Isaiah 27

1Te dien dage zal de Heere met Zijn hard, en groot, en sterk zwaard bezoeken den Leviathan, de langwemelende slang, ja, den Leviathan, de kromme slomme slang; en Hij zal den draak, die in de zee is, doden.
 dien dage Te weten, als God zijn volk uit de Babylonische gevangenschap verlossen zal.
,
 met Zijn hard, Dat is, door de Perzen en Meden; Isa 13:17 , en Isa 21:2 .
,
 bezoeken Dat is, straffen, verdelgen; zie Gen 21:1 .
,
 den Leviathan, Hierbij verstaan enigen den koning te Babel, listig als een slang, vergiftig of schadelijk als een draak. Anderen verstaan ook hier door leviathan den duivel, den antichrist en alle zo geestelijke als lichamelijke vijanden der kerk Gods. Zie breder van het woord leviathan Job 40:20 , en Psa 74:14 .
,
 langwemelende slang, Zie Job 26:13 , met de aantekening.
,
 draak, Of, de zeedraak.
2Te dien dage zal er een wijngaard van roden wijn zijn; zingt van denzelven bij beurte.
 een wijngaard De rode wijn werd in het Joodse land voor den besten en sterksten wijn gehouden. Zie Gen 49:12 ; Pro 23:31 . Doch de woorden van dit vs. zijn te verstaan van de gemeente der gelovigen, die voortreffelijke vruchten der godzaligheid dragen zou. Van de geestelijke betekenis des wijngaards, zie de aantekening Isa 5:1 .
,
 zingt Het Hebreeuwse woord betekent eigenlijk antwoorden, gelijk Exo 15:21 ; zie de aantekening aldaar. Het betekent ook bij beurten zingen in de reien als anderszins, 1Sa 18:7 ; alsook hier en elders meer. Het is hier ene vermaning aan alle godzaligen, dat zij zich verblijden vanwege hunne verlossing door Jezus Christus.
3Ik, de Heere, behoede dien, alle ogenblik zal Ik hem bevochtigen; opdat de vijand hem niet bezoeke, zal Ik hem bewaren nacht en dag.
 hem niet Dat is, hem beschadigen; zie Gen 21:1 .
4Grimmigheid is bij Mij niet; wie zou Mij als een doorn en distel in oorlog stellen, dat Ik tegen hem zou aanvallen, en hem te gelijk verbranden zou?
 Grimmigheid Dit spreekt de profeet in den persoon Gods, alsof hij zeide: Ik ben nu met mijn volk ganselijk verzoend, om Christus' wil. Zodat niemand mij wederom tot toorn tegen hetzelve alzo ontstoken zal, dat Ik, daartegen oorlogende, hetzelve als een distel en doorn zou worden, of hetzelve verbranden zou. O dat zij verre van mij. Sommigen verstaan dat God, gesproken hebbende van zijne liefde tot de kerk, hier nu spreekt van zijne toorn en de straffen der vijanden: het is zaak dat zij zich oprecht tot hem bekeren, en zetten het aldus over: Zo wie mij [als] een doorn en distel in oorlog zal stellen, Ik zal tegen hem aanvallen, Ik zal hem tegelijk verbranden; of hij moest mijne sterkte aangrijpen, hij moest vrede met mij maken, enz.
,
 tegen hem Te weten tegen mijnen wijngaard.
5Of hij moest Mijn sterkte aangrijpen, hij zal vrede met Mij maken; vrede zal hij met Mij maken.
 Of hij moest Anders: of hij mijne sterkte aangreep? Te weten, den wijnstok, dat is, mijn volk, de kerk.
,
 aangrijpen, Dat is, hij zal zich vasthouden aan mijne sterkte, hij zal er zich op verlaten en rusten, te weten met berouw over zijne zonden, verbetering des levens en door een vast geloof.
6In het toekomende zal Jakob wortelen schieten, Israël zal bloeien en groeien; en zij zullen de wereld met inkomsten vervullen.
