Judges 20:26

26Toen togen alle kinderen Israëls en al het volk op, en kwamen ten huize Gods, en weenden, en bleven aldaar voor het aangezicht des Heeren, en vastten dien dag tot op den avond; en zij offerden brandofferen en dankofferen voor het aangezicht des Heeren.
 huize Gods, Hebreeuws, Beth-El; dat is, Gods huis, gelijk het door de meeste overzetters in deze historie wordt vertaald. Dit is ook de naam van de vermaarde plaats Beth-El [zie Gen 28:19 ] . En omdat in vs.27 gezegd wordt, dat aldaar de ark des verbonds in dien tijd was, nemen sommigen daaruit af, dat zij te Bethel en niet te Silo [in deze historie nergens genoemd dan onder, Jdg 21:12, Jdg 21:19, Jdg 21:21 ] geweest is, omdat het woordje aldaar zo wel niet schijnt te passen, als er geen plaats tevoren genoemd zou zijn. Doch Bethel was zo ver oostwaarts van Gibea [naar uitwijzen der beste kaarten] gelegen, dat het ganse volk zeer kwalijk zo haast derwaarts trekken en wederkeren kon; maar Silo was dicht bij Gibea. De aandachtige lezer zal hiervan kunnen oordelen. Zie boven, Jdg 19:18, en onder, Jdg 21:12.
Copyright information for DutSVVA