Ephesians 5

1Zijt dan navolgers Gods, als geliefde kinderen;
 navolgers Gods, Namelijk in het vergeven van elkanders gebreken en misdaden, gelijk in Eph 4:32 uitgedrukt wordt.
2En wandelt in de liefde, gelijkerwijs ook Christus ons liefgehad heeft, en Zichzelven voor ons heeft overgegeven tot een offerande en een slachtoffer, Gode tot een welriekenden reuk.
 tot een welriekenden Grieks, tot een reuk der welriekendheid; ene gelijkenis, genomen van de offeranden des Ouden Testaments. Zie Gen 8:21, welke een welriekenden reuk voor God worden gezegd te hebben, niet om haar zelfswil, maar op de beduiding, die zij hadden op Christus' offerande en gehoorzaamheid. Zie Psa 40:7; Heb 10:8, enz.
3Maar hoererij en alle onreinigheid, of gierigheid, laat ook onder u niet genoemd worden, gelijkerwijs het den heiligen betaamt,
 onreinigheid, Of, vuiligheid.
4Noch oneerbaarheid, noch zot geklap, of gekkernij, welke niet betamen; maar veelmeer dankzegging.
 gekkernij, Grieks, Eutrapelia; welk woord somwijlen in het goede genomen wordt voor eerlijke, vermakelijke redenen, die in tijden en gelegenheden geoorloofd en stichtelijk zijn, gelijk daarvan voorbeelden zijn in Gods woord; 1Ki 18:27; maar het wordt hier in het kwade genomen voor gekkernij of spotternij, die dartele mensen en spotvogels onder elkander tot vermaak plegen voort te brengen, en men eigenlijk guiterij noemt.
,
 dankzegging Grieks, Eucharistia; dat is, dankzegging; hoewel dit woord hier wat breder wordt genomen voor woorden, die aangenaam en dankwaardig zijn.
5Want dit weet gij, dat geen hoereerder, of onreine, of gierigaard, die een afgodendienaar is, erfenis heeft in het Koninkrijk van Christus en van God.
 die een afgodendienaar Namelijk omdat hij zijn vertrouwen stelt op het goed, en daarin zijn leven en gelukzaligheid stelt, in plaats van datzelve te stellen en zoeken in den levenden God. Zie Col 3:5; 1Ti 6:17.
,
 Christus Niet dat dit twee koninkrijken zijn, maar omdat Christus als Middelaar hetzelve heeft verworven en eerst ingenomen, en wij met Hem van God in de bezitting van hetzelve gezet zullen worden. Zie Rev 3:21.
6Dat u niemand verleide met ijdele woorden; want om deze dingen komt de toorn Gods over de kinderen der ongehoorzaamheid.
 de kinderen Dat is, die der ongehoorzaamheid, als kinderen hunnen vader, zijn overgegeven, gelijk Eph 2:2.
7Zo zijt dan hun medegenoten niet. 8Want gij waart eertijds duisternis, maar nu zijt gij licht in den Heere; wandelt als kinderen des lichts.
 duisternis, Dat is, duister of onwetend van verstand, om het goede van het kwade behoorlijk te onderscheiden. Zie Eph 4:18.
,
 licht in den Heere; Dat is, door Gods Geest verlicht, om het goede van het kwade te onderscheiden, en anderen met een goed voorbeeld als lichten voor te gaan.
,
 kinderen des lichts Dat is, die het licht van het Evangelie deelachtig zijt, en daarvan belijdenis doet, en u daarvan noemt en roemt, gelijk kinderen van hunnen vader, 1Th 5:5.
9( Want de vrucht des Geestes is in alle goedigheid, en rechtvaardigheid, en waarheid),
 de vrucht Dat is, werking; of, hetgeen de Heilige Geest voortbrengt.
10Beproevende wat den Heere welbehagelijk zij.
 Beproevende Dat is, naarstiglijk onderzoekende, en na onderzoek proeve daarvan gevende en doende, gelijk Rom 12:2.
11En hebt geen gemeenschap met de onvruchtbare werken der duisternis, maar bestraft ze ook veeleer.
 onvruchtbare Dat is, die niet alleen geen goede vruchten, maar niets dan kwade vruchten voortbrengen.
,
 bestraft Namelijk altijd door uw Christelijken wandel, en door Gods Woord, wanneer zulks met vruccht kan geschieden. Zie 1Co 14:24. Anders zegt ook Christus dat zulke paarlen voor varkens niet moeten gestrooid worden; Mat 7:6.
12Want hetgeen heimelijk van hen geschiedt, is schandelijk ook te zeggen.
 schandelijk Veel meer dan is het schandelijk te doen.
13Maar al deze dingen, van het licht bestraft zijnde, worden openbaar; want al wat openbaar maakt, is licht.
 van het licht Of, bestraft zijnde, worden van het licht geopenbaard.
