Isaiah 41

1Zwijgt voor Mij, gij eilanden! en laat de volken de kracht vernieuwen; laat ze toetreden, laat ze dan spreken; laat ons samen ten gerichte naderen.
 voor Mij, Dit zijn de woorden des Heeren.
,
 gij eilanden Dat is, gij inwoners der eilanden, dat is, die ver af, aan gene zijde der zee woont. Zie Gen 10:5 , en Psa 72:10 . Zwijgt en hoort met aandacht wat Ik, de Heere, u zeggen zal. Met welke woorden God de Heere alle afgodendienaars als voor het recht daagt, om hen te overtuigen van hunne dwaasheid, dat zij hulp zoeken bij de afgoden.
,
 laat de volken De zin is: Laat hen hun best doen dat zij zich voor mij verweren, zij zullen eindelijk bevinden dat zij tegen mij niets vermogen.
2Wie heeft van den opgang dien rechtvaardige verwekt? heeft hem geroepen op zijn voet? de heidenen voor zijn aangezicht gegeven, en gemaakt, dat hij over koningen heerste? heeft ze zijn zwaard gegeven als stof, zijn boog als een voortgedreven stoppel?
 van den opgang Versta, den opgang der zon, namelijk, uit Ur der Chaldeën land. Zie Gen 11:31 , en Gen 12:1 ; Jos 24:2 .
,
 dien rechtvaardige Te weten Abraham, die door het geloof is gerechtvaardigd geworden, en wiens gerechtigheid van Mozes geroemd wordt. Zie Gen 15:6 , en Gen 18:19 , en Gen 22:16 . Hebreeuws, die gerechtigheid verwekt. Zie van zulke manieren van spreken Job 35:13 .
,
 verwekt? Dat is, vermaand en verwekt daartoe, dat hij naar een ander land trekken zou.
,
 zijn voet? Dat is, dat hij hem op den voet zou volgen en dienen.
,
 de heidenen Dat is, wie gaf hem de overwinning over de heidenen, die Sodom en Gomorra geplunderd hadden? Zie Gen 14:14 .
,
 gemaakt, Dat is, gaf hem overwinning, te weten over de vier koningen, van wie gesproken wordt Gen 14 .
,
 heeft hen zijn zwaard Dat is, maakte dat zij voor zijn zwaard zo lichtelijk waren door te houwen alsof zij stof waren geweest. Anders: en heeft hunne; te weten dier koningen, zwaarden gemaakt als stof, en hunne bogen als stoppelen die van den wind [voortgedreven worden].
3Dat hij ze najaagde en doortrok met vrede, door een pad, hetwelk hij met zijn voeten niet gegaan had?
 niet gegaan had? Anders: nooit gekomen was. Sommigen duiden dit vs. en het voorgaande op Cyrus, als een voorbeeld van Christus, sommigen op Christus alleen.
4Wie heeft dit gewrocht en gedaan, roepende de geslachten van den beginne? Ik, de Heere, Die de Eerste ben, en met den Laatste ben Ik Dezelfde.
 roepende Of, [wie] roept, enz., dat is, wie maakt dat de mensen, het ene geslacht voor, het andere na, elkander volgen, en dat alzo de wereld nimmermeer zonder bewoners is?
,
 van den beginne? Hebreeuws, van het hoofd af; te weten van den beginne der wereld.
,
 met den Laatste Anders: en bij de laatste, Ik ben dezelfde. vs.4 mag ook aldus vertaald worden: Wie heeft gewrocht en gemaakt, [en] roept de eeuwen, die van den beginne geweest zijn? Ik de Heere, die de eerste ben; en die na dezen zijn zullen. Ik dezelfde.
5De eilanden zagen het, en zij vreesden; de einden der aarde beefden; zij naderden en kwamen toe;
 De eilanden De zin is: De inwoners der eilanden, ziende en bevindende de macht, die God ten allen tijde heeft betoond tot beschutting zijner kerk, zijn verschrikt en verbaasd geworden, en hebben wel enigermate zich aangesteld alsof zij zich den waren God wilden onderwerpen; maar inplaats van zich oprecht te schikken om alleen te dienen den waren God, zijn zij ijdel geworden in hunne gedachten, nog evenwel afgoden makende en gevende de eer van den waren God hunnen afgoden.
