Hebrews 8

1De hoofdsom nu der dingen, waarvan wij spreken, is, dat wij hebben zodanigen Hogepriester, Die gezeten is aan de rechter hand van den troon der Majesteit in de hemelen:
 hoofdsom nu der dingen, Of het hoofdstuk onder, of in de dingen; d.i., het voornaamste; want beide betekent het Griekse woord kephalaion.
,
 aan de rechter[hand] Dat is, aan de rechterhand Gods die gezeten is op den troon zijner majesteit of heerlijkheid, in den derden of hoogsten hemel. Zie hiervoor Heb 1:3; Act 3:21.
2Een Bedienaar des heiligdoms, en des waren tabernakels, welken de Heere heeft opgericht, en geen mens.
 des heiligdoms, Grieks der heilige; waardoor de hemel, van welken het heilige der heiligen een voorbeeld is geweest, gelijk hierna hfdst. 9:8, 12, verstaan wordt; hetwelk van het eerste deel des tabernakels hier wordt onderscheiden, waar de priesters alle dagen ingingen; maar de hogepriester ging maar eenmaal des jaars in het heiligdom of heilige der heiligen, gelijk in het begin van Heb 9 nader verklaard wordt.
,
 des waren Het woord waren, wordt hier gesteld tegen de schaduwen, gelijk Joh 1:17.
,
 tabernakels, Gelijk door het heilige der heiligen de hemel wordt afgebeeld, zo wordt door dezen tabernakel verstaan de menselijke natuur van Christus, die daarbij ook wordt vergeleken, Joh 1:14, en Joh 2:19 en Heb 9:11, en in welke de volheid der Godheid lichamelijk woont, als in zijn tempel of tabernakel, Col 2:9, die door kracht des Heiligen Geestes is ontvangen en door geen mens is opgericht, en door welker opoffering en bloed van Christus in het heilige der heiligen is ingegaan, hetwelk met vs.3 wel overeenkomt. Waarvan Christuts ook een bedienaar kan gezegd worden, omdat hij dezelve zijn menselijke natuur heeft geheiligd tot een bekwame offerande, om daarin de zonden zijns volks te verzoenen, en het werk onzer zaligheid te volbrengen. Zie Joh 17:19, en hierna Heb 9:11, waar dit zo in het brede wordt verklaard.
3Want een iegelijk hogepriester wordt gesteld, om gaven en slachtofferen te offeren; waarom het noodzakelijk was, dat ook Deze wat had, dat Hij zou offeren.
 Want een iegelijk hogepriester Dit woord want, geeft reden waarom hij in vs.2 gezegd heeft, dat Christus is een bedienaar van den waren tabernakel zijns lichaams, namelijk omdat hij als een hogepriester ook wat moest hebben dat hij zou offeren.
,
 wat had, Namelijk zichzelf, of zijn eigen lichaam, gelijk hier voor hfdst. 7:27, en hierna hfdst. 9:14 wordt uitgedrukt.
4Want indien Hij op aarde ware, zo zou Hij zelfs geen Priester zijn, dewijl er priesters zijn, die naar de wet gaven offeren;
 zo zou Hij zelfs geen priester zijn, Namelijk omdat hij nu alles op aarde volbracht had, wat van hem, als priester, op aarde moest geschieden. Derhalve, zo zou hij uitgediend hebben; maar hij moest nog het overige deel van zijn priesterambt in den hemel in het ware heilige der heiligen volbrengen.
,
 naar de wet gaven offeren; Dat is, behoorlijk en wettelijk. En in deze woorden is ook een reden begrepen, waarom Christus nu geen priester op aarde zou zijn, namelijk die wettelijk en volgens de ordinantie Gods het priesterschap hier bedienen zou, omdat de wet geen priester stelt dan uit den stam van Levi, en gene offeranden dan van ceremoniëele gaven, waarvan Christus geen bedienaar was gesteld, maar een bedienaar van hetgeen hierdoor was afgebeeld, gelijk vs.5 ook medebrengt.
