Genesis 10:6-7
6En de zonen van Cham zijn: Cusch en Mitsraim, en Put, en Kanaän. ▼▼ en de zonen van Cham De nakomelingen van dezen hebben zich van Babel meest zuidwaarts verdeeld in een deel van Azië en in Afrika, en voor een tijd in Palestina. Zie van dezen, 1Ch 4:40; Psa 105:27.
,
▼
,
▼▼ Mitsraïm De vader der Egyptenaars. Den naam vindt men overal in de H. Schrift. En het is ook de naam van het landschap Egypte zelf en van de inwoners.
,
▼
,
▼ 7En de zonen van Cusch zijn: Seba en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha. En de zonen van Raema zijn: Scheba en Dedan. ▼
,
▼
,
▼▼ Sabta, Het gevoelen der geleerden is dat de nakomelingen van dezen bewoond hebben het onderdeel van Gelukkig-Arabië.
,
▼
,
▼▼ Sábtecha. Men houdt het er voor dat deze ook een stamvader van dezelfde natie geweest is.
,
▼
,
▼
Copyright information for
DutSVVA