Amos 5:26

26Ja, gij droegt de tent van uw Melech, en den Kijun, uw beelden, de ster uws gods, dien gij uzelf hadt gemaakt.
 droegt Dit kan men alzo verstaan dat zij [als moedwillige en ongebonden afgodendienaars], zulks naar de letter somwijlen mogen hebben gedaan; of alzo, dat hun hart niet bij Gods tent [die zij met het lichaam droegen] en zijn Godsdienst, maar bij hunne afgoden geweest is, die zij in het hart droegen, zulks dat hun uiterlijke huichelende godsdienst voor God niets dan enkel afgoderij is geacht geweest.
,
 tent Of, hut, gehemelte, deksel. Het Hebr. woord wordt alleenlijk hier zo gevonden. Het schijnt dat de profeet de heidense afgodische namen verwijtend hier gebruikt, om Israël te beschamen.
,
 Melech, Dat is, koning; versta den afgod Molech, of Milcom, en zie Jer 49:1 , idem in Amo 7:13 .
,
  Kijûn, Dit houden sommigen voor den naam van een afgod, idem de planeet Saturnus. Doch men kan het ook bekwamelijk met anderen aldus overzetten: en het gereedschap, [of, stelling, stijlen, het gestoelte] uwer beelden.
,
 ster uws gods, Dat is, de beeltenis van de ster van uwen afgod; verg. Act 7:41-43 ; idem Jer 7:18 , met de aantekening. Eenigen menen dat Molech Saturnus is geweest, en anderen van Baäl, de andere planeten of sterren. Anders: het gesternte uwer goden, enz.
Copyright information for DutSVVA