,
 de einden Dat is, degenen, die aan de uiterste einden der wereld woonden.
6De een hielp den ander, en zeide tot zijn metgezel: Wees sterk!
 De een hielp Te weten in het bevorderen der afgoderij. Hebreeuws, de man hielp zijnen metgezel.
,
 metgezel Hebreeuws, broeder.
,
 Wees sterk Alsof zij zeiden: Heb goeden moed, val er aan, laat ons elkander lustig bijstaan, te weten in het maken, oprichten en vereren der afgoden.
7En de werkmeester versterkte den goudsmid; die met den hamer glad maakt, dien, die op het aambeeld slaat, zeggende van het soldeersel: Het is goed; daarna maakt hij het vast met nagelen, dat het niet wankele.
 versterkte Dat is, gaf moed, vermanende tot voltrekking van het werk.
,
 den goudsmid; Hebreeuws eigenlijk, den smelter.
,
 die op het aambeeld Dat is, die op het goud slaat, hetwelk op het aanbeeld ligt om tot een plaats geslagen te worden. Anders: met het slaan op het aanbeeld.
,
 hij het vast Te weten het beeld.
8Maar gij, Israël, Mijn knecht! gij Jakob, dien Ik verkoren heb! het zaad van Abraham, Mijn liefhebber!
  gij, Israël, Dat is, gij mij volk Israël.
,
 gij Jakob, Dat is, gij nakomelingen van Jakob.
,
 het zaad van Abraham, Dat is, gij kinderen van Abraham.
,
 Mijn liefhebber Dat is, die mij liefgehad heeft; 2Ch 20:7 . Of, van mijn vriend; dat is, dien Ik liefgehad heb; zie Jam 2:23 .
9Gij, welken Ik gegrepen heb van de einden der aarde, en uit haar bijzonderste geroepen heb; en zeide tot u: Gij zijt Mijn knecht; u heb Ik uitverkoren, en heb u niet verworpen.
 welken Ik Dat is, welken Ik gegrepen en uitgeleid heb.
,
 van de einden Dat is, uit wijdgelegen landen, te weten uit Chaldea, toen gijlieden, die nu leeft, in de lenden van Abraham waart.
,
 haar Te weten der aarde.
,
 bijzonderste Of, uitgelezenen; dat is van de aanzienlijkste, rijkste, voornaamste lieden. Zie Exo 24:11 . Anders: voor hunne bijzondersten, alsof Hij zeide: Ik heb u verkoren voor de voortreffelijksten en allergrootsten van het aardrijk.
10Vrees niet, want Ik ben met u; zijt niet verbaasd, want Ik ben uw God; Ik sterk u, ook help Ik u, ook ondersteun Ik u met de rechterhand Mijner gerechtigheid.
 wees niet verbaasd, Of, ontzet u niet, wees niet bedwelmd en bezwijk niet en verschrik niet, en versmelt niet, te weten als was; en vrees niet. Alle deze, en nog meer verscheidene uitleggingen worden over dit woord bijgebracht.
,
 met de rechterhand Of, met mijne gerechtige rechterhand; dat is, door mijn goddelijke kracht, die gerechtigheid oefent, straffende de goddelozen en beschermende de vromen.
11Ziet, zij zullen beschaamd en te schande worden, allen, die tegen u ontstoken zijn; zij zullen worden als niet, en die lieden, die met u twisten, zullen vergaan.
 ontstoken zijn; Of, ontbranden; te weten met toorn.
,
 en die lieden, Hebreeuws, de mannen van uwen twist; dat is, die met u twisten; alzo vs.12
12Gij zult hen zoeken, maar zult hen niet vinden; de lieden, die met u kijven, zullen worden als niet, en die lieden, die met u oorlogen, als een nietig ding. 13Want Ik, de Heere, uw God, grijp uw rechterhand aan, Die tot u zeg: Vrees niet, Ik help u. 14Vrees niet, gij wormpje Jakobs, gij volkje Israëls! Ik help u, spreekt de Heere, en uw Verlosser is de Heilige Israëls!
 gij wormpje Jakobs, Dat is, gij volk, dat afkomstig is van Jakob, maar nu zo verachtzaam zijt in de ogen uwer vijanden, als een wormken. Zie Psa 22:7 .
