Genesis 10:6-7

6En de zonen van Cham zijn: Cusch en Mitsraim, en Put, en Kanaän.
 en de zonen van Cham De nakomelingen van dezen hebben zich van Babel meest zuidwaarts verdeeld in een deel van Azië en in Afrika, en voor een tijd in Palestina. Zie van dezen, 1Ch 4:40; Psa 105:27.
,
 Cusch Van dezen zijn afkomstig de Arabieren en de Moren. Zie boven de aant. hoofdstuk Gen 2:13; idem 2Ki 19:9; Job 28:19; Jer 13:23, Jer 46:9.
,
 Mitsraïm De vader der Egyptenaars. Den naam vindt men overal in de H. Schrift. En het is ook de naam van het landschap Egypte zelf en van de inwoners.
,
 Put, Men meent dat hij een gedeelte van Lybië, [waar de rivier Put is] bewoond heeft. Zie Jer 46:9; Eze 27:10, Eze 38:5.
,
 Kanaän. De stamvader der Kanaänieten, in de Schrift genoeg bekend. Zie boven Gen 9:25, en onder vs.18.
7En de zonen van Cusch zijn: Seba en Havila, en Sabta, en Raema, en Sabtecha. En de zonen van Raema zijn: Scheba en Dedan.
 Seba Van dezen komen de Sabeërs, in Woest-Arabië. Zie Psa 72:10, en Isa 43:3.
,
 Havila, De vaders der inwoners van een land aldus genaamd, boven Gen 2:11.
,
 Sabta, Het gevoelen der geleerden is dat de nakomelingen van dezen bewoond hebben het onderdeel van Gelukkig-Arabië.
,
 Raëma, Mede een voorvader der inwoners van het bovengenoemde Arabië. Zie Eze 27:22.
,
 Sábtecha. Men houdt het er voor dat deze ook een stamvader van dezelfde natie geweest is.
,
 Scheba Zuidwaarts wonende in Morenland; van waar men meent dat de koningin van Scheba gekomen is. Zie 1Ki 10:1, 1Ki 10:4; Eze 27:22; Mat 12:42; Act 8:27. Anderen plaatsen hem in Gelukkig-Arabië.
,
 Dedan Een inwoner mede van Gelukkig-Arabië, of volgens anderer gevoelen, van Morenland. Zie Eze 27:15, Eze 38:13.
Copyright information for DutSVVA