Hosea 8:5

5Uw kalf, o Samaria! heeft u verstoten; Mijn toorn is tegen hen ontstoken; hoe lang zullen zij de reinigheid niet verdragen?
  kalf, o Samaria Uw afgodische kalverdienst, die uwe koningen, o Samaria [die binnen u hun hof houden] gesticht en gevoed hebben.
,
 u verstoten; Te weten gij Israëlieten. De zin is, gelijk zij het goede van zich verstoten hebben, [boven vs.3,] zo zal het kwaad, dat zij verkoren hebben, te weten de afgoderij, hun uit hun land verstoten; dat is, de oorzaak daarvan zijn. Anders: uw kalf heeft [u] verlaten. Moetende zelf als in gevangenschap het land uitgevoerd worden. Zie onder Hos 10:6 . Of aldus, Hij [de Heere] heeft uw kalf, o Samaria, verstoten, gelijk gij zijn goed verstoten hebt, alzo verstoot Hij uw kwaad.
,
 reinigheid Vergelijk Jer 13:27 .
,
 verdragen? Of, vermogen. Het kan ook een afgebroken rede zijn, uit verdriet en toornigheid, aldus: Hoelang zullen zij gene reinheid kennen; te weten bekomen, doen, plegen?
Copyright information for DutSVVA