Jeremiah 17

1De zonde van Juda is geschreven met een ijzeren griffie, met de punt eens diamants; gegraven in de tafel van hunlieder hart, en aan de hoornen uwer altaren;
 geschreven Met deze gelijkenis wil God zeggen dat zij gans innerlijk en vertwijfeld boos, hardnekkig en onbekeerlijk waren; vergelijk boven Jer 13:23 .
,
 ijzeren griffie, Hebreeuws, griffie des ijzers.
,
 punt Hebreeuws, nagel.
,
 diamants; Anders: duurachtigen, en vervolgens, zeer harden steen, of zeer hard ijzer, omdat sommigen menen dat het Hebreeuwse woord schamir komt van bewaren; vergelijk Eze 3:9 .
,
 tafel Vergelijk deze manier van spreken met Pro 3:3 , met de aantekening.
,
 uwer O gij Joden; gelijk zulke veranderingen van personen en ingevoegde aanspraken bij de profeten zeer gebruikelijk zijn.
,
 altaren; Die gij den afgoden sticht, en welker hoornen gij met het onrein bloed uwer afgodische offeranden in het openbaar besprengt, waarop het woord hoornen kan geduid worden.
2Gelijk hun kinderen hunner altaren gedenken, en hunner bossen, bij het groen geboomte, op de hoge heuvelen.
 Gelijk hun kinderen De voorzegde boosheid der ouders blijkt aan de kinderen, wien zij de afgoderij zo ingeplant hebben, dat zij bij alle gelegenheid, waar zij bij een schonen groenen boom of op een schonen heuvel komen, niets anders in den mond hebben dan de afgoderij, die de ouders op zulke plaatsen bedrijven, en dat zij niets minder willen doen; vergelijk boven Jer 7:18 . Anders: [zij gedenken] hunner altaren, enz. gelijk zij hunner kinderen gedenken; dat is, zij beminnen de afgoderij als hun eigen kinderen; zo zijn zij daarop verzot.
,
 bossen, Of, bosgoden.
3Ik zal Mijn berg met het veld, uw vermogen en al uw schatten ten roof geven, mitsgaders uw hoogten, om de zonde in al uw landpalen.
 berg Namelijk Zion, of mijn gebergte; te weten van Juda, mitsgaders het effen veld. Anders, [omdat het Hebreeuwse woord beide kan betekenen]: O gij bergloper, of gij die in het gebergte woont, in het veld zal Ik u vermogen, enz.; dat is, gij die u op uw bergachtig land verlatende, geen nood meent te hebben, of gij die dagelijks op het gebergte omzwerft en omloopt om uwe afgoderij te bedrijven [hetwelk met het voorgaande en volgende ook zeer wel overeenkomt], Ik zal al uw rijkdom den vijand ten roof geven, die alles zo licht zal roven en met gemak wegvoeren, alsof het op het effen veld te doen ware. Zie onder Jer 20:5 , enz.
,
 mitsgaders Of, [te weten] uwer hoogten, daar gij al uw vermogen aan uwe afgoden hebt aangewend, en waar uwe zonde voornamelijk in bestaat. Vergelijk Hos 10:8 . Sommigen menen dat deze woorden in het Hebreeuws [gelijk wel somtijds geschiedt] omgezet zijn, en zetten het over: om de zonde uwer hoogten, uit vergelijking van boven Jer 15:13 .
,
 in al uw Vergelijk boven Jer 15:13 .
4Alzo zult gij aflaten (en dat om u zelven) van uw erfenis, die Ik u gegeven heb, en Ik zal u uw vijanden doen dienen in een land, dat gij niet kent; want gijlieden hebt een vuur aangestoken in Mijn toorn, tot in eeuwigheid zal het branden.
 aflaten Dat is, den landbouw van Kanaän moeten onderlaten het land zal zijn sabbat of rust hebben. Vergelijk Exo 23:10-11 , en Lev 26:33-35 .
,
 om u zelven Dat is, door uw eigen schuld.
,
 erfenis, Te weten, dit land Kanaän.