,
 is licht Dat is, het licht gelijk, namelijk in het zuiveren en verklaren van alle dingen. Want Gods Woord en de goede voorbeelden der gelovigen zijn het vuur gelijk, dat verlicht en zuivert. Zie Mat 5:16; 1Co 3:13.
14Daarom zegt Hij: Ontwaakt, gij, die slaapt, en staat op uit de doden; en Christus zal over u lichten.
 zegt Hij Sommigen nemen dit voor de woorden des apostels, die door den Geest van Christus gedreven zijnde, alzo spreekt, gelijk de profeten doorgaans betuigen: Zo spreekt de Heere, namelijk door mij tot u. Anderen nemen het voor een verhaal van woorden uit de profeten, die Paulus samen voegt en verklaart. Zie Isa 9:1, en Isa 26:19, en Isa 60:1; waarin de somma van de bekering des mensen is begrepen.
,
 die slaapt, Namelijk den geestelijken slaap der zonde en dood der zonde, zijnde wakker en levend gemaakt door het woord en den Geest van Christus, gelijk Eph 2:1 gezegd is. Welke vermaning ten dele de gelovigen aangaat, die somwijlen ook in enige algemene zonden slapen; ten dele de ongelovigen, die in dezelfde zonden dood zijn. De eerste vermaant hij wakker te worden door de kracht des Geestes Gods, welke zij alrede deelachtig zijn; de andere, uit de doden op te staan, opdat zij door zulke vermaningen de levendmakende kracht van Christus gevoelende, ook de zonden gehoorzaam zijn, gelijk Lazarus uit den lichamelijken dood door Christus' woord en kracht is opgestaan; Joh 11:43-44.
,
 over u lichten Namelijk gelijk de zon der gerechtigheid, om u wel te leiden, en als kinderen des daags voorzichtig te doen wandelen, gelijk vs.15 verklaart.
15Ziet dan, hoe gij voorzichtiglijk wandelt, niet als onwijzen, maar als wijzen. 16Den tijd uitkopende, dewijl de dagen boos zijn.
 tijd uitkopende, Dat is, de goede gelegenheden van weldoen en anderen voor Christus te winnen, voorzichtig waarnemende; ene gelijkenis, genomen van wijze kooplieden.
,
 de dagen boos zijn Namelijk zo vanwege de ongeregeldheid der mensen, als vanwege de vervolgingen. Hij gaat dan voort in de gelijkenis, genomen van kooplieden, die in dure en zorgelijke tijden allervoorzichtigst moeten zijn, om hun handel wel te drijven, de kwade gelegenheden te mijden en de goede niet te verzuimen.
17Daarom zijt niet onverstandig, maar verstaat, welke de wil des Heeren zij. 18En wordt niet dronken in wijn, waarin overdaad is, maar wordt vervuld met den Geest;
 waarin overdaad Namelijk wanneer die misbruikt wordt tot dronkenschap, en niet gebruikt tot nooddruft en matige vrolijkheid.
,
 wordt vervuld Dat is, zoekt uwe vermakingen niet in vleselijke wellusten, maar in geestelijke vermakingen, waarvan het gezang een van de voornaamste is.
19Sprekende onder elkander met psalmen, en lofzangen, en geestelijke liederen, zingende en psalmende den Heere in uw hart;
 psalmen, Deze drie soorten van geestelijke gezangen dienen tot één einde, namelijk om den geest te vermaken, en worden van sommige alzo onderscheiden, da psalmen allerlei geestelijke gezangen zijn, die niet alleen met de stem, maar ook met snarenspel geoefend worden; lofzangen, dankzeggingen tot God, of lofdichten van Gods genade jegens ons, en geestelijke liedekens zulke dichten in welke allerlei geestelijke leringen worden begrepen. Zie ook Col 3:16, en schijnen deze verscheidene namen uit de verscheidene opschriften der psalmen Davids genomen te zijn.
,
 in uw hart; Dat is, niet alleen met de tong of instrumenten, maar ook met de harten.
20Dankende te allen tijd over alle dingen God en den Vader, in den Naam van onzen Heere Jezus Christus; 21Elkander onderdanig zijnde in de vreze Gods.
 onderdanig Of, onderworpen, dat is, een ieder naar zijn beroep den ander met eerbieding voorgaande of elkander in nederigheid bejegenende; Phi 2:3.
,
 in de vreze Gods Dat is, alzo nochtans, dat de vreze Gods altijd regel en richtsnoer zij van uwe onderdanigheid.
22Gij vrouwen, weest aan uw eigen mannen onderdanig, gelijk aan den Heere;
 gelijk aan den Heere; Namelijk Jezus Christus, gelijk uitgedrukt wordt, Eph 6:5. De reden hiervan is omdat de man Christus' beeld draagt in het regeren van de vrouw; 1Co 11:3, 1Co 11:7.
23Want de man is het hoofd der vrouw, gelijk ook Christus het Hoofd der Gemeente is; en Hij is de Behouder des lichaams.
