Isaiah 32

1Ziet, een koning zal regeren in gerechtigheid, en de vorsten zullen heersen naar recht.
 een koning Te weten Christus Jezus. Doch enigen verstaan hier door dezen koning den koning Hizkia, voorzoveel hij een voorbeeld van Christus geweest is.
,
 de vorsten Dat is, de dienaars van dezen koning in zijn geestelijk rijk.
,
 zullen heersen Te weten door het Woord van God.
2En die man zal zijn als een verberging tegen den wind, en een schuilplaats tegen den vloed, als waterbeken in een dorre plaats, als de schaduw van een zwaren rotssteen in een dorstig land.
 die man Te weten Jezus Christus.
,
 zal zijn Te weten, den gelovigen.
,
 als een verberging Dat is, als ene plaats, waar men zich voor den wind verbergen kan. De zin is: De Messias zal zijn de rechte toevlucht aller uitverkorenen.
,
 den wind, Versta hier, den wind der geestelijke aanvechting en allerlei vervolging; vergelijk Mat 11:28 .
,
 als waterbeken Dat is, Hij zal den beangstigden een sterken troost aanbrengen door werking en kracht van den Heiligen Geest. Vergelijk deze woorden met Mat 5:6 ; Joh 4:10 , joh 4:14 , en Joh 7:37-39 .
,
 een dorstig land Of, moede land; te weten, mat en moede van dorst. Zie Psa 143:6 ; Pro 25:25 ; Isa 29:8 .
3En de ogen dergenen, die zien, zullen niet terugzien, en de oren dergenen, die horen, zullen opmerken.
 dergenen, die zien, Dat is, der gelovigen, die allen van den Heere zullen verlicht zijn; Isa 54:13 . Zie ook boven Isa 29:18 , en Isa 30:21 .
,
 niet terugzien, Dat is, niet elders heenzien, niet mis zien. Versta hierbij, maar zij zullen naarstiglijk op den Heere zien. Anders: niet bestreken zijn, of niet schemeren, niet verduisterd zijn.
,
 zullen opmerken Te weten, op hetgeen de Heere zegt. Zie Mat 7:28 ; Luk 4:22 .
4En het hart der onbedachtzamen zal de wetenschap verstaan, en de tong der stamelenden zal vaardig zijn, om bescheidenlijk te spreken.
 der onbedachtzamen Of, der onvoorzichtigen. Hebreeuws, dergenen, die zich verhaasten; alzo onder Isa 35:4 .
,
 bescheidenlijk te spreken Hebreeuws, nette; te weten, woorden.
5De dwaas zal niet meer genoemd worden milddadig, en de gierige zal niet meer mild geheten worden.
 De dwaas De zin is, de kwade daden zullen niet meer onder den naam van de deugden schuilen, maar zij zullen door de predikatie van het heilige Evangelie openbaar gemaakt en ernstiglijk bestraft worden, het kwaad zal kwaad en het goede zal goed genoemd worden.
,
 mild Of, wild gevende. Het Hebreeuwse woord betekent ook somtijds rijk, gelijk Job 34:19 .
6Want een dwaas spreekt dwaasheid, en zijn hart doet ongerechtigheid, om huichelarij te plegen, en om dwaling te spreken tegen den Heere, om de ziel des hongerigen ledig te laten, en den dorstige drank te doen ontbreken.
 een dwaas Anders: maar het zal een dwaas zijn die, enz. en zo in het volgende.
,
 dwaling Dat is, valse leer, die den mens van den rechten weg der zaligheid afleidt en tot dwaling brengt.
,
 om de ziel Dat is, om de mensen te verhinderen tot de kennis der waarheid Gods te komen; verstaande door de ziel des hongerigen die altegaar, die begeerte en lust hebben om de hemelse en zaligmakende waarheid te weten; vergelijk Mat 5:6 ; Joh 6:32 , enz.
,
 den dorstige Hebreeuws, des dorstigen drank; dat is, den drank, dien men den dorstigen behoort te geven, of dien de dorstige behoeft, of dien hij wenst en begeert.
7En eens gierigaards ganse gereedschap is kwaad; hij beraadslaagt schandelijke verdichtselen, om de ellendigen te bederven met valse redenen, en het recht, als de arme spreekt.
 eens gierigaards Dat is de beschrijving van den gierigaard.
,
 gereedschap Of, werktuig is kwaad, dat is, zijn raadslagen en handelingen, gewicht, maat, enz., zijn altemaal schadelijk. De gierigheid is een wortel van alle kwaad; 1Ti 6:10 .
,
 hij beraadslaagt Zie de aantekening Job 21:27 .
,
 het recht, De zin is, dat de gierigaard niet past op de woorden, die de armen tot hunne bescherming of verschoning bijbrengen, maar dat hij even stoutelijk het recht bederft, of verkeert. Anders: ja, ook wanneer de arme spreekt wat recht is; dat is, ofschoon hij recht heeft in hetgeen hij zegt. Anders: wanneer de nooddruftige met oordeel spreekt; dat is, met goede reden en verstand.