,
 gijlieden Gij hebt mijn zwaren toorn, en daardoor deze plaag veroorzaakt. Vergelijk boven Jer 15:14 .
,
 eeuwigheid Ten aanzien der onboetvaardigen, die het vuur van mijn toorn zullen gevoelen in alle eeuwigheid; anders, een langen tijd, te weten zeventig jaren, gelijk het woord eeuwigheid somtijds genomen wordt; zie Gen 13:15 ; Deu 15:17 , enz.
5Zo zegt de Heere: Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt, en vlees tot zijn arm stelt, en wiens hart van den Heere afwijkt!
 mens vertrouwt, Gelijk de afvallige Joden op Egypte en op hun eigen rijkdom vertrouwden. Zie Isa 31:1 ; onder vs.11.
,
 vlees Dat is, een broos, katijvig mens. Zie Psa 56:5 .
,
 arm stelt, Dat is, sterkte, hulp, bescherming. Zie 2Ch 32:8 .
6Want hij zal zijn als de heide in de wildernis, die het niet gevoelt, wanneer het goede komt; maar blijft in dorre plaatsen in de woestijn, in zout en onbewoond land.
 heide Of, een tamarisboom, of struik, die somtijds in geheel dorre of droge plaatsen gevonden wordt, waar geen ander geboomte wast, gelijk de kruidbeschrijvers betuigen. Anders: [een boom] die gans ontbloot is; gelijk het Hebreeuwse woord naar zijn eigenlijke betekenis genomen wordt; Psa 102:18 .
,
 gevoelt, Hebreeuws, ziet; dat is gevoelt, verneemt. Sommigen verstaan dit en de volgende w oorden van den goddeloze zelf, die het goede niet zal zien, maar enz., de zin opeen uitkomende, vergelijk Psa 68:7 .
,
 goede komt; Dat is, goed weder, regen, tijdige warmte, enz.
,
 blijft Hebreeuws, woont; dat is blijft altijd staan.
,
 dorre plaatsen Hebreeuws eigenlijk, verbrande, aangestokene; dat is zeer dorre, droge.
,
 zout Dat is, onvruchtbare. Zie Deu 29:23 , en Psa 107:34 . Hebreeuws, in een land der zoutigheid.
,
 onbewoond land Hebreeuws, en [alwaar] gij niet zult, of zoudt wonen; of, [dat] niet bewoond zal worden, of bewoond wordt, of niet bewoonbaar is; gelijk het Hebreeuwse woord [dat anderszins zitten, wonen, blijven betekent] alzo somtijds genomen is als het van plaatsen gebruikt wordt; zie onder Jer 50:39 ; Isa 13:20 ; Eze 29:11 , enz.
7Gezegend daarentegen is de man, die op den Heere vertrouwt, en wiens vertrouwen de Heere is! 8Want hij zal zijn als een boom, die aan het water geplant is, en zijn wortelen uitschiet aan een rivier, en gevoelt het niet, wanneer er een hitte komt, maar zijn loof blijft groen; en in een jaar van droogte zorgt hij niet, en houdt niet op van vrucht te dragen.
 gevoelt het niet, Hebreeuws, ziet, gelijk in het voorgaande Isa 17:6 , dat is, hij lijdt daarvan geen schade, verdroogt daarom niet.
,
 blijft groen; Hebreeuws, is. Zie Psa 37:18 .
,
 droogte Zie van het Hebreeuwse woord boven Jer 14:1 .
,
 zorgt hij niet, Bij gelijkenis gesproken, gelijk tevoren, ziet niet; dat is, gevoelt niet.
,
 houdt niet op Hebreeuws, wijkt niet.
,
 dragen Hebreeuws, maken; zie boven Jer 12:2 .
9Arglistig is het hart, meer dan enig ding, ja, dodelijk is het, wie zal het kennen?