,
  gij volkje Israëls Of, gij mensen Israëls.
15Ziet, Ik heb u tot een scherpe nieuwe dorsslede gesteld, die scherpe pinnen heeft; gij zult bergen dorsen en vermalen, en heuvelen zult gij stellen gelijk kaf.
 Ik heb u Dat is, Ik heb u zulke macht en vermogen gegeven, dat gij zult vertreden en vermorzelen al degenen, die zich tegen u verheffen. Zie 2Co 10:4-5 .
,
 scherpe nieuwe dorsslede Of, snedige; dat is, die bekwaam is om scherp te snijden.
,
 die scherpe pinnen Hebreeuws, die een heer of bezitter der monden is; dat is, die als met monden, dat is scherpe pinnen, wel voorzien is, om te bijten, te kwetsen en te beschadigen.
,
 gij zult bergen Dat is, de hogen, groten, verhevenen en aanzienlijken in het land zult gij vernielen, die u bevechten zullen; of, ik zal het in uwen naam en om uwentwil doen. Vergelijk Rev 17:14 , en Rev 19:18 , en Rev 20:8-9 .
16Gij zult ze wannen, en de wind zal ze wegnemen, en de stormwind zal ze verstrooien; maar gij zult u verheugen in den Heere; in den Heilige Israëls zult gij u roemen.
 in den HEERE; Dat is, vanwege den Heere, te weten omdat Hij u zo goedertieren voor de zijnen kent en aanneemt.
,
  in den Heilige Israëls Dat is, in dien, welken de Israëlieten voor hun heiligen God kennen, eren en vrezen.
17De ellendigen en nooddruftigen zoeken water, maar er is geen, hun tong versmacht van dorst; Ik, de Heere zal hen verhoren, Ik, de God Israëls, zal hen niet verlaten.
 De ellendigen Te weten die arm van geest zijn, en die honger en dorst hebben naar de gerechtigheid, dat is, die hun geestelijke armoede gevoelende en bekennende, daarbij weten dat er gene gerechtigheid bij hen is, en daarom hongeren en dorsten naar de gerechtigheid Gods. Dezen belooft de Heere dat Hij hen zal verkwikken en verzadigen.
,
 water, Dat is, hulp, troost, verkwikking in hun nood en benauwdheden.
,
 er is geen, Noch bij henzelven, noch bij andere mensen, zij zijn dan schriftgeleerden of farizeën, of hoe zij heten mogen.
18Ik zal rivieren op de hoge plaatsen openen, en fonteinen in het midden der valleien; Ik zal de woestijn tot een waterpoel zetten, en het dorre land tot watertochten.
 rivieren Versta hier door de rivieren, fonteinen, enz. een zeer groten overvloed van geestelijke zegeningen; zie de aantekening Job 20:17 . De zin is: Ik zal hen verkwikken door de predikatie van het heilig Evangelie en de kracht des Heiligen Geestes, hen troostende tegen het aanklagen hunner eigen conscientie. Zie Isa 35:7 , en Isa 44:3 ; Joh 4:10 , en Joh 7:37 .
,
 tot een waterpoel Zie de aantekening Psa 107:35 .
19Ik zal in de woestijn den cederboom, den sittimboom, en den mirteboom, en den olieachtigen boom zetten; Ik zal in de wildernis stellen den denneboom, den beuk, en den busboom te gelijk;
 Ik zal in de woestijn De zin is: Ik zal mijne kerk, die tevoren als ene woestijn was, vervullen en versieren met vele gelovige en godzalige personen, die in dezelve zullen zijn als schone, sierlijke en vruchtbare bomen.
,
 den sittimboom, Dit is een soort van cederboom, in deze onze landen onbekend. Zie de aantekening Exo 25:5 ; van dit hout was gemaakt de ark des verbonds en de heilige tafel; Exo 25:10 , Exo 25:23 .
,
 den beuk, Of, hartsboom.
,
 den busboom Anders, witte populierboom. Eenigen menen dat hierdoor te verstaan zijn alle bomen, die grote schaduw geven. Het Hebreeuwse woord, dat hier in den tekst staat, wordt alleen hier gevonden en Isa 60:13 .
