Exodus 26

1Den tabernakel nu zult gij maken van tien gordijnen, van fijn getweernd linnen, en hemelsblauw, en purper, en scharlaken, met cherubim; van het allerkunstelijkste werk zult gij ze maken.
 tabernakel nu De tabernakel of woning werd gemaakt, om daarin te stellen de ark, de gouden tafel met de toonbroden, en den gouden kandelaar.
,
 scharlaken, Zie Gen 38:28.
,
 het allerkunstelijkste werk zult gij ze maken Anders, het allervernuftigste werk. Hebreeuws, het werk van een kunstenaar.
2De lengte van een gordijn zal van acht en twintig ellen zijn, en de breedte ener gordijn van vier ellen; al deze gordijnen zullen een maat hebben. 3Er zullen vijf gordijnen samengevoegd zijn, de een aan de andere; wederom zullen er vijf gordijnen samengevoegd zijn, de een aan de andere.
 de een aan de andere; Hebreeuws, de vrouw aan haar zuster; alzo ook vs.5,6.
4En gij zult hemelsblauwe striklisjes maken aan den kant van de ene gordijn, aan het uiterste, in de samenvoeging; alzo zult gij ook doen aan den uitersten kant der gordijn, aan de tweede samenvoegende.
 kant van de ene gordijn, Of, zelfkant. Hebreeuws, lip; alzo ook vs.10.
,
 tweede samenvoegende Dat moet men verstaan van de twee uiterste gordijnen, die door striklisjes de samenvoeging maakten, van beide de vijf.
5Vijftig striklisjes zult gij aan de ene gordijn maken, en vijftig striklisjes zult gij maken aan het uiterste der gordijn, dat aan de tweede samenvoegende is; deze striklisjes zullen het ene aan het andere samenvatten. 6Gij zult ook vijftig gouden haakjes maken, en zult de gordijnen samenvoegen, de ene aan de andere, met deze haakjes, opdat het een tabernakel zij. 7Ook zult gij gordijnen uit geiten haar maken tot een tent over den tabernakel; van elf gordijnen zult gij die maken.
 gordijnen uit geiten haar maken Hebreeuws, gordijnen der geiten.
,
 tot een tent over den tabernakel; Dat is, tot een deksel of overspreiding over den tabernakel, gelijk vs.9, 11-13. Dit is het tweede deksel des tabernakels geweest, dienende om hem voor regen en wind te beschutten.
8De lengte ener gordijn zal dertig ellen zijn, en de breedte ener gordijn vier ellen; deze elf gordijnen zullen een maat hebben.
 ener gordijn Dat is, van elk.
,
 dertig ellen zijn, Deze gordijnen waren twee ellen langer dan de andere, waarvan vs.2 gesproken is.
9En gij zult vijf dezer gordijnen aan elkander bijzonder voegen, en zes dezer gordijnen bijzonder; en de zesde dezer gordijnen zult gij dubbel maken, recht voorop de tent.
 voegen, Te weten, met lisJes.
,
 dubbel maken, Dat is, half overslaan.
,
 recht voorop de tent Hebreeuws, recht voor op het aangezicht der tent.
10En gij zult vijftig striklisjes maken aan den kant van de ene gordijn, het uiterste in de samenvoeging, en vijftig striklisjes aan den kant van de gordijn, die de tweede samenvoegende is.
 maken aan den kant van de ene gordijn, Hebreeuws, aan de lip. Anders, aan den zelfkant.
11Gij zult ook vijftig koperen haakjes maken, en gij zult de haakjes in de striklisjes doen, en gij zult de tent samenvoegen, dat zij een zij. 12Het overige nu, dat overschiet aan de gordijnen der tent, de helft der gordijn, die overschiet, zal overhangen, aan de achterste delen des tabernakels.
 der gordijn, Te weten, van de laatste gordijn.
,
 aan de achterste delen des tabernakels Hier was het heilige der heiligen, waar de ark des verbonds stond.
