Habakkuk 3:3-4
3God kwam van Theman, en de Heilige van den berg Paran. Sela. Zijn heerlijkheid bedekte de hemelen, en het aardrijk was vol van Zijn lof. ▼▼ God In dit vers en enige navolgende beschrijft de profeet de majesteit en macht van God, die Hij betoond heeft als Hij zijne wet gegeven heeft; willende daarmede bewijzen dat het dien machtigen God licht is, zijn volk, als het Hem belieft, uit de Babylonische gevangenschap te verlossen.
,
▼
,
▼
,
▼▼ de Heilige Te weten de heilige Israëls.
,
▼
,
▼
,
▼▼ heerlijkheid Of, zijne majesteit.
,
▼ 4En er was een glans als des lichts, Hij had hoornen aan Zijn hand, en aldaar was Zijn sterkte verborgen. ▼
,
▼▼ Hij had hoornen Te weten tot een teken zijner macht. Want door de hoornen wordt dikwijls macht betekend in de Heilige Schrift. Anderen verstaan hier door hoornen zulke stralen, als de klaarschijnende zon uitgeeft, of zulke, als uit het aangezicht van Mozes voortgingen, nadat hij met God gesproken had; zie Exo 34:29 .
,
▼
,
▼▼ aldaar was zijne Hebr. de verberging zijner sterkte. De zin is: Door zulk een glans gaf wel de Heere zijn goddelijke macht te kennen, [verg. Psa 18:12-13 , enz.] alzo nochtans dat Hij den gehelen glans zijner majesteit en sterkte niet liet schijnen voor zijn volk, naar Hij liet ze slechts blijken door enige stralen, opdat het volk niet ganselijk zou verbaasd en verslagen worden door het aanschouwen van de majesteit des Heeren.
Copyright information for
DutSVVA