Exodus 32:4-5

4En hij nam ze uit hun hand, en hij bewierp het met een griffie, en hij maakte een gegoten kalf daaruit. Toen zeiden zij: Dit zijn uw goden, Israël! die u uit Egypteland opgevoerd hebben.
 het met Te weten, het kalf.
,
 een griffie, Of, pen; gelijk Isa 8:1. De mening schijnt deze te zijn: dat Aäron eerst met een pen, griffel, of penseel, een gedaante van het kalf ergens op getrokken heeft, om die het volk te vertonen, en te vragen, of hun zulk een vorm of model zou behagen.
,
 hij maakte Hebreeuws, Hij maakte het een kalf der gieting.
,
 kalf daaruit Of, os. De afgod Apis werd bij de Egyptenaars vereerd onder de gedaante van een kalf of os. Dit schijnen hier de Israëlieten nageaapt te hebben.
5Als Aäron dat zag, zo bouwde hij een altaar voor hetzelve; en Aäron riep uit, en zeide: Morgen zal den Heere een feest zijn!
 dat zag, Te weten, dat het volk het kalf goddelijke eer wilde aandoen.
,
 HEERE een feest zijn! Aäron gebruikt hier den naam van den waren God, als willende dien voor dit kalf eren; maar evenwel was het afgoderij.
Copyright information for DutSVVA