8Maar een milddadige beraadslaagt milddadigheden, en staat op milddadigheden.
 milddadige Gelijk boven vs.5,6.
,
 beraadslaagt Of, doet voorslagen, of neemt zich voor.
,
 en staat Dat is, hij is naarstig om liefde en weldadigheid aan zijnen naaste te bewijzen.
,
 op milddadigheden Hebreeuws, op liberaalheden.
9Staat op, gij geruste vrouwen, hoort mijn stem; gij dochters, die zo zeker zijt, neemt mijn redenen ter ore.
 Staat op, Te weten ter ere van Gods Woord; zie Gen 49:33 , en Jdg 3:20 . Of, staat op; te weten uit den slaap der zonde, namelijk om te voorkomen de zware plagen met welke God de Heere u is dreigende.
,
 gij geruste Of, zorgeloze, zekere, verwaande vrouwen, die nu weelderig en dartel zijt, geen kwaad of ongemak nu gevoelende noch vermoedende. Eenigen verstaan hier door de vrouwen de steden in het land van Juda, en door de dochters verstaan zij de dorpen, dat is de inwoners derzelve.
10Vele dagen over het jaar zult gij beroerd zijn, gij dochters, die zo zeker zijt, want de wijnoogst zal uit zijn, er zal geen inzameling komen.
 Vele dagen Dat is, vele jaren achtereen, te weten zeventig jaren, want zolang heeft de Babylonische gevangenschap geduurd; sommigen strekken het wijder uit, tot de laatste verwoesting der Joden; vergelijk Hos 3:4 .
,
 gij Of, gijlieden; te weten die nu dus gerust en zorgeloos zijt.
,
 beroerd zijn, Te weten vanwege de schrikkelijke plagen, die God over ulieden zenden zal.
,
 de wijnoogst Dat is hetgeen God dreigt Lev 26:34 , Lev 26:43 .
,
 zal uit zijn, Dat is, ophouden, niet zijn. Hebreeuws, is uit; dat is, hij zal zekerlijk uit zijn.
,
 er zal geen De zin is: Het land zal zo verwoest worden, dat er niets van te halen zal zijn.
11Beeft, gij geruste vrouwen; weest beroerd, dochters, die zo zeker zijt; trekt u uit, en ontbloot u, en gordt zakken om uw lendenen.
 gij geruste Gelijk boven vs.9.
,
 trekt u uit, Of, trekt uwe klederen uit; te weten uw gewone sierlijke klederen. Alsof hij zeide: De tijd is nu voorhanden dat gij uw schone sierlijke klederen zult moeten uittrekken, en inplaats van dezelve zakken of treurklederen zult moeten aandoen; zie boven Isa 3:24 .
12Men zal rouwklagen over de borsten, over de gewenste akkers, over de vruchtbare wijnstokken.
 over de borsten, Dat is, omdat de kinderen niets te zuigen hebben, de borsten der moeders, vanwege den groten honger, verdroogd zijnde. Sommigen menen dat hier door de borsten te verstaan zijn de akkers en wijnstokken [gelijk er in den tekst volgt], die als twee borsten zijn, uit welke men voedsel tot nooddruft is zuigende; en dan is dit de zin: Gelijk de kinderen geen melk hebben zullen, alzo zullen de volwassenen geen spijs of drank hebben.
13Op het land mijns volks zal de doorn en de distel opgaan; ja, op alle vreugdehuizen, in de vrolijk huppelende stad.
 op alle vreugdehuizen, Dat is, op alle plaatsen, waar de huizen gestaan hebben, in welke men placht lustig en vrolijk te zijn; want al die huizen zouden van de vijanden afgebrand en vernield worden. Zie 2Ki 25:9 , en 2Ch 36:19 .
,
 de vrolijk Dat is, Jeruzalem; zie boven Isa 22:2 .
14Want het paleis zal verlaten zijn, het gewoel der stad zal ophouden; Ofel en de wachttorens zullen tot spelonken zijn, tot in der eeuwigheid, een vreugde der woudezelen, een weide der kudden.
 het paleis Te weten des konings paleis.
,
 verlaten zijn, Of, ledig staan.
,
 het gewoel Of, de menigte.
,
 ophouden; Of, nagelaten worden.
,
 Ofel Zie 2Ch 27:3 , en de aantekening aldaar, en Isa 33:14 ; Neh 3:26 , en Neh 11:21 .
,
 de wachttorens Hebreeuws, wachttoren; genoemd Neh 3:26 , de uitstekende toren.
,
 tot spelonken Dat is, tot plaatsen waar geen mensen, maar slangen en padden in wonen zullen.
,
 tot in der eeuwigheid, Dat is, een langen tijd.
,
 een vreugde De zin is: De woudezels, die gaarne in woeste plaatsen zijn, zullen aldaar goede weiden hebben.