5Welke het voorbeeld en de schaduw der hemelse dingen dienen, gelijk Mozes door Goddelijke aanspraak vermaand was, als hij den tabernakel volmaken zou: Want zie, zegt Hij, dat gij het alles maakt naar de afbeelding, die u op den berg getoond is.
 der hemelse dingen dienen, Dat is, der dingen die van Christus ook in den hemel moesten bediend en volbracht worden, en die ons tot den ingang in den hemel nodig zijn.
,
 de afbeelding, Of, voorschrift, voordruk, patroon, voorbeeld, waar men iets naar doet of bouwt.
,
 die u Namelijk in een gezicht, of, op den berg, of veeleer in den geopenden hemel, gelijk hierna, Heb 9:23 verklaard wordt; want Mozes heeft op den berg zijnde, dit voorbeeld in den hemel zelf gezien.
,
 op den berg getoond is Grieks in den berg; dat is, op den berg, namelijk Horeb.
6En nu heeft Hij zoveel uitnemender bediening gekregen, als Hij ook eens beteren verbonds Middelaar is, hetwelk in betere beloftenissen bevestigd is.
 Hij zoveel uitnemender bediening gekregen, Namelijk de Heere Jezus Christus.
,
 eens beteren verbonds Middelaar is, Namelijk van het verbond der wet, en der ceremoniën was.
,
 betere beloftenissen Namelijk die hierna, vs.10-12, worden uitgedrukt.
,
 bevestigd is Grieks gewettelijkt is.
7Want indien dat eerste verbond onberispelijk geweest ware, zo zou voor het tweede geen plaats gezocht zijn geweest.
 onberispelijk geweest ware, Dat is, waar niets aan had ontbroken, of waar men niets meer in had kunnen vereisen. Want dat volmaakt is, heeft geen plaats te geven aan iets anders van gelijke gelegenheid. Want de wet van Mozes, waarvan de ceremoniën hier als een aanhangsel worden aangemerkt, was wel in zichzelf volmaakt, zo iemand die volmaakt had onderhouden; maar vanwege de onmacht der verdorvene natuur des mensen, die de wet niet kon wegnemen, kon zij niemand tot de zaligheid brengen; Rom 8:3; Gal 3:21. Daarom heeft God dit nieuwe verbond door Christus, in de plaats van het eerste, met den mens willen maken, opdat het gebrek van het eerste hierdoor zou worden verbeterd; van welk nieuw verbond de ceremoniën ook schaduwen en voorbeelden waren, Col 2:17; gelijk in Heb 9 zal worden aangewezen, en van hetwelk de oude vaders ook de beloften wel hadden ontvangen, Gal 3:17, enz.; maar de volheid daarvan is ons door Christus geopenbaard, gelijk de apostel in het vervolg uit Jer 31 bewijst.
8Want hen berispende, zegt Hij tot hen: Ziet, de dagen komen, spreekt de Heere, en Ik zal over het huis Israëls, en over het huis van Juda een nieuw verbond oprichten;
 [hen] Namelijk de Israëlieten; of hetzelve, namelijk verbond.
,
 berispende, Of het gebrek hun aanwijzende; of over hen klagende; dat is, de zwakheid, die door hun verdorvenheid in dit verbond was, aanwijzende en daarover klagende.
,
 de dagen komen, Namelijk ten tijde van den Messias.
,
 over het huis Israëls, Hieronder worden ook alle uitverkorenen uit de heidenen verstaan, gelijk doorgaans bij de profeten is te zien, die door het geloof dezen olijfboom zouden worden ingelijfd. Zie Rom 11:17, Rom 11:25-26; Gal 4:26, enz.
,
 verbond Of testament.
,
 oprichten; Grieks voleindigen. Zie de aantekeningen vs.10.
