Ezekiel 46

1Alzo zegt de Heere Heere: De poort van het binnenste voorhof, die naar het oosten ziet; zal de zes werkdagen gesloten zijn; maar op den sabbatdag zal zij geopend worden; ook zal zij geopend worden op den dag van de nieuwe maan.
 binnenste voorhof, Waar het brandofferaltaar was.
,
 zes werkdagen gesloten zijn; Vergelijk Exo 20:9 . Sommigen menen dat hierdoor afgebeeld is, dat wij in dit leven maar van verre en als door een spiegel in een duistere rede zien, maar aangezicht aan aangezicht zullen zien in het ander leven, op den eeuwigen rust en sabbatdag; 1Co 13:12 ; Heb 4:9-11 .
,
 sabbatdag zal zij geopend worden; Vergelijk Exo 20:10-11 ; voorts Col 2:16-17 .
,
 nieuwe maan Vergelijk Isa 66:23 .
2En de vorst zal ingaan door den weg van het voorhuis derzelve poort van buiten, en zal staan aan den post van de poort; en de priesters zullen zijn brandofferen en zijn dankofferen bereiden, en hij zal aanbidden aan den dorpel der poort, en daarna uitgaan; doch de poort zal niet gesloten worden tot op den avond.
 aanbidden aan den dorpel der poort, Hebreeuws, zich nederbuigen; zie Gen 24:26 , alzo in vs.3.
,
 gesloten worden tot op den avond Vergelijk Mat 25:10-12 .
3Ook zal het volk des lands aanbidden voor de deur derzelve poort, op de sabbatten en op de nieuwe manen, voor het aangezicht des Heeren.
 Ook zal het volk des lands aanbidden Of, want het volk, enz., of opdat het volk des lands aanbidde, enz.
4Het brandoffer nu, dat de vorst den Heere zal offeren, zal op den sabbatdag zijn, zes volkomen lammeren, en een volkomen ram.
 Het brandoffer nu, Vergelijk deze nieuwe ordinantie met de oude, Num 28:9-10 . De oude was veel minder, omdat de genade van het Nieuwe Testament [gelijk sommigen aanmerken] veel heerlijker is dan de voorgaande en zich veel wijder uitstrekt.
5En het spijsoffer, een efa tot den ram, maar tot de lammeren zal het spijsoffer een gave zijner hand zijn; en olie, een hin tot een efa.
 zijner hand zijn; Dat is, naar zijn vermogen, naardat de Heere hem gezegend zal hebben, of hij van den Heere ontvangen hebbe; vergelijk vs.7, 11, en Deu 16:17 .
6Maar op den dag van de nieuwe maan, een var, een jong rund, van de volkomene, en zes lammeren, en een ram; volkomen zullen zij zijn.
 nieuwe maan, Vergelijk deze nieuwe ordinantie met Num 28:11 , enz. De oude was meerder, omdat het licht [gelijk sommigen dit duiden] toen veel minder was.
,
 een jong rund, Hebreeuws, een zoon eens runds.
7En ten spijsoffer zal hij bereiden een efa tot den var, en een efa tot den ram; maar tot de lammeren, zoals zijn hand bekomen zal; en een hin olie tot een efa.
 bekomen zal; Of, verkregen hebben; vergelijk boven vs.5, en de manier van spreken met Num 6:21 ; idem Lev 5:11 , en Lev 12:8 , en Lev 14:21 , en Lev 25:28 , enz.
8En als de vorst ingaat, zal hij door den weg van het voorhuis der poort ingaan, en door deszelfs weg weder uitgaan.
 door deszelfs weg Of, zijns weegs.
,
 uitgaan Of, voortgaan.
9Maar als het volk des lands voor het aangezicht des Heeren komt, op de gezette hoogtijden, die door den weg van de noorderpoort ingaat om te aanbidden, zal door den weg van de zuiderpoort weder uitgaan; en die door den weg van de zuiderpoort ingaat, zal door den weg van de noorderpoort weder uitgaan; hij zal niet wederkeren door den weg der poort, door dewelke hij is ingegaan, maar recht voor zich henen uitgaan.
 wederkeren door den weg der poort, Dit vergelijken sommigen met Luk 17:32 ; 1Co 9:24 ; Phi 3:13-14 ; idem Gal 4:9 , en Gal 5:7 ; 2Pe 2:20-22 .