 In de toekomende Anders: O gij nakomelingen, Jakob zal wortelen schieten. Anders: Aangaande de nakomelingen, Jakob zal wortelen schieten; dat is, de kerk van God zal vaststaan, groeien en bloeien.
,
 Jakob Dat is, de nakomelingen van Jakob.
,
 zij zullen Te weten, de nakomelingen van Jakob, of Israël.
,
 inkomsten Of, vruchten.
7Heeft Hij hem geslagen, gelijk Hij dien geslagen heeft, die hem sloeg? Is hij gedood, gelijk zijn gedoden gedood zijn geworden?
 Hij Te weten de Heere.
,
 hem geslagen, Te weten Jakob, dat is, het volk van God.
,
 gelijk Dat is, zo hard.
,
 dien Hebreeuws, gelijk Hij zijnen, [te weten, Jakobs] slager, [te weten, den Babyloniër] geslagen heeft?
,
 hij gedood, Te weten Jakob.
,
 zijn gedoden Te weten, van den koning van Babel. Anders: [zijne gedoden] te weten, van God, die God in zijn toorn gedood heeft. De zin is: Dat God veel genadiger met zijn volk handelt als Hij het kastijdt, dan Hij met de vijanden zijns volks omgaat.
8Met mate hebt Gij met hem getwist, wanneer Gij hem wegstiet; als Hij hem wegnam door Zijn harden wind, in den dag des oostenwinds.
 Met mate Zie van het Hebreeuwse woord Gen 18:6 .
,
 Gij O Heere.
,
 met hem Met uw wijnstok, met uw volk.
,
 wegstiet; Te weten door de Babyloniërs. Hij spreekt van een zaak, die nog geschieden zou, alsof zij alrede geschied ware. Anders: Toen hem de [vijand] wegnam door zijn harden wind; dat is, door den krijg, of andere zware plagen.
,
 Hij hem Te weten de Heere. De profeet verandert den persoon, hetwelk wat duisterheid in zijne rede veroorzaakt.
,
 des oostenwinds Dat is, der vijanden, van wie een groot deel uit het oosten kwam, en het was een hard en wreed volk, gelijk de oostenwind in die landen een harde, scherpe, schadelijke wind is. Zie Job 15:2 ; Psa 48:8 ; en Hos 12:2 .
9Daarom zal daardoor de ongerechtigheid van Jakob verzoend worden, en dit is de ganse vrucht, dat Hij deszelfs zonde zal wegdoen, wanneer Hij al de stenen des altaars maken zal als verstrooide kalkstenen, de bossen en de zonnebeelden zullen niet bestaan.
 daardoor Te weten door zulke straffen en vaderlijke kastijdingen, als daar is de Babylonische gevangenschap.
,
 verzoend worden, Te dien aanzien dat de uitverkorenen daardoor tot berouw en leedwezen over hunne zonden zullen gebracht worden en tot verbetering van hun leven; en alzo zouden zij vergeving van hunne zonden verkrijgen door een oprecht geloof aan Jezus Christus.
,
 vrucht, Te weten die van de Babylonische gevangenschap komen zal.
,
 Hij Te weten God de Heere.
,
 deszelfs Te weten Jakob.
,
 des altaars Versta dat hier gesproken wordt van de stenen dier altaren, die hier en daar op de hoogten gesticht waren, ter ere der afgoden.
,
 maken zal De zin is: Nadat Hij al de afgoderij, die een oorsprong is van alle andere zonden, zal weggedaan hebben.
,
 de Anders: als er geen bossen of zonnebeelden zullen staande gebleven zijn; versta hierbij, maar deze al tezamen zullen afgehouwen en verbroken zijn.
,
 bossen Van de afgodische bossen, zie Jdg 3:7 .
,
 de zonnebeelden Zie de aantekening Lev 26:30 .
10Want de vaste stad zal eenzaam, de woonstede zal verstoten en verlaten worden, gelijk een woestijn; daar zullen de kalveren weiden, en daar zullen zij nederliggen, en zullen haar takken verslinden.
