Deuteronomy 11:10-12

10Want het land, waar gij naar toe gaat, om dat te erven, is niet als Egypteland, van waar gij uitgegaan zijt, hetwelk gij bezaaidet met uw zaad, en bewaterdet met uw gang, als een kruidhof.
 met uw gang, Hebreeuws, met uwen voet; dat is, met uw dienst en arbeid, moetende het water met moeite er in dragen of leiden, om dat te bevochtigen. Anders, naar uw eigen goeddunken.
11Maar het land, waarheen gij overtrekt, om dat te erven, is een land van bergen en van dalen; het drinkt water bij den regen des hemels;
 bij den regen des hemels; Zonder des mensen arbeid en toedoen.
12Een land, dat de Heere, uw God, bezorgt; de ogen des Heeren, uws Gods, zijn gedurig daarop, van het begin des jaars tot het einde des jaars.
 bezorgt; Hebreeuws, zoekt, nazoekt, of navraagt: menselijk van God gesproken. Want de mensen plegen te zoeken en te vragen naar hetgeen zij een bijzondere genegenheid toedragen. Vergelijk Job 3:4; Isa 62:2.
Copyright information for DutSVVA