 Arglistig Of, tukachtig, bedriegelijk, achterhoudend, genegen tot overtreding. Het Hebreeuwse woord akob is hetzelfde, waarvan de patriarch Jakob zijnen naam gekregen heeft, omdat hij zijnen broeder in de geboorte bij den hiel had; maar dat het ook de betekenis heeft van list, lage, bedrog, tukken, ondertreding, enz., blijkt niet alleen hier, maar ook boven Jer 9:4 ; Gen 27:36 ; Jos 8:13 ; 2Ki 10:19 .
,
 hart, Van den mens na den val, zolang het door den geest der wedergeboorte niet is vernieuwd; en zo boos van harte waren de huichelaars en afvallige Joden, die van God afweken en op Hem niet vertrouwden, hoewel zij het niet wilden weten, maar zichzelven in hunne boosheid liefkoosden en de bestraffing der profeten verachtten, waarover God verklaart hun richter te zullen zijn, in vs.10.
,
 enig ding, Of, bovenal.
,
 dodelijk Ten dode strekkende, waar de dood aan vast is, ongeneeslijk, vertwijfeld boos. Van het Hebreeuws woord heeft de mens den naam van Enos, betekenende zijn sterflijken of ellendigen staat, in welken hij door de zonde gevallen is.
10Ik, de Heere, doorgrond het hart, en proef de nieren; en dat, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, naar de vrucht zijner handelingen.
 Ik, de HEERE, Of, Ik ben HEERE, [als zijnde een antwoord op de voorgaande vraag] die het hart doorgrondt, die de nieren proeft.
,
 proef de nieren; Zie Psa 7:10 .
,
 en dat, Alzo wordt de Hebreeuwse letter vau ook gebruikt voor en dat, of zelfs, boven Jer 15:12 ; Eze 17:9 ; Joe 2:12 ; Amo 3:11 ; Mic 2:10 ; idem Jos 9:27 ; Jdg 7:22 , enz.
,
 wegen, Dat is, voornemen, handel en wandel. Zie Gen 6:12 .
,
 naar de vrucht Dat is, naardat zijne werken, handelingen of zijne daden vereisen. Alzo onder Jer 21:14 , en Jer 32:19 ; vergelijk Pro 1:31 , en boven Jer 6:19 .
11Gelijk een veldhoen eieren vergadert, maar broedt ze niet uit, alzo is hij, die rijkdom vergadert, doch niet met recht; in de helft zijner dagen zal hij dien moeten verlaten, en in zijn laatste een dwaas zijn.
 broedt ze niet uit, Hebreeuws, baart niet; omdat het veldhoen gevangen wordt, of omdat het mannetje de eieren, die het wijfje verbergt, vindende, dezelve breekt, vertreedt, of door hittigheid in stukken wrijft, gelijk de natuurbeschrijvers betuigen, zulks dat vele van de eieren dikwijls verloren gaan. Anders: gelijk een veldhoen [eieren] vergadert, die het niet gelegd heeft, enz. Versta, vreemde eieren van andere vogels; waarom de voortkomende jongen deze vreemde moeders zouden verlaten.
,
 vergadert, Hebreeuws, maakt.
,
 niet met recht; Dat is, met onrecht.
,
 helft zijner dagen Vergelijk Psa 55:24 .
,
 dien moeten verlaten, Rijkdom.
,
 laatste Dat is, einde, op het laatst, ten laatste.
,
 zijn Dat is, daarvoor bekend en gehouden worden, gelijk Joh 15:8 ; 2Ti 2:21 , enz.
12Een troon der heerlijkheid, een hoogheid van het eerste aan, is de plaats onzes heiligdoms.
 heerlijkheid, Waar God zijne eer, genade en macht ten beste zijner kerk altoos geopenbaard heeft, en dienvolgens de ondankbaarheid der verachters, die zich op andere hulp verlaten, zwaarlijk zal straffen, gelijk volgt.
,
 van het eerste aan, Dat is, van den beginne der stichting.
,
 heiligdoms Dat is, van den tempel.
13O Heere, Israëls Verwachting! allen, die U verlaten, zullen beschaamd worden; en die van mij afwijken , zullen in de aarde geschreven worden; want zij verlaten den Heere, den Springader des levenden waters.