15Totdat over ons uitgegoten worde de Geest uit de hoogte; dan zal de woestijn tot een vruchtbaar veld worden, en het vruchtbare veld zal voor een woud geacht worden.
 uitgegoten Hebreeuws, ontbloot worde. Omdat de bodem van een vat ontbloot wordt als het water daaruit wordt gegoten.
,
 de Geest Te weten de Heilige Geest, dien ons de Messias van den Vader zenden zal. Zie Luk 24:49 ; Joh 14:26 .
,
 uit de hoogte; Dat is, uit den hemel.
,
 de woestijn Dat is, die van nature onduchtig zijn tot het goede, die zullen duchtig gemaakt worden, voornamelijk de heidenen.
,
 een vruchtbaar veld worden, Of, land, of landbouw. Hebreeuws, tot een Karmel; zie de aantekening 2Ki 19:23 ; Isa 29:17 , en Jer 2:7 .
,
 en het vruchtbare veld Dat is, het Joodse land en volk, hetwelk hier genoemd wordt het vruchtbare veld, omdat God hetzelve eer dan de heidenen geroepen en tot zijn volk uitverkoren en aangeroepen heeft, en omdat Gods wet lang bij hen geweest was. Dat zal alsdan woest en onvruchtbaar zijn.
16En het recht zal in de woestijn wonen, en de gerechtigheid zal op het vruchtbare veld verblijven.
 het recht Dat is, de heidenen, die tevoren als een woestijn waren, zullen zich tot den Heere bekeren en naar zijne rechten en geboden leven, zijnde gerechtvaardigd en geheiligd.
,
 op het vruchtbare veld Dat is, op de gemeente der gelovige Joden en heidenen. Zie boven Isa 29:17 .
,
 verblijven Of, wonen, of met de woning blijven.
17En het werk der gerechtigheid zal vrede zijn; en de werking der gerechtigheid zal zijn gerustheid en zekerheid tot in eeuwigheid.
 het werk Het werk, of maaksel; dat is, de vrucht. Zie Psa 1:3 .
,
 vrede zijn; Te weten vrede der conscientie; Rom 5:1 .
,
 de werking Of, de uitgewrochte vrucht der gerechtigheid.
18En mijn volk zal in een woonplaats des vredes wonen, en in welverzekerde woningen, en in stille geruste plaatsen.
 mijn volk De profeet geeft in dit achttiende vs. met andere woorden te kennen even hetzelfde, dat hij boven in vs.15-17 gezegd heeft.
,
 des vredes wonen, Versta hier, den vrede der conscientie, onder de bescherming van hun oppersten Herder den Messias.
,
 stille Of, in stille rust, of in grote stilligheid [en] gerustheid.
19Maar het zal hagelen, waar men afgaat in het woud, en de stad zal laag worden in de laagte.
 het zal hagelen, Dat is, God zal zijne straffen laten gaan over het woud; dat is, over de wilde, woeste, ongehoorzame mensen. Vergelijk Jos 10:11 ; Eze 38:22 ; Rev 8:7 , en Rev 16:21 . Sommigen nemen het aldus: Dat de hagel, dat is de plaag, zo weinig zal schaden, alsof hij op het woud viel, waar hij weinig schade kan doen.
,
 waar men afgaat Anderen aldus: Het zal hagelen in den afgang, of in het onderste des wouds; alsof de profeet wilde zeggen: waar men placht beschermd te zijn voor den hagel, daar zal hij [te weten de hagel] doordringen tot den grond, of tot het onderste toe. Anders: zodat het woud zal nedervallen; vergelijk Deu 28:52 .
,
 de stad Dat is, het wederspannige Jeruzalem, mitsgaders alle ongehoorzamen en ondankbaren zullen vernederd worden; zie boven vs.14, en vergelijk Mat 11:23 .
20Welgelukzalig zijt gijlieden, die aan alle wateren zaait; gij, die den voet des osses en des ezels derwaarts henenzendt!
 Welgelukzalig Hier wendt zich de profeet tot alle getrouwe leraars, en hij vergelijkt hen bij de gelukkige akkerlieden, die een waterigen of vruchtbaren akker bouwende, een goeden oogst verwachten; alsof hij zeide: Welgelukzalig zijt gijlieden, die het Woord Gods met vrucht predikt in de gemeente des Heeren, die ten tijde van Christus overal zal verzameld worden, en die vele vruchten dragen zal als een akker, die aan het water gelegen is; vergelijk wijders Psa 72:16 , en Luk 8:11 . Sommigen verstaan door de wateren allerlei volken [gelijk elders meer geschiedt], wien het Evangelie in het Nieuwe Testament zou gepredikt worden.
,
 gij, die den voet Dat is, gijlieden, die dien vruchtbaren akker bouwt, dewijl gij daarvan groot nut en voordeel zult te verwachten hebben; want in het Joodse land trokken de ossen en de ezels den ploeg en deden het akkerwerk. En versta hier, door den voet van den ezel en den os, den ezel en den os zelf.
Copyright information for DutSVVA