 Hij is de Namelijk Christus. Want van den plicht der mannen zal hierna vs.25 en vervolgens gesproken worden.
,
 Behouder des lichaams Of, zaligmaker.
24Daarom, gelijk de Gemeente aan Christus onderdanig is, alzo ook de vrouwen aan haar eigen mannen in alles.
 in alles Namelijk in de vreze Gods, gelijk in vs.21 uitgedrukt wordt; dat is, zolang het niet strijdt tegen de liefde of het bevel van Christus, die het opperhoofd is van den man en de vrouw. Zie Luk 14:26.
25Gij mannen, hebt uw eigen vrouwen lief, gelijk ook Christus de Gemeente liefgehad heeft, en Zichzelven voor haar heeft overgegeven;
 overgegeven; Namelijk in den dood.
26Opdat Hij haar heiligen zou, haar gereinigd hebbende met het bad des waters door het Woord;
 heiligen zou, Dat is, afzonderen zou van alle wereldse mensen, en zich alleen toeëigenen. Waarmede de apostel te kennen geeft, dat ook de mannen hunne vrouwen heilig tot zich moeten nemen, en van alle wereldse wulpsheden en schandvlekken vrijhouden.
,
 met het bad Dat is, door Zijn bloed en Geest, waarvan het bad des waters in den doop een teken en zegel is, en meteen een middel, waardoor de Geest Gods deze reiniging meer en meer versterkt. Zie Mat 3:11; 2Co 3:3; 1Pe 3:21.
,
 door het Woord; Grieks, in het woord.
27Opdat Hij haar Zichzelven heerlijk zou voorstellen, een Gemeente, die geen vlek of rimpel heeft, of iets dergelijks, maar dat zij zou heilig zijn en onberispelijk.
 Opdat Hij haar Hierdoor wordt het einde van de reiniging door het bloed en den Geest van Christus verstaan; waarvan het beginsel in de gelovigen ook in dit leven wordt teweeg gebracht, en de uiterste volbrenging hiernamaals, wanneer de gemeente van Christus van haren bruidegom Christus tot deze geestelijke bruiloft ten volle zal bereid zijn. Zie Son 2:14, en Son 4:7; Rev 19:7.
28Alzo zijn de mannen schuldig hun eigen vrouwen lief te hebben, gelijk hun eigen lichamen. Die zijn eigen vrouw liefheeft, die heeft zichzelven lief.
 lief te hebben, Onder het woord liefde wordt ook de behoorlijke zorg verstaan, gelijk vs.29 wordt verklaard, en de eer, die de man zijne vrouw als het zwakkere vat schuldig is; 1Pe 3:7.
,
 eigen lichamen De apostel ziet hier op de schepping der vrouw uit de rib des mans, en dus uit het lichaam des mans; Gen 2:21-22, gelijk hierna vs.31 verklaard wordt.
29Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt het, en onderhoudt het, gelijkerwijs ook de Heere de Gemeente. 30Want wij zijn leden Zijns lichaams, van Zijn vlees en van Zijn benen.
 leden Zijns Namelijk van Christus; en hier spreekt de apostel niet van de gemeenschap der natuur, waardoor Christus ook het vlees en bloed deelachtig is geworden, gelijk de kinderen, Heb 2:14, maar van de geestelijke gemeenschap tussen Hem en de ware gelovigen, van welke Hij het hoofd, en zij Zijne leden zijn. Zie Eph 1:22, en Eph 2:15, en Eph 4:12, enz.
31Daarom zal een mens zijn vader en moeder verlaten, en zal zijn vrouw aanhangen; en zij twee zullen tot een vlees wezen.
 zij twee zullen Zie hiervan Mat 19:5.
32Deze verborgenheid is groot; doch ik zeg dit, ziende op Christus en op de Gemeente.
 Deze verborgenheid Niet van het lichamelijke huwelijk, maar van het geestelijke huwelijk, en de vereniging tussen Christus en Zijne gemeente, gelijk de apostel hier verklaart; welke vereniging hij ene verborgenheid noemt, omdat zulks van geen natuurlijk mens wordt begrepen, ja, wordt ook zelfs van geen verstand volkomen doorgrond, dan door het geloof bekend, dat Christus ons hoofd en onze bruidegom is, en wij Zijne geestelijke bruid en leden zijn, waardoor alle verworven weldaden en gaven, ter zaligheid nodig, van Christus in ons als Zijne ledematen vloeien.
33Zo dan ook gijlieden, elk in het bijzonder, een iegelijk hebbe zijn eigen vrouw, alzo lief als zichzelven; en de vrouw zie, dat zij den man vreze.
 Zo dan ook Hiermede komt de apostel weder tot de vermaning van man en vrouw, nadat hij de verborgenheid van de vereniging van Christus met Zijne gemeente tussen beiden had verklaard.
,
 den man vreze Dat is, met eerbied den man onderdanig zijn, gelijk hij tevoren heeft vermaand.
Copyright information for DutSVVA