9Niet naar het verbond, dat Ik met hun vaderen gemaakt heb, ten dage, als Ik hen bij de hand nam, om hen uit Egypteland te leiden; want zij zijn in dit Mijn verbond niet gebleven, en Ik heb op hen niet geacht, zegt de Heere.
 met hun vaderen gemaakt heb, Namelijk door Mozes in de woestijn.
,
 op hen niet geacht, Of Ik heb hen niet geacht. Bij den profeet staat: zou Ik met hen in het huwelijk, of als ene heer gebleven zijn? hetwelk één zin met dezen woorden heeft. Doch de apostel heeft de Griekse overzetting willen behouden, omdat in de zaak geen verschil was.
10Want dit is het verbond, dat Ik met het huis Israëls maken zal na die dagen, zegt de Heere: Ik zal Mijn wetten in hun verstand geven, en in hun harten zal Ik die inschrijven; en Ik zal hun tot een God zijn, en zij zullen Mij tot een volk zijn.
 maken zal na die dagen, Dat is ten volle openbaren en door de gehele wereld verbreiden. Want de belofte van dit verbond was door de wet van Mozes niet teniet gedaan, Gal 3:17; maar is eerst door Christus vervuld, ten volle geopenbaard, en in zijn volkomenheid opgericht.
,
 in hun verstand geven, Dat is, niet alleen in stenen tafelen of perkamenten. Zie 2Co 3:3, enz.
11En zij zullen niet leren, een iegelijk zijn naaste, en een iegelijk zijn broeder, zeggende: Ken den Heere; want zij zullen Mij allen kennen van den kleine onder hen tot den grote onder hen.
 niet leren Namelijk met woorden of met schriften alleen, gelijk in het verbond der wet geschiedde, maar zij zullen vooral van God [namelijk door zijn Geest] geleerd zijn, gelijk Christus spreekt Joh 6:45, Joh 6:65, die nochtans met zijn eigen mond hun ook het Evangelie predikte en tot de kennis Gods vermaande. Dit wordt dan niet volkomen of geheel ontkend, maar bij vergelijking van de manier van onderwijzing, die in het Oude Testament geschiedde, gelijk zulke wijzen van spreken meermalen voorkomen. Zie voorbeelden daarvan Joh 5:30, Joh 5:45; 1Th 4:9.
,
 allen kennen Namelijk die het van God zullen geleerd hebben, gelijk Christus getuigt in de voormelde plaats, Joh 6:45. Want, dat hier alleen gesproken wordt van de zaligmakende kennis, en van het waarachtig geloof, blijkt uit vs.12, dewijl de zonden in het nieuwe verbond niemand worden vergeven dan door het waarachtig geloof, Rom 3:30. Sommigen nemen dit van den stand van het toekomende leven, waar geen uitwendig onderwijs meer van node zal wezen, wanneer wij hem zullen zien van aangezicht tot aangezicht, 1Co 13:11; 1Jo 3:2. Doch uit het gehele oogmerk van den apostel blijkt dat deze beloften alle uitverkorene gelovigen des Nieuwen Testaments ook in dit leven aangaan.
12Want Ik zal hun ongerechtigheden genadig zijn, en hun zonden en hun overtredingen zal Ik geenszins meer gedenken.
 geenszins meer gedenken Namelijk om die te straffen. Zo behoudt dan God in het nieuwe verbond geen straffen meer, wanneer Hij de zonde eens heeft vergeven, gelijk enigen drijven. Hoewel Hij de zijnen nog soms uit vaderlijke liefde kastijdt tot hun best. Zie Heb 12:6-7.
13Als Hij zegt: Een nieuw verbond, zo heeft Hij het eerste oud gemaakt; dat nu oud gemaakt is en verouderd, is nabij de verdwijning.
 Als Hij zegt Dusverre zijn verhaald de woorden van den profeet: nu spreekt wederom de apostel. Grieks in het zeggen.
,
 oud gemaakt; Of doen verouden; dat is, verklaard oud te zijn.
,
 de verdwijning Dat is, wegneming, zo dat het uit het midden is geweerd, en niet meer gebruikt wordt.
Copyright information for DutSVVA