Ezra 7

1Na deze geschiedenissen nu, in het koninkrijk van Arthahsasta, koning van Perzië: Ezra, de zoon van Seraja, den zoon van Azarja, den zoon van Hilkia,
 Arthahsasta, Zie boven, Ezr 6:14 .
,
  den zoon van Serája, Vergelijk 1Ch 6:4 , enz., waar de voorouders van Ezra in meerder getal verhaald worden, enigen kortheidshalve hier uitgelaten zijnde.
2Den zoon van Sallum, den zoon van Zadok, den zoon van Ahitub, 3Den zoon van Amarja, den zoon van Azarja, den zoon van Merajoth, 4Den zoon van Zerahja, den zoon van Uzzi, den zoon van Bukki, 5Den zoon van Abisua, den zoon van Pinehas, den zoon van Eleazar, den zoon van Aäron, den hoofdpriester.
 hoofdpriester Zie 2Ki 25:18 .
6Deze Ezra toog op uit Babel; en hij was een vaardig schriftgeleerde in de wet van Mozes, die de Heere, de God Israëls, gegeven heeft; en de koning gaf hem, naar de hand des Heeren, zijns Gods, over hem, al zijn verzoek.
 schriftgeleerde Hebreeuws, schrijver; waardoor verstaan wordt een, die in de Heilige Schrift zeer geoefend en een leraar of meester is, of geacht wordt. Hetzelfde woord wordt ook dikwijls in het Nieuwe Testament gebruikt; zie onder, vs.11, 21; Jer 8:8 . Vergelijk Psa 45:2 .
,
 naar de hand Dat is, dewijl de Heere met hem was en zijn voornemen zegende, besturende de zaken door zijn goddelijke voorzienigheid, naar zijn wens. Vergelijk vs.9.
7Ook sommigen van de kinderen Israëls, en van de priesteren en de Levieten, en de zangers, en de poortiers, en de Nethinim, togen op naar Jeruzalem, in het zevende jaar van den koning Arthahsasta.
 Levieten, Dit wordt hier vooraf in het algemeen gezegd, maar hoe de Levieten onderweg bij Ezra gekomen en mede opgetogen zijn, zie daarvan onder, Ezr 8:15 , enz.
,
  Nethinim, Zie boven, Ezr 2:43 .
8En hij kwam te Jeruzalem in de vijfde maand; dat was het zevende jaar dezes konings.
 vijfde maand; Genoemd Ab, passende voor een deel op Juli, voor een deel op Augustus.
9Want op den eersten der eerste maand was het begin des optochts uit Babel, en op den eersten der vijfde maand kwam hij te Jeruzalem, naar de goede hand zijns Gods over hem.
 eerste maand Genoemd Abib, of, Nisan.
,
  het begin des optochts Hebreeuws, de grondlegging, of fondatie. Sommigen nemen het voor den raadslag, of berading.
,
 naar de goede hand Vergelijk boven, vs.6 met de aantekening aldaar, en onder, vs.28.
10Want Ezra had zijn hart gericht, om de wet des Heeren te zoeken en te doen, en om in Israël te leren de inzettingen en de rechten.
 inzettingen Hebreeuws, inzetting en recht.
11Dit is nu het afschrift des briefs, dien de koning Arthahsasta gaf aan Ezra, den priester, den schriftgeleerde; den schriftgeleerde van de woorden der geboden des Heeren, en Zijn inzettingen over Israël: 12Arthahsasta koning der koningen, aan Ezra, den priester, den schriftgeleerde der wet van den God des hemels, volkomen vrede en op zulken tijd.
 volkomen Anders, den volkomenen [schriftgeleerde].
,
 op zulken tijd Zie boven, Ezr 4:10 .
13Van mij wordt bevel gegeven, dat al wie vrijwillig is in mijn koninkrijk, van het volk van Israël, en van deszelfs priesteren en Levieten, om te gaan naar Jeruzalem, dat hij met u ga. 14Dewijl gij van voor den koning en zijn zeven raadsheren gezonden zijt, om onderzoek te doen in Judea, en te Jeruzalem, naar de wet uws Gods, die in uw hand is;
 zeven raadsheren Vergelijk Est 1:14 .
,
 om onderzoek Om u te informeren of de wet Gods wel wordt onderhouden, of niet, en alles, dat vervallen is, naar de wet weder op te richten en te verbeteren.
,
 die in uw hand is; Dat is, die gij steeds bij u hebt, of medeneemt, waar gij mede omgaat, en die gij vaardiglijk weet te gebruiken. Alzo onder, vs.25.