13En een el van deze, en een el van gene zijde van hetgeen, dat overig zijn zal aan de lengte van de gordijnen der tent, zal overhangen aan de zijden des tabernakels, aan deze en aan gene zijde, om dien te bedekken. 14Gij zult ook voor de tent een deksel maken van roodgeverfde ramsvellen, en daarover een deksel van dassenvellen.
 een deksel maken van roodgeverfde ramsvellen, Deze bedeksels dienden alleen om het dak, of het bovenste des tabernakels te bedekken.
,
 dassenvellen Hebreeuws, Tachasvellen.
15Gij zult ook tot den tabernakel staande berderen maken, van sittimhout. 16De lengte van een berd zal tien ellen zijn, en een el en een halve el zal de breedte van elk berd zijn. 17Twee houvasten zal een berd hebben, als sporten in een ladder gezet, het ene nevens het andere; alzo zult gij het met al de berderen des tabernakels maken.
 houvasten zal een berd hebben, Hebreeuws, handen.
,
 in een ladder gezet, Anders, ladderwijze gezet; dat is, even wijd van elkander gezet, gelijk de trappen of sporten der ladders staan.
,
 het ene nevens het andere; Hebreeuws, de vrouw nevens haar zuster.
18En de berderen tot den tabernakel zult gij aldus maken: twintig berderen naar de zuidzijde zuidwaarts. 19Gij zult ook veertig zilveren voeten maken onder de twintig berderen; twee voeten onder een berd, aan zijn twee houvasten, en twee voeten onder een ander berd, aan zijn twee houvasten.
 voeten maken Dit waren de voeten, waarop de berderen steunden; zij waren elk van een talent zilvers; Exo 38:27.
20Er zullen ook twintig berderen zijn aan de andere zijde des tabernakels, aan den noorderhoek,
 berderen zijn Zijnde elk berd anderhalve el breed, vs.16. Zodat hieruit af te nemen is dat de lengte van den gehelen tabernakel geweest is dertig ellen.
,
 zijde des tabernakels, Hebreeuws, rib.
21Met hun veertig zilveren voeten; twee voeten onder een berd, en twee voeten onder een ander berd. 22Doch aan de zijde des tabernakels tegen het westen zult gij zes berderen maken.
 tegen het westen Zie Gen 12:8. Hebreeuws, zeewaarts; of naar de zee aan.
,
 zes berderen maken Deze zes berderen waren negen ellen breed, want elk berd was anderhalve el breed, en zij werden samengevoegd, om alzo den tabernakel achter te sluiten, of dicht te maken.
23Ook zult gij twee berderen maken tot de hoekberderen des tabernakels, aan de beide zijden. 24En zij zullen van beneden als tweelingen samengevoegd zijn; zij zullen ook als tweelingen aan het oppereinde deszelven samengevoegd zijn, met een ring; alzo zal het met de twee berderen zijn; tot twee hoekberderen zullen zij zijn.
 tweelingen samengevoegd zijn; De zin is: zij zullen tegelijk vast zijn aan de berderen ter zijde en aan het einde des tabernakels, dezelve alzo aan elkander hechtende, of vastmakende.
,
 als tweelingen Anders, volkomen.
25Alzo zullen de acht berderen zijn met hun zilveren voeten, zijnde zestien voeten; twee voeten onder een berd, wederom twee voeten onder een berd. 26Gij zult ook richelen maken van sittimhout; vijf aan de berderen van de ene zijde des tabernakels;
 richelen maken van sittimhout; Anders, ribben, latten, grendels.
27En vijf richelen aan de berderen van de andere zijde des tabernakels; alsook vijf richelen aan de berderen van de zijde des tabernakels, aan de beide zijden westwaarts.
 aan de beide zijden westwaarts Of, westwaarts, naar de beide zijden [ziende].
