Isaiah 23

1De last van Tyrus. Huilt, gij schepen van Tarsis! want zij is verwoest, dat er geen huis meer is, dat niemand er meer ingaat; uit het land Chittim is het aan hen openbaar geworden.
 last De zin is: Dit is een bezwaarlijke profetie, voorzeggende welke ellende Tyrus zal overkomen. Zie Isa 13:1 .
,
 gij schepen Dat is, schippers en kooplieden, die over zee met Tyrus handelen.
,
 Tarsis Zie 1Ki 10:22 .
,
 zij is verwoest, Dat is, hij zal verstoord worden. Dit heeft de profeet gesproken toen Tyrus nog in haar fleur en grootste heerlijkheid was. En dit dreigt hier de profeet niet alleen de stad Tyrus, maar ook het ganse eiland.
,
 dat er geen huis Hebreeuws, van huis en van inkomen, of ingaan; vergelijk onder Isa 24:10 . Deze en de naastvolgende woorden vertalen en verklaren sommigen aldus: Zij is verstoord van [hare] huisgenoten en van de inkomelingen; dat is, niet alleen van de vreemdelingen, maar ook van hun eigen knechten en slaven. Want als dezen zagen dat hunner heren macht en vermogen schier tot niet gekomen was, zo hebben zij samengespannen, en hebben hunne heren en alle vrije personen vermoord, de regering aan zich genomen, en enen, genoemd Strato, koning gemaakt. Justin, in zijne historie lib. 18.
,
 uit het land Chittim Dat is, het zal hun, te weten schippers en kooplieden, uit het land Chittim openbaar worden; dat is, uit Cilicië, of Macedonië, [zie Gen 10:4 ] ; vanwaar de tijdingen van Tyrus' eerste verwoesting door Nebukadnezar zouden verspreid worden, door de vluchtenden, die vandaar naar Cilicië zouden overvaren, en vanwaar het verderf hun naderhand overkomen zou. De zin dan dezer woorden is: Deze verwoesting zal dien van Tyrus overkomen eerst door den koning Nebukadnezar, Jer 47 ; Eze 26:14 , en Eze 29:18-20 , en lang daarna door de Grieken en Macedoniërs; te weten, door Alexander den Grote, die vele jaren hierna Tyrus ingenomen en overhoop geworpen heeft.
2Zwijgt, gij inwoners des eilands! gij, die de kooplieden van Sidon, over zee varende, vervulden,
 Zwijgt, Alsof hij zeide: Roemt niet meer vanwege uw groten rijkdom en heerlijkheid, zij zullen haast een einde nemen.
,
 des eilands Te weten van het eiland Tyrus. Deze stad lag op een eiland toen Jesaja dit heeft geprofeteerd.
,
 gij, Hebreeuws, de koopman van Sidon overzee varende vervulde u.
,
 Sidon, Dit is ook eertijds een voortreffelijke koopstad geweest, nabij Tyrus gelegen, onder een gebied behorende. Zie Eze 28:21 .
,
 vervulden, Te weten met allerlei waren en koopmanschappen, die zij met hun geladen schepen daarin brachten.
3En wiens inkomst was het zaad van Sichor over de grote wateren, de oogst der rivier; en zij was de markt der heidenen.
 het zaad Hier wordt het zaad gesteld voor het vlas, dat uit het zaad wast.
,
 Sichor Dit is de naam ener rivier, die Egypte van Kanaän scheidt. Jos 13:3 ; zie de aantekening aldaar. Egypte zelf wordt somtijds Sichor genoemd naar deze rivier.
,
 de grote wateren, Eenigen verstaan hier door de grote wateren den oceaan, anderen de grote rivieren van Egypte.
,
 de oogst Dat is, het korengewas.
,
 der rivier; Dat is, het koren, hetwelk langs de beken wast, waarvan het bevochtigd wordt als de Nijl overloopt; anders: der beek [van Egypte]. De profeet wil zeggen dat Tyrus rijk werd door het verhandelen der vruchten, die in andere landen wiessen.
,
 de markt der heidenen Dat is, de handelplaats. Zie Eze 27:3 , Eze 27:12 .
4Word beschaamd, o Sidon! want de zee spreekt, ja, de sterkte der zee, zeggende: Ik heb geen barensnood gehad, ik heb ook niet gebaard, en ik heb geen jongelingen groot gemaakt, en geen jonge dochters opgebracht.
 o Sidon Dat is, o gij Sidonieten. Dezen hebben eerst de stad Tyrus gebouwd.
,
 de zee spreekt, Dat is, de inwoners der eilanden, die in de zee liggen; gelijk Psa 65:6 .