20Opdat zij zien, en bekennen, en overleggen, en te gelijk verstaan, dat de hand des Heeren zulks gedaan, en dat de Heilige Israëls zulks geschapen heeft.
 overleggen, Of, ter harte nemen.
,
 zulks Te weten, dat Hij zijne kerk wonderbaar heeft bewaard en versierd.
21Brengt ulieder twistzaak voor, zegt de Heere; brengt uw vaste bewijsredenen bij, zegt de Koning van Jakob.
 Brengt ulieder Hier spreekt wederom de Heere de afgodendienaars aan, gelijk vs.1, en Hij beroept hen voor zijn gericht [zie onder Isa 45:20 , en Isa 48:14 ] , te weten om hen aan te wijzen de ijdelheid hunner bijgelovigheden, en om alzo de godzaligen een afkeer te doen hebben van al zulke gruwelen.
,
 bewijsredenen Hebreeuws, sterkten, vastigheden; dat is, bewijsstukken, documenten, te weten om te bewijzen en te doen blijken dat uwe afgoden ware goden zijn, en dat gijlieden recht en wel doet dat gij hen eert en aanbidt.
,
 Jakob Dat is, van het volk, dat uit Jakob afkomstig is.
22Laat hen voortbrengen en ons verkondigen de dingen, die gebeuren zullen; verkondigt de vorige dingen, welke die geweest zijn, opdat wij het ter harte nemen, en het einde daarvan weten; of doet ons de toekomende dingen horen.
 Laat hen Te weten uw valse goden en die hen aanhangen, hervoortreden en bewijzen dat zij goden zijn, hetwelk geschieden zal indien zij doen blijken dat zij toekomende en gepasseerde dingen weten.
,
 ons verkondigen Te weten mij den Heere en den gelovigen, die mij aanhangen.
,
 verkondigt Hier wendt de Heere zijne rede tot de valse goden, gelijk ook vs.23,24.
,
 de vorige dingen, Dat is, welke zich tevoren hebben toegedragen. Anders: de eerste dingen, welke die zullen zijn; te weten in het toekomende.
,
 het ter harte Hebreeuws, ons hart te leggen, of te stellen; te weten daarop; dat is, dat wij met ons hart terdege daarop letten.
,
 het einde Dat is, opdat wij weten wat daarop volgen zal.
,
 doet ons Dat is, vertelt ons de toekomende dingen.
23Verkondigt dingen, die hierna komen zullen, opdat wij weten, dat gij goden zijt; ja, doet goed, en doet kwaad, dat wij verbaasd staan, en te zamen toezien.
 doet goed, De zin is: Laat uwe macht blijken, doet goed dengenen die u eren, of doet kwaad dengenen die u verachten. Aldus spot Hij met de afgoden, die leven noch macht hebben, en derhalve niemand goed of kwaad doen kunnen.
,
 toezien Of, daarop letten.
24Ziet, gijlieden zijt minder dan niet, en ulieder werk is erger dan een adder; hij is een gruwel, die ulieden verkiest.
 dan een adder; Of, dan [het werk] ener adder, of van een basilisk. Of aldus: Ulieder werk is uit een adder; dat is uit den duivel. Anders: minder dan een nietig ding.
,
 verkiest Te weten om ulieder als goden te eren en te aanbidden. Anders: Dat men u uitkiezen zal, is een gruwel.
25Ik verwek een van het noorden, en hij zal opkomen van den opgang der zon; hij zal Mijn Naam aanroepen; en hij zal komen over de overheden als over leem, en gelijk een pottenbakker het slijk treedt.
 Ik verwek Te weten Ik de Vader, verwek enen, te weten mijnen Zoon Jezus Christus, die van het noorden, enz.; dat is, wiens gebied strekken zal van het ene einde der wereld tot het andere. Vergelijk dit met Mat 8:11 . Onder deze twee gewesten moet men hier alle gewesten verstaan. Anderen: Ik verwek een [volk], te weten dat volk, mijne kerk, die uit alle hoeken der wereld zal verzameld worden, ten tijde der komst van den Messias, door welken het rijk van den Satan en der zonde ten enenmale zal teniet gedaan worden. Sommigen duiden het op Cyrus als een voorbeeld van onzen Heere Christus.