  Israëls Wiens hulp Israël in noden verwacht; gelijk boven Jer 14:9 ; zie aldaar.
,
 van mij afwijken, Dat is, die afwijken van mij als uw profeet, die in uw naam profeteert. Hebreeuws, mijne afwijkenden, of afvalligen; vergelijk onder Jer 18:19 . Anders: die afwijken; te weten van U.
,
 aarde De Heere Christus zegt Luk 10:20 dat zijner discipelen namen in de hemelen geschreven zijn; daartegen wordt hier gezegd dat de afvalligen in de aarde zullen geschreven worden; dat is, alhoewel zij op aarde onder Gods en het zaad van Abraham naar het vlees, en voorts in het algemeen uiterlijk in Gods kerk gerekend worden, en daaronder somtijd den meester spelen, dat zij nochtans tot het getal der uitverkorenen niet behoren en in den hemel gene plaats zullen hebben maar onder die zullen gerekend worden, welker deel alleen op aarde is, vergelijk Psa 69:29 ; en dat hunne gedachtenis onder Gods volk op aarde zal vergaan, gelijk hetgeen geschreven is in de aarde zeer lichtelijk vergaat.
,
 Springader Zie Jer 2:13 .
14Genees mij, Heere! zo zal ik genezen worden, behoud mij, zo zal ik behouden worden; want Gij zijt mijn Lof.
 Genees mij, De profeet, zich ontzettende over de algemene en gruwelijke boosheid van zijn volk, waarmede hij te doen had, en overdenkende zijn tegenwoordige en toekomende gevaren, mitsgaders zijne gebreken en zwakheid, waarvan boven Jer 15:18 , enz. bidt God dat Hij hem oprichte, versterke en beware naar ziel en lichaam.
,
 mijn Lof Dat is, dien ik alleen prijs en roem, als mijnen Heiland. Vergelijk Deu 10:21 .
15Ziet, zij zeggen tot mij: Waar is het woord des Heeren? Laat het nu komen!
 zeggen tot mij Spottende met uwe dreigementen en uwe lankmoedigheid in het uitstellen der straf. Vergelijk Isa 5:19 ; Eze 12:22-23 , Eze 12:25 , Eze 12:27-28 ; 2Pe 3:4 .
16Ik heb toch niet aangedrongen, meer dan een herder achter U betaamde; ook heb ik den dodelijken dag niet begeerd, Gij weet het; wat uit mijn lippen is gegaan, is voor Uw aangezicht geweest.
 aangedrongen, Alsof de profeet zeide: Zij spreken tot mij niets anders dan of ik er op aandreef, haastte, en daarnaar wenste, dat hun het verderf mocht overkomen, daar Gij, Heere, toch weet dat ik mij niet anders gedragen, noch haastiger gesteld heb dan een profeet toestaat, die U navolgt, alleenlijk hun aanzeggende wat Gij mij hebt belast. Dit komt met het voorgaande en volgende zeer wel overeen. Anders: Ik heb toch niet aangehouden, dat ik geen herder achter U zou zijn; dat is, ik heb mij niet weigerachtig gesteld om U te volgen. Zie boven Jer 1:4 , enz.
,
 herder Dat is, meer dan betaamde een profeet, weidende en regerende uw volk met uw woord.
,
 dodelijken Dat is, den tijd huns verderfs niet gewenst, of daarnaar verlangd, zie onder Jer 18:20 , of, geen lust gehad van mijzelven, om hun hunnen ondergang te profeteren, het zijn uwe woorden, enz. Het Hebreeuwse woord is hetzelfde, dat vs.9 van des mensen hart gebruikt is.
,
 wat uit mijn lippen Hebreeuws, de uitgang mijner lippen.
,
 aangezicht Dat is, ik heb oprecht als in uwe tegenwoordigheid gesproken, mij verzekerende, dat ik er af noch toedeed, waarvan Gij getuige zijt.