,
 de sterkte der zee, Versta, de stad Tyrus, die vanwege de zee, waarin zij lag, scheen onwinbaar te zijn.
,
 Ik heb geen barensnood De zin dezer woorden is, alsof Tyrus zeide: Het is met mij, die zo volkrijk placht te zijn, nu zo gesteld, alsof ik geheel onvruchtbaar ware geworden, ja, alsof ik vóór dezen gene kinderen of inwoners gehad of opgevoed had; ik ben heel doods geworden, het is met mij uit.
,
 groot gemaakt, Dat is, tot vollen wasdom gebracht.
5Gelijk als geweest is de tijding van Egypte, zal men ook in weedom zijn, als men van Tyrus horen zal.
 de tijding Versta hier die straf, die eertijds den Egyptenaars ten tijde van Mozes is overkomen, gelijk Exo 15:14 . Of die straf van Egypte, waarvan Isa 19 gesproken wordt.
,
 in weedom zijn, Het Hebreeuwse woord, dat de profeet hier gebruikt, betekent eigenlijk het wee en de benauwdheid, die een barende vrouw overkomt.
,
 als men van Tyrus Te weten als men horen zal dat Tyrus, die rijke, machtige stad, die onoverwinnelijk scheen te wezen, zo geheellijk is verwoest en verdelgd. Want alle anderen steden zullen vrezen dat het hun ook alzo zal gaan, denkende: heeft die zeer sterke stad Tyrus niet kunnen bestaan, hoe zal het ons dan gaan? Eenigen vertalen vs.5 aldus: Als het gerucht tot de Egyptenaars [zal gekomen zijn], zij zullen droevig zijn vanwege hetgeen zij van Tyrus horen zullen.
6Vaart over naar Tarsis, huilt, gij inwoners des eilands!
 Vaart Dat is, vlucht uit Tyrus, zoekt nieuwe landen en steden, waar gij u moogt nederslaan.
,
 des eilands Te weten van het land Tyrus, gelijk boven vs.2.
7Is dit uw vrolijk huppelende stad? welker oudheid wel van oude dagen af is; maar haar eigen voeten zullen haar verre wegdragen, om in vreemdelingschap te verkeren.
 Is dit Van de voortreffelijkheid en zeer grote heerlijkheid van Tyrus, zie Eze 27:3-4 , enz.
,
 om in vreemdelingschap Of, om haar in vreemdheid te onthouden; dat is, om andere woonplaatsen te gaan zoeken. Toen de Tyriërs uit hun stad en land verdreven waren, hebben zij wat omgezwermd en gelegenheid gezocht waar zij zich best zouden nederslaan, en hebben mettertijd gebouwd de steden Carthago, Leptis, Utica en Gades.
8Wie heeft dit beraadslaagd over Tyrus, die kronende stad, welker kooplieden vorsten zijn, welker handelaars de heerlijkste in het land zijn?
 die kronende stad, Of, die kroonster; te weten die stad, die niet alleen zichzelve voor een gekroonde koningin uitgaf, maar ook al hare inwoners en kooplieden met rijkdom en heerlijkheid kroonde, velen derzelven als tot prinsen en vorsten makende.
,
 handelaars Of, kooplieden. Hebreeuws, Kanaänieten; zie de aantekening Job 40:25 .
,
 in het land zijn? Of, op de aarde.
9De Heere der heirscharen heeft het beraadslaagd, opdat Hij ontheilige de hovaardij van alle sieraad, om al de heerlijksten der aarde verachtelijk te maken.
 ontheilige Dat is, bezoedele, in verachtzaamheid en tot kleinachting brenge.
,
 de hovaardij Of, den praal; te weten der voortreffelijke Tyriërs.
,
 der aarde Anders: van het land.
,
 verachtelijk Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk ontladen, licht maken, gelijk men de schepen verlicht van hun vracht. Het wordt hier gesteld tegen een woord, hetwelk wij hier vertalen de heerlijkste; maar hetwelk eigenlijk betekent de geladene, doch ook heerlijke.
10Ga door naar uw land, als een rivier, gij dochter van Tarsis! er is geen gordel meer.
 Ga door Dit is een aanspraak aan de uitlandse kooplieden, of aan de inwoners van Tyrus; aldus: Gaat door uit uw land.
,
 als een rivier, Dat is, haastelijk, te weten zo snellijk als ene rivier, die van boven afvallende en vlietende in de zee loopt. Anders: als ene rivier, dat is, geduriglijk, zonder ophouden.