,
 hij zal komen Te weten, om hen te beschamen. Zie 2Co 10:4-6 .
,
 overheden Of, regenten, zo kerkelijk als politieke, te weten tegen al degenen, die zich zullen stellen tegen Jezus Christus.
,
 slijk Dat is klei.
,
 treedt Versta hierbij: Zal Hij hen vertreden en te schande maken.
26Wie heeft wat verkondigd van den beginne aan, dat wij het weten mogen, of van te voren, dat wij zeggen mogen: Hij is rechtvaardig; maar er is niemand, die het verkondigt, ook niemand, die wat horen doet, ook niemand, die ulieder woorden hoort.
 Wie heeft wat Te weten onder al de afgoden.
,
 van den beginne aan, Hebreeuws, van het hoofd; dat is, van zulks als er in den beginne der wereld geschied is.
,
 van te voren, Hebreeuws, van de aangezichten; dat is, van tevoren, of van den beginne.
,
 Hij is Of, [Gij zijt] rechtvaardig; dat is, Gij hebt u met recht voor een god uitgegeven.
,
 rechtvaardig; Of, [ waarachtig ] omdat de gerechtigheid de waarheid vereist. Anderen vertalen de eerste woorden van dit vs. aldus: Wie zal de vorige dingen verkongigen? Wij zullen het vernemen, en hetgeen voor dezen geweest is? Wij zullen zeggen: hij is waarachtig.
,
 er is niemand, Te weten onder de vals goden of onder de mensen.
,
 niemand, Te weten on de afgoden.
,
 die ulieder Want de afgoden hebben oren, maar horen niet. Zie Psa 135:16 .
27Ik, de Eerste zeg tot Sion: Zie, zie ze daar! en tot Jeruzalem: Ik zal een blijden boodschapper geven.
 Ik , Dat is, Ik, die God ben, kan tot Zion zeggen, te weten Ik de Heere, maar de afgoden niet.
,
 zie ze daar Te weten die dingen, die Ik tevoren gezegd heb. Anderen aldus: Ik de eerste zal Zion en Jeruzalem een blijde boodschapper geven, ziet, ziet ze daar. De ware God heeft straks tevoren al de afgoden der heidenen getrotseerd dat zij toekomende dingen zouden voorzeggen, zich verheffende dat niemand van hen allen zulks kon doen; maar Ik, [zegt nu God] Ik zal de eerste zijn, die Zion en Jeruzalem enen geven zal, die, een blijde boodschap brengende, zeggen zal: Ziet, ziet ze daar, die dingen, die God voorzegd heeft, zijn nu tegenwoordig daar en geschieden voor onze ogen.
,
 blijden boodschapper Of, een evangelist, een verkondiger van het heilige Evangelie, sprekende van de genade en barmhartigheid Gods over de boetvaardige zondaars; en versta dit voornamelijk van Christus, en wijders uit het voorgaande, dat deze belofte zo zekerlijk zal voorgesteld en volbracht worden, alsof het alreeds voor ogen ware. Vergelijk onder Isa 42:9 .
,
 geven Versta hierbij, uit het naastvoorgaande lid: En ziet hij is daar.
28Want Ik zag toe, maar er was niemand, zelfs onder dezen, maar er was geen raadgever, dat Ik hen zou vragen, en zij Mij antwoord geven zouden.
 Ik zag toe, Te weten naar een man, die mijn volk zou kunnen helpen of zaligmaken.
,
 zelfs onder dezen, Of, ook geen van dezen; te weten die tot mijn volk behoren.
,
 er was geen raadgever, Te weten, die de verslagen conscientiën enigen goeden raad zou kunnen geven; de raadgever, die zulk terecht zou doen, was Christus. Zie Isa 9:5 .
29Ziet, zij zijn altemaal ijdelheid, hun werken zijn een nietig ding, hun gegoten beelden zijn wind, en een ijdel ding.
 zij zijn altemaal Te weten die afgoden.
,
 gegoten beelden Versta onder deze ook beelden van hout en van steen. Anders: hunne besprengingen zijn wind, enz.
Copyright information for DutSVVA