17Wees Gij mij niet tot een verschrikking; Gij zijt mijn Toevlucht ten dage des kwaads.
 verschrikking; Of, verslagenheid. Anders: verwoesting, verbreking, verstoring; dat Gij mij zoudt nederslaan, gelijk Gij mij gedreigd hebt, indien ik uwe beroeping zou weigeren te volgen; boven Jer 1:17 .
,
 kwaads Dat is, der ellende, alsook in vs.18.
18Laat mijn vervolgers beschaamd worden, maar laat mij niet beschaamd worden; laat hen verschrikt worden, maar laat mij niet verschrikt worden; breng over hen den dag des kwaads, en verbreek hen met een dubbele verbreking.
 dag des kwaads, Zie Psa 37:13 .
,
 dubbele verbreking Dat is, volkomene. Vergelijk boven Jer 16:18 .
19Alzo heeft de Heere tot mij gezegd: Ga henen en sta in de poort van de kinderen des volks, door dewelke de koningen van Juda ingaan, en door dewelke zij uitgaan, ja, in alle poorten van Jeruzalem;
 kinderen Dit ziet op ene van de voornaamste poorten der stad, waar het meeste volk bijeenkwam, omdat de koningen door dezelve gewoon waren in en uit te trekken.
20En zeg tot hen: Hoort des Heeren woord, gij koningen van Juda, en gans Juda, en alle inwoners van Jeruzalem, die door deze poorten ingaat! 21Zo zegt de Heere: Wacht u op uw zielen, en draagt geen last op den sabbatdag, noch brengt in door de poorten van Jeruzalem.
 op uw zielen, Dat is, zo lief als u uwer zielen zaligheid is. Of, wacht uzelven, of neemt acht op uwe personen, let op uzelven. Vergelijk Deu 4:15 ; Jos 23:11 .
22Ook zult gijlieden geen last uitvoeren uit uw huizen op den sabbatdag, noch enig werk doen; maar gij zult den sabbatdag heiligen, gelijk als Ik uw vaderen geboden heb.
 heiligen, Zie Exo 20:8 .
23Maar zij hebben niet gehoord, noch hun oor geneigd; maar zij hebben hun nek verhard, om niet te horen, en om de tucht niet aan te nemen.
 gehoord, Dat is, gehoorzaamd.
,
 nek verhard, Gelijk boven Jer 7:26 .
,
 om niet te horen, Gelijk boven Jer 16:12 .
,
 tucht Zie Pro 1:2 , en Pro 7:22 .
24Het zal dan geschieden, indien gij vlijtiglijk naar Mij zult horen, spreekt de Heere, dat gij geen last door de poorten dezer stad op den sabbatdag inbrengt, en gij den sabbatdag heiligt, dat gij geen werk daarop doet;
 vlijtiglijk Hebreeuws, horende zult horen.
25Zo zullen door de poorten dezer stad ingaan koningen en vorsten, zittende op den troon van David, rijdende op wagenen en op paarden, zij en hun vorsten, de mannen van Juda en de inwoners van Jeruzalem; en deze stad zal bewoond worden in eeuwigheid.
 mannen van Juda Of, een iegelijk. Hebreeuws, man, gelijk boven Jer 4:3 .
,
 bewoond worden Of, zal blijven in eeuwigheid. Vergelijk boven Jer 7:3 , Jer 7:7 , enz.
26En zij zullen komen uit de steden van Juda, en uit de plaatsen rondom Jeruzalem, en uit het land van Benjamin, en uit de laagte, en van het gebergte, en van het zuiden, aanbrengende brandoffer, en slachtoffer, en spijsoffer, en wierook, en aanbrengende lofoffer, ten huize des Heeren. 27Maar indien gij naar Mij niet zult horen, om den sabbatdag te heiligen, en om geen last te dragen als gij op den sabbatdag door de poorten van Jeruzalem ingaat; zo zal Ik een vuur in haar poorten aansteken, dat de paleizen van Jeruzalem zal verteren, en niet worden uitgeblust.
 vuur Den oorlog der Babyloniërs, waardoor Jeruzalem en gans Juda zal verwoest worden. Vergelijk boven vs.4.
,
 haar poorten Van Jeruzalem.
Copyright information for DutSVVA