Deuteronomy 7:2-3
2En de Heere, uw God, hen zal gegeven hebben voor uw aangezicht, dat gij ze slaat; zo zult gij hen ganselijk verbannen; gij zult geen verbond met hen maken, noch hun genadig zijn. ▼ 3Gij zult u ook met hen niet vermaagschappen; gij zult uw dochters niet geven aan hun zonen, en hun dochters niet nemen voor uw zonen. ▼▼ uw dochters In het Hebreeuws staat dit en enige navolgende woorden in het eenvoudig getal, ziende op ieder van deze volken, zonen en dochters.
Copyright information for
DutSVVA