Jeremiah 22:15-16

15Zoudt gij regeren, omdat gij u mengt met den ceder? Heeft niet uw vader gegeten en gedronken, en recht en gerechtigheid gedaan, en het ging hem toen wel?
 regeren, Dat is, uw koninkrijk tegen Gods dreigementen vast en bestendig maken.