28En de middelste richel zal midden aan de berderen zijn, doorschietende van het ene einde tot het andere einde. 29En gij zult de berderen met goud overtrekken, en hun ringen (de plaatsen voor de richelen) zult gij van goud maken; de richelen zult gij ook met goud overtrekken.
 (de plaatsen voor de richelen) Hebreeuws, huizen voor de richelen; dat is, dienende om de ringen daardoor te steken.
30Dan zult gij den tabernakel oprichten naar zijn wijze, die u op den berg getoond is.
 Dan zult gij den tabernakel oprichten naar zijn wijze, Wanneer al de delen des tabernakels volmaakt waren, zo bleef overig dat men die samenbracht, en den tabernakel geheel oprichte en overeind stelde.
31Daarna zult gij een voorhang maken, van hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn getweernd linnen; van het allerkunstelijkste werk zal men dien maken, met cherubim.
 een voorhang maken, Dit voorhangsel was inplaats van een scheidsel, of scheidsmuur, tussen het heilige en heilige der heiligen, waar alleen de hogepriester eenmaal des jaars mocht ingaan; en dit is het voorhangsel, hetwelk de apostel, Heb 9:3, noemt het tweede voorhangsel. Er was een ander voorhangsel aan de deur van het huis; zie ook Lev 4:6.
,
 zal men dien maken, Of, zal hij die; te weten, Bezaleël, of de werkmeester.
,
 cherubim Zie Gen 3:24.
32En gij zult hem hangen aan vier pilaren van sittim hout, met goud overtogen; hun haken zullen van goud zijn; staande op vier zilveren voeten.
 hangen Hebreeuws, geven; en alzo vs.33.
,
 aan vier pilaren van sittim hout, Dat is, aan de haken, die aan de vier pilaren zullen vast zijn.
33En gij zult den voorhang onder de haakjes hangen, en gij zult de ark der getuigenis aldaar binnen den voorhang brengen; en deze voorhang zal ulieden een scheiding maken tussen het heilige, en tussen het heilige der heiligen.
 onder de haakjes hangen, Zie daarvan vs.6.
,
 de ark der getuigenis Zie boven, Exo 25:16.
,
 deze voorhang Tot dit einde was eigenlijk het voorhangsel gemaakt, om de mensen af te sluiten en het ingaan te verhinderen, ja zelfs het inzien in het heilige der heiligen, waar de ark was; Exo 40:3. Zie ook Heb 9:8.
,
 het heilige, Hebreeuws, de heiligheid.
,
 het heilige der heiligen Hebreeuws, de heiligheid der heiligheden; en alzo in vs.34.
34En gij zult het verzoendeksel zetten op de ark der getuigenis, in het heilige der heiligen. 35De tafel nu zult gij zetten buiten den voorhang, en den kandelaar tegen de tafel over, aan de ene zijde des tabernakels, zuidwaarts; maar de tafel zult gij zetten aan de noordzijde.
 De tafel nu Versta, de tafel waarop de toonbroden lagen.
,
 buiten den voorhang, Te weten, in de heilige plaats, waar de priesters hun dienst deden.
36Gij zult ook aan de deur der tent een deksel maken, van hemelsblauw, en purper, en scharlaken, en fijn getweernd linnen, geborduurd werk.
 een deksel maken, Dit was aan den ingang der deur, ja het was als een deur voor aan den ingang tot den tabernakel, waar de priesters iederen dag uit en in gingen, om hun dienst te doen in het heilige; maar het volk mocht er niet ingaan; Heb 9:2, Heb 9:6.
37En gij zult tot dit deksel vijf pilaren van sittim hout maken, en die met goud overtrekken; hun haken zullen van goud zijn; en gij zult hun vijf koperen voeten gieten.
 die met goud overtrekken; Hij wil niet zeggen dat men den gehelen pilaar met goud zou overtrekken, maar alleen de knopen en randen; Exo 36:38.
Copyright information for DutSVVA