,
 recht voor zich henen uitgaan Anders: zij zullen recht tegenover hem uitgaan.
10De vorst nu zal in het midden van hen ingaan, als zij ingaan; en als zij uitgaan, zullen zij samen uitgaan.
 midden van hen ingaan, Te weten onder het volk des lands.
,
 uitgaan Anders, voortgaan, en zo terstond wedeRom.
11Voorts op de feesten, en op de gezette hoogtijden zal het spijsoffer zijn, een efa tot een var, en een efa tot een ram; maar tot de lammeren, een gave zijner hand; en olie, een hin tot een efa.
 gave zijner hand; Gelijk boven vs.5, 7.
12En als de vorst een vrijwillig offer zal doen, een brandoffer of dankofferen tot een vrijwillig offer den Heere, zo zal men hem de poort openen, die naar het oosten ziet; en hij zal zijn brandoffer en zijn dankofferen doen, gelijk als hij zal gedaan hebben op den sabbatdag; en als hij weder uitgaat, zal men de poort sluiten, nadat hij uitgegaan zal zijn. 13Wijders zult gij een volkomen eenjarig lam dagelijks bereiden ten brandoffer den Heere; alle morgens zult gij dat bereiden.
 jarig lam Hebreeuws, een zoons zijns jaars.
,
  alle morgens zult gij dat bereiden Hebreeuws, in den morgen, in den morgen; dat is, alle morgens, alzo in het volgende; vergelijk deze ordinantie met Num 28:3-4 . Hier wordt aan het avondoffer niet gedacht; vergelijk Heb 9:26 .
14En gij zult ten spijsoffer daarop doen, alle morgens een zesde deel van een efa, en olie een derde deel van een hin, om de meelbloem te bedruipen; tot een spijsoffer den Heere, tot eeuwige inzettingen, geduriglijk.
 eeuwige inzettingen, Hebreeuws, inzettingen der eeuwigheid.
15Zij zullen dan het lam, en het spijsoffer, en de olie alle morgens bereiden tot een gedurig brandoffer.
 gedurig brandoffer Hebreeuws, brandoffer [eigenlijk, opklimming ] der gedurigheid.
16Alzo zegt de Heere Heere: Wanneer de vorst aan iemand van zijn zonen een geschenk zal geven van zijn erfenis, dat zullen zijn zonen hebben; het zal hun bezitting zijn in erfenis.
 zonen een geschenk Of, kinderen. Aangaande den Heere Christus, die geeft zijnen uitverkorenen en waren kinderen bestendige en eeuwige gaven, een eeuwigdurend erfdeel, en dat van zijn eigen, want al wat de Vader heeft is het zijne, Joh 16:15 , en Hij is erfgenaam van alles, Heb 1:2 , doende met het zijne zoals Hij wil, Mat 20:15 ; maar den anderen, die ook wel mede in zijn huis dienen als knechten, geeft Hij tijdelijke gaven; vergelijk Mat 7:22-23 , en Mat 13:21 , Mat 13:23 , en Mat 25:14 , enz.; Luk 19:13 , enz., en zie Joh 8:35 , enz. Voor Christelijke regenten kan het ook ene leer wezen van milddadigheid en beloning van goede diensten, idem van gerechtigheid jegens hunne onderdanen; en voorts in het algemeen de leer van rechtvaardige eigen bezittingen, enz.
,
 hebben; Dat is, het zal zijnen zonen blijven, zij zullen het houden; alzo in het volgende.
17Maar wanneer hij van zijn erfenis een geschenk zal geven aan een van zijn knechten, die zal dat hebben tot het vrijjaar toe; dan zal het tot den vorst wederkeren; het is immers zijn erfenis, zijn zonen zullen het hebben.
 vrijjaar toe; Anders genoemd het jubeljaar; zie Lev 25:10 , enz.
