des Heeren verkondigd hebben, hoe zij het hebben.
 hoe zij het hebben Dat is, om te vernemen hoe het met hen staat, aangaande het geloof.
37En Barnabas ried, dat zij Johannes, die genaamd is Markus, zouden medenemen.
 ried, dat zij Of, wilde.
38Maar Paulus achtte billijk, dat men dien niet zoude medenemen, die van Pamfylië af van hen was afgeweken, en met hen niet was gegaan tot het werk.
 achtte billijk, Of, begeerde.
,
 afgeweken, en Grieks afgestaan. Zie Act 13:13 .
,
 het werk Namelijk om den heidenen het Evangelie te prediken, waartoe de Heilige Geest hen geroepen had om dat te volbrengen; Act 13:2 .
39Er ontstond dan een verbittering, alzo dat zij van elkander gescheiden zijn, en dat Barnabas Markus medenam, en naar Cyprus afscheepte;
 verbittering, alzo Of, hevigheid, welke deze heilige mannen overkomen is door menselijke zwakheid, daarmede tonende waar te zijn, hetgeen zij van zichzelven zeggen; Act 14:15 . Doch God heeft dit ten beste gekeerd, alzo zij aldus van elkander gescheiden zijnde, het Evangelie van hen in meer plaatsen tevens is verkondigd geworden.
40Maar Paulus verkoos Silas, en reisde heen, der genade Gods van de broederen bevolen zijnde.
 verkoos Silas, Of, nam tot zich.
,
 bevolen zijnde Grieks overgegeven zijnde.
41En hij doorreisde Syrië en Cilicië, versterkende de Gemeenten.
 de Gemeenten Namelijk, die in die landen vergaderd waren.
Copyright information for DutSVVA