15En om henen te brengen het zilver en goud, dat de koning en zijn raadsheren vrijwilliglijk gegeven hebben aan den God Israëls, Wiens woning te Jeruzalem is; 16Mitsgaders al het zilver en goud, dat gij vinden zult in het ganse landschap van Babel, met de vrijwillige gave des volks en der priesteren, die vrijwilliglijk geven, ten huize huns Gods, dat te Jeruzalem is;
 vinden zult Dat is, bekomen, of verkrijgen kunt.
17Opdat gij spoediglijk voor dat geld koopt runderen, rammen, lammeren, met hun spijsofferen, en hun drankofferen, en die offert op het altaar van het huis van ulieder God, dat te Jeruzalem is.
 Opdat gij Of, daarom koop, enz.
18Daartoe, wat u en uw broederen goed dunken zal, met het overige zilver en goud te doen, zult gijlieden doen naar het welgevallen uws Gods. 19En geef de vaten, die u gegeven zijn tot den dienst van het huis uws Gods, weder voor den God van Jeruzalem. 20Het overige nu, dat van node zal zijn voor het huis uws Gods, dat u voorvallen zal uit te geven, zult gij geven uit het schathuis des konings. 21En van mij, mij, koning Arthahsasta, wordt bevel gegeven aan alle schatmeesters, die aan gene zijde der rivier zijt, dat alles, wat Ezra, de priester, de schriftgeleerde der wet van den God des hemels, van u zal begeren, spoediglijk gedaan worde; 22Tot honderd talenten zilvers toe, en tot honderd kor tarwe, en tot honderd bath wijn, en tot honderd bath olie, en zout zonder voorschrift.
 talenten zilvers Van een talent, zie Exo 25:39 .
,
 kor tarwe, Van deze maten kor en bath, zie 1Ki 4:22 , en 1Ki 7:26 .
,
 zonder voorschrift Dat is, zonder daarvan maat voor te schrijven, of, zoveel men vannode zal hebben.
23Al wat naar het bevel van den God des hemels is, dat het vlijtiglijk gedaan worde, voor het huis van den God des hemels; want waartoe zou er grote toorn zijn over het koninkrijk des konings en zijner kinderen?
 grote toorn Hij wil zeggen dat hij Gods toorn en straf op zich, zijn rijk en kinderen zekerlijk zou laden, indien hij anders deed.
24Ook laten wij ulieden weten, aangaande alle priesteren en Levieten, zangers, poortiers, Nethinim en dienaars van het huis dezes Gods, dat men den cijns, ouden impost en tol hun niet zal vermogen op te leggen.
 den cijns, Zie boven, Ezr 4:13 .
25En gij, Ezra, naar de wijsheid uws Gods, die in uw hand is, stel regeerders en richters, die al het volk richten, dat aan gene zijde der rivier is, allen, die de wetten Gods weten, en die ze niet weet, zult gijlieden die bekend maken.
 uws Gods, Dat is, die uw God u gegeven, of in u gewrocht heeft; of versta, de wet Gods in welke Gods wijsheid is geopenbaard, gelijk boven vs.14.
,
 regeerders Anders, richters en onderzoekers van zaken.
26En al wie de wet uws Gods en de wet des konings niet zal doen, over dien laat spoediglijk recht worden gedaan, hetzij ter dood, of tot uitbanning, of tot boete van goederen, of tot de banden.
 verbanning, Chaldeeuws, uitworteling; omdat eens mensen vaderland of geboorteplaats is als een akker, waarin hij geplant en geworteld is, en de verdrijving daaruit is als een uitworteling.
27Geloofd zij de Heere, de God onzer vaderen, Die alzulks in het hart des konings gegeven heeft, om te versieren het huis des Heeren, dat te Jeruzalem is.
 Geloofd zij de HEERE, Dit zijn nu de woorden van Ezra. Hebreeuws, gezegend.
28En heeft tot mij weldadigheid geneigd, voor het aangezicht des konings en zijner raadsheren, en aller geweldige vorsten des konings! Zo heb ik mij gesterkt, naar de hand des Heeren, mijns Gods, over mij, en de hoofden uit Israël vergaderd, om met mij op te trekken.
 weldadigheid Of, goedertierenheid, goedgunstigheid.
,
  gesterkt, Dat is, ik heb een moed gegrepen.
,
 naar de hand Vergelijk boven, vs.6.
Copyright information for DutSVVA