18En de vorst zal niets nemen van de erfenis des volks, om hen van hun bezitting te beroven; van zijn bezitting zal hij zijn zonen erf nalaten; opdat niet Mijn volk, een iegelijk uit zijn erfenis, verstrooid worde.
 beroven; Of, verstoten.
19Daarna bracht hij mij door den ingang, die aan de zijde der poort was, tot de heilige kameren, den priesteren toe behorende, die naar het noorden zagen, en ziet, aldaar was een plaats aan beide zijden, naar het westen.
 heilige kameren, Hebreeuws, kamers der heiligheid.
,
 den priesteren toe behorende, Of, tot de priesters.
,
 naar het westen Hebreeuws, naar de zee.
20En hij zeide tot mij: Dit is de plaats, alwaar de priesters het schuldoffer en het zondoffer zullen koken; en waar zij het spijsoffer zullen bakken, opdat zij het niet uitbrengen in het buitenste voorhof, om het volk te heiligen.
 schuldoffer en het zondoffer zullen koken; Dat is, het vlees van die offeranden, alzo vs.24. Hebreeuws, schuld en zonde; zie Lev 4:3 . Hierdoor werd afgebeeld het werk van den dienst in alle gewone kerken en kudden van Christus, waar de getrouwe leraars en herders zichzelven en Christus' zaligmakende leer van het Evangelie, en die het volk bereiden, opdragen en toepassen, tot spijs der zielen, nevens de bediening der heilige sacramenten en Christelijke kerkregering, volgens de vermaningen, Act 20:28 ; 1Pe 5:2 , enz.; zie ook Mat 24:45 ; Joh 21:15-17 ; 1Ti 3:13 , en 1Ti 4:16 ; Rev 2 , Rev 3 .
,
 het volk te heiligen Dat is, waardoor het volk zou geheiligd worden; hetwelk niet moest zijn, alzo God voornamelijk de priesters tot de zaken van zijn heiligen dienst verkoren en geheiligd ahd; vergelijk boven Eze 44:19 .
21Toen bracht hij mij in het buitenste voorhof, en voerde mij om in de vier hoeken des voorhofs; en ziet, in elken hoek des voorhofs was een ander voorhofje.
 in elken hoek des voorhofs Hebreeuws, een voorhof in een hoek van het voorhof, een voorhof in een hoek van het voorhof; dat is, in elken hoek van het grote voorhof was een klein voorhof.
22In de vier hoeken des voorhofs waren voorhofjes met schoorstenen, van veertig ellen de lengte, en dertig de breedte; dezelve vier hoekhofjes hadden enerlei maat.
 met schoorstenen, Of, rookplaatsen. Hebreeuws alsof men zeide: geschoorsteend, of gerookt; dat is, met schoorstenen of rookgaten gemaakt. Anders: aangehecht, gelijk de keukens veel aan het gebouw worden aangehecht; doch dit kan geen plaats hebebn zonder verwisseling van een letter in het Hebreeuwse woord.
,
 hoekhofjes Versta, de voorgemelde vier keukens, die in de hoeken van het voorhof waren. Hebreeuws, hoekige, of gehoekte.
23En er was rondom in dezelve een ringmuur, rondom deze vier; en er waren keukens gemaakt beneden aan de ringmuren rondom.
 dezelve Keukens, hoekhofJes.
,
 ringmuur, Het Hebreeuwse woord betekent elders een rij, of een verheven gebouw, dat langs henen omgaat als in een rij. Sommigen verstaan het niet van een muur, maar van een verheven afdak, tot beschutting van het koken.
,
 waren Of, het was gemaakt [met] enz.
,
 keukens gemaakt Of, kookplaatsen.
,
 ringmuren rondom Anders: onder de portalen, of voorhofjes; verstaande dat men onder, als in kelders, kookte en boven at.
24En hij zeide tot mij: Dit zijn de keukens, alwaar de dienaars des huizes het slachtoffer des volks zullen koken.
 keukens, Hebreeuws, het huis, of de plaats der kokenden, dergenen die koken.
,
 slachtoffer des volks Dat is, het vlees der slachtoffers, gelijk vs.20.
Copyright information for DutSVVA