Ezekiel 35:12-15

12En gij zult weten, dat Ik, de Heere, al uw lasteringen gehoord heb, die gij tegen de bergen Israëls gesproken hebt, zeggende: Zij zijn verwoest , zij zijn ons ter spijze gegeven.
 dat Ik, de HEERE, Of, dat Ik de HEERE [ben, en dat] Ik, enz.
,
 spijze gegeven Zie Deu 31:17 .
13Alzo hebt gij u met uw mond tegen Mij groot gemaakt, en uw woorden tegen Mij vermenigvuldigd; Ik heb het gehoord.
 groot gemaakt, Dat is, stout en trots tegen mij gesproken, mij met pochen en snorken als bespot. Zie van deze manier van spreken Psa 35:26 .
,
 vermenigvuldigd; Dat is, veel gesnaters tegen mij gevoerd. Het Hebreeuwse woord athar of gnathar heeft de betekenis van menigte, of overvloed van woorden, of zaken, meest in het goede, wanneer het genomen wordt van veel smeken, en ernstig of heftig hebben; [waarin menigte van woorden gebruikt wordt] of overvloed van allerlei zegen. Zie Gen 25:21 ; Exo 8:8 , enz.; Jer 33:6 ; maar hier van de trotse snaters en gesnaps, gelijk wanneer iemand [gelijk men zegt] de vlag voert. Alzo is het boven Eze 8:11 gebruikt van den overvloed van het afgodische reukwerk.
14Alzo zegt de Heere Heere: Gelijk het ganse land verblijd is, alzo zal Ik u de verwoesting aandoen.
 Gelijk het ganse land verblijd is, Gelijk het ganse land der Edomieten zich verheugd heeft over Israëls verwoesting, alzo zal Ik hun ganse land daarom ook weder verwoesten. Zie vs.15. Anders: als de ganse aarde verblijd is [dan] zal Ik, enz.; dat is, als er overal blijdschap zal wezen over de weldaden, die Ik mijn volk zal bewijzen, voornamelijk door den Messias, dan zult gij geplaagd en verwoest zijn.
,
 alzo Dit woord is hier tot aanvulling van den zin ingevoegd uit vs.15.
15Gelijk gij u verblijd hebt over de erfenis van het huis Israëls, omdat zij verwoest is, alzo zal Ik aan u doen; het gebergte van Seir, en gans Edom, zal geheel een verwoesting worden; en zij zullen weten, dat Ik de Heere ben.
 Gelijk gij u verblijd hebt Hebreeuws, naar uwe blijdschap. Vergelijk boven vs.11, en elders dikwijls.
,
  erfenis van het huis Israëls, Over de verwoesting van het land Kanaän, dat Ik Israël [en niet u] ten erve gegeven heb.
,
 gans Edom, Gelijk het ganse land Edom over Israëls ellende gejuicht heeft, gelijk in vs.14 gezegd is.
Copyright information for DutSVVA