 Want Hier keert de profeet wederom tot de beschrijving der straffen met welke God de Heere die van Juda tehuis zoeken zou.
,
 de vaste stad Te weten, Jeruzalem; zie Isa 22:2 , en Isa 24:10 ; Eze 21 .
,
 woonstede Of, woningen.
,
 haar takken Versta, de takken, die in haar [te weten in de stad Jeruzalem] wassen zullen aan de bomen, die in haar verlaten huizen en op hare straten, in hare hoven en tuinen, vanzelf zouden opschieten en wassen; zie de aantekening Job 18:16 .
11Als haar takken verdord zullen zijn, zullen zij afgebroken worden, en de vrouwen, komende, zullen ze aansteken; want het is geen volk van enig verstand; daarom zal Hij, Die het gemaakt heeft, Zich deszelven niet ontfermen, en Die het geformeerd heeft, zal aan hetzelve geen genade bewijzen.
 aansteken; Te weten, de takken, of de stad.
,
 volk Versta, het Joodse volk, bij hetwelk nu geen verstand was te zoeken of te vinden.
,
 Die het gemaakt heeft, Dat is, God de Heere. Hebreeuws, hun Maker.
,
 Zich deszelven Versta hierbij, maar Hij zal hen verdelgen; te weten door de Babyloniërs, g elijk straks volgt, vs.12.
,
 Die het geformeerd heeft, Hebreeuws, hun formeerder.
12En het zal te dien dage geschieden, dat de Heere dorsen zal, van den stroom der rivier af tot aan de rivier van Egypte; doch gijlieden zult opgelezen worden, een bij een, o gij kinderen Israëls!
 te dien dage Te weten, als het Joodse volk in de Babylonische gevangenschap zijn zal.
,
 dorsen zal, Hebreeuws, uitslaan, of uitkloppen zal. Vergelijk onder Isa 28:27 , alwaar dorsen en uitslaan onderscheiden worden, maar hier wordt het woord dorsen duidelijkheidshalve gebruikt.
,
 van den Anders: van den ruisenden stroom. Anders: van den grond. Anders: van het kanaal der rivier.
,
 stroom Dat is, van de rivier Eufraat af tot de rivier van Egypte toe, genaamd Sichor; zie Jos 13:3 .
,
 doch gijlieden De zin is: Nadat gijlieden een tijdlang hier en daar zult zijn verstrooid geweest, zult gij weder in uw land gebracht en bijeen verzameld worden, gelijk men de aren op het veld in den oogst naleest, of opleest.
,
 een bij een, Of, tot een toe, of een voor een, elk in het bijzonder.
13En het zal te dien dage geschieden, dat er met een grote bazuin geblazen zal worden; dan zullen die komen, die in het land van Assur verloren zijn, en de heengedrevenen in het land van Egypte; en zij zullen den Heere aanbidden op den heiligen berg te Jeruzalem.
 een grote bazuin Versta door deze grote bazuin, vooreerst, het edict en openbare toelating van den koning Cyrus, die den Joden heeft toegelaten wederom in hun vaderland te komen; 2Ch 36:22 ; Ezr 1:1 ; ten andere, geestelijkerwijze van den bazuin des Evangelies, door welke God zich een kerk samengeroepen en verzameld heeft uit alle volken en natiën der wereld.
,
 die komen, Zij zullen in hun vaderland, in het Joodse land, wederkomen.
,
 die in het land Dat is, de gevangenen der tien stammen van het koninkrijk van Israël.
,
 verloren zijn, Dat is, die ginds en weer omdwalen.
,
 in het land van Egypte Daarheen waren de overgeblevenen van den stam van Juda gevlucht; 2Ki 25:26 .
,
 zij zullen Zie de aantekening Gen 24:27 .
,
 op den heiligen berg Hebreeuws, op den berg der heiligheid; te weten in den nieuw herbouwden tempel, en voortaan in uw heilige en Christelijke gemeente.
Copyright information for DutSVVA