,
 gij dochter Dat is, gijlieden, die op de zee naar Tyrus toezeilt, en gewoon zijt daar te handelen. Eenigen verstaan hier door de dochter van Tharsis, of van het meer, de stad Tyrus, die midden in de zee lag, en daaruit scheen gesproten te zijn, daarin levende, zwevende, en zich onderhoudende.
,
 er is geen Dat is, Tyrus heeft al haar macht, heerlijkheid en koophandel verloren. Want men gebruikt den riem, of gordel, ten dele tot sieraad, ten dele om de lenden en ruggen te stijven. Zie Job 12:18 , Job 12:21 , en Job 40:2 ; Pro 31:24 met de aantekening. Anderen verstaan hier door den gordel de muren der stad Tyrus, waarmede zij omsingeld en als omgord was.
11Hij heeft Zijn hand uitgestrekt over de zee, Hij heeft de koninkrijken beroerd; de Heere heeft bevel gegeven tegen Kanaän, om haar sterkten te verdelgen.
 Hij heeft Te weten de Heere.
,
 uitgestrekt Te weten om te slaan.
,
 over de zee, Dat is, over de stad Tyrus in de zee gelegen. Anders, over de schepen der zee, die gewoon zijn te Tyrus te handelen.
,
 beroerd; Dat is, in roer gesteld, of bewogen tegen Tyrus op te staan.
,
 heeft bevel gegeven Te weten, den vreemden koninkrijken, of koningen; dat is, God heeft zulks dien volken ingegeven, en Hij drijft hen daartoe, gelijk boven Isa 13:3 , en 2Sa 16:11-12 . Zie de aantekening aldaar.
,
  tegen Kanaän, Dat is, tegen de Tyriërs, Kanaäns nakomelingen uit Sidon; Gen 10:15 . Anderen: de Heere heeft een koopman bevel gegeven, verstaande, Nebukadnezar, of Alexander de Grote. Anderen, tegen de koopstad. In de betekenis van koopman wordt het woord Kanaän genomen boven vs.8 en elders.
12En Hij heeft gezegd: Gij zult niet meer vrolijk huppelen, o gij verdrukte maagd, gij dochter van Sidon! Naar Chittim toe, maak u op, vaar over; ook zult gij aldaar geen rust hebben.
 Hij heeft gezegd Te weten de Heere God.
,
 o gij verdrukte maagd, Anders: o gij verdrukte maagd der dochter Sidons. Aldus noemt de profeet de stad Tyrus, omdat zij van de Sidoniërs eerst gebouwd is. En de profeet noemt hier Tyrus een verdrukte of geschonden maagd, omdat zij voorzeker zou geschonden en verkracht, dat is, verdelgd en uitgeroeid worden.
,
 Naar Chittim toe, Door deze afgekorte manier van spreken wordt te kennen gegeven dat de Tyriërs zeer haastig zouden vluchten, inzonderheid naar die van Chittim, of het land der Chitteën [want beide kan het Hebreeuwse woord dragen] daaronder verstaande allerlei over zee gelegen plaatsen, als Cilicië, Griekenland, of Macedonië, Italië, enz. waarvan ook boven vs.1.
,
 ook zult gij Dat is, gij zult aldaar, waar gij heen vlucht, niet gerust zijn, noch in vrede mogen blijven, maar ook geplaagd en verdreven worden. Zie boven vs.7. Anders: Gij Chittim, of Chitteën, maakt u op, trekt voort, enz. nemende het als een goddelijke aanspraak aan Alexander den Grote met zijn krijgsheir, dat hij zich haasten zou, niet alleen om Tyrus te verderven, maar ook verder tegen de Chaldeën en Babel te trekken. Zie boven vs.1.
13Ziet, het land der Chaldeen; dit volk was er niet; Assur heeft het gefondeerd voor degenen, die in de wildernissen woonden; zij richtten hun sterkten op, en bouwden hun paleizen, maar Hij heeft het tot een vervallen hoop gesteld.
 Ziet, God stelt den Tyriërs voor ogen het exempel van het Assyrische of Chaldeeuwse koninkrijk, als eensdeels ten ondergebracht en verwoest zijnde, anderdeels zullende in het toekomende verwoest worden, opdat het den Tyriërs niet vreemd schijne dat zij ook verwoest zouden worden.
,
 Assur Dat is, de Chaldeën, die in de wildernissen in tenten plachten te wonen, zijn door de Assyriërs vergaderd en in steden bij elkander gebracht. Zie Gen 10:10-11 , en Gen 11:2 , Gen 11:8-9 , en vergelijk Psa 72:9 , en Psa 74:14 .
,
 Hij Te weten God de Heere, van wien gesproken is boven vs.8,9, 11,12.
