Colossians 3:11

11Waarin niet is Griek en Jood, besnijdenis en voorhuid, barbaar en Scyth, dienstknecht en vrije; maar Christus is alles en in allen.
 Waarin Dat is, in welken stand de wedergeboorte, ten tijde des Nieuwen Testaments.
,
 niet is Griek Dat is, voor God niet aangezien of geacht wordt opp Grieks en Jood, enz., gelijk Gal 3:28.
,
 Scyth, Dit woord doet de apostel daarbij, omdat deze onder de volken, die van de Grieken barbaren genoemd werden, wel de grofste en wreedste gehouden werden, gelijk nu nog de Tartaren, van hen afkomstig.
,
 Christus is Dat is, Christus door het geloof maakt alleen den mens, wie hij ook zij, aangenaam voor God, en de mens, van welken staat hij ook zij, vindt in Hem alleen alles ter zaligheid nodig. Zie Act 4:12; 1Co 1:30.
Copyright information for DutSVVA