,
 heeft het Te weten het land der Chaldeën, of Hij heeft hen, te weten de Chaldeën heeft Hij door de Assyriërs tenonder gebracht, of profetischer wijze: Hij zal de Assyriërs door de Chaldeën of Babyloniërs zekerlijk tenonder brengen, en daarna de Babyloniërs door de Perzen, en vervolgens uwe stad, o Tyrus, en koninkrijk, veel lichter verstoren.
,
 tot een vervallen hoop Dat is, Hij heeft het ten onderste boven geworpen; vergelijk onder Isa 25:2 .
14Huilt, gij schepen van Tarsis! want ulieder sterkte is verstoord.
 ulieder Dat is, de stad Tyrus, met alle vaste plaatsen daaraan en daarbij gelegen.
15En het zal geschieden te dien dage, dat Tyrus zal vergeten worden zeventig jaren, gelijk eens konings dagen; maar ten einde van zeventig jaren zal in Tyrus als een hoerenlied zijn:
 dat Tyrus Dat is, de Tyriërs zullen zeventig jaar lang in hunne ellende blijven steken; alsof God hunner vergeten had of geen acht meer op hen had.
,
 zeventig jaren, Te weten zolang als de Joden in de Babylonische gevangenschap blijven zouden.
,
 gelijk eens konings Dat is, zolang als ongeveer een koning leeft of leven kan. Of, in het algemeen, zolang als een mens leven kan, te weten die tot groten ouderdom komt. Zie Psa 90:10 . Anders: Zolang als een koninkrijk duren zal. Aldus wordt het woord melech, voor koninkrijk ook genomen Dan 7:17 , en Dan 8:21 ; en wordt hier verstaan het koninkrijk van Babel, hetwelk zeventig jaren gestaan heeft na den ondergang van Tyrus.
,
 zal in Tyrus Dat is, Tyrus zal weder bewoond worden en in goeden welstand komen, en dan zullen de inwoners wederom, rijk en weelderig geworden zijnde, hun ouden gang gaan met zingen en springen, en allerlei wellusten des vleesches te oefenen, gelijk vs.16,17 breder gezegd wordt. Anderen, om het woord als ook zijne kracht te laten toekomen, verklaren deze woorden aldus: De inwoners van Tyrus zullen de kooplieden zo lieflijk weten aan te lokken en te bedriegen, als de hoeren met haar lieflijken zang de hoereerders weten aan te lokken.
16Neem de harp, ga in de stad rondom, gij vergeten hoer! speel wel, zing veel liederen, opdat uwer gedacht worde!
 gij vergeten Dat is, die in vergetelheid gekomen waart.
,
 hoer O Tyrus, gij stad vol hoererij, of gij kooplieden van Tyrus, die met uw lieflijken praat en aanbieding der waren de kooplieden weet aan te lokken, gelijk de hoeren hare boelen.
,
 speel wel, Hebreeuws, maak wel met spelen, of maak het spelen goed. Zie Psa 33:3 .
,
 zing veel Hebreeuws, vermenigvuldigt het lied.
17Want het zal geschieden ten einde van zeventig jaren, dat de Heere Tyrus zal bezoeken, en dat zij wederkeren zal tot haar hoerenloon, en zij zal hoererij bedrijven met alle koninkrijken der aarde, die op den aardbodem zijn.
 hoererij Nagenoeg alle uitleggers verstaan hier door hoererij het vuil gewin der Tyriërs, hetwelk zij van hunne koopmanschap kregen van al de rijke en machtige personen, die in de landen, rondom hen gelegen, woonachtig waren.
18En haar koophandel en haar hoerenloon zal den Heere heilig zijn, het zal niet ten schat vergaderd noch opgesloten worden; maar haar koophandel zal wezen voor hen, die voor den Heere wonen, opdat zij eten tot verzadiging, en dat zij durig deksel hebben.
 koophandel Te weten der Tyriërs.
,
 heilig zijn, Of, geheiligd zijn. Hebreeuws, in heiligheid zijn.
,
 het zal niet Hier wordt voorzegd dat enigen der Tyriërs in toekomende tijden tot den waren God en de Christelijke religie bekeerd zijnde, hun goed en rijkdom niet in hunne kisten en kasten zouden besluiten en behouden, maar dat zij die mildelijk ter ere Gods en tot nooddruft der arme Christenen zouden uitdelen. Zie Act 2:44 , en Act 4:34 .
,
 die voor den HEERE Versta, de Christenen in het algemeen en bij name de kerkleraars.
,
 durig Dat is, deksel dat duurzaam is, of dat lang duren kan.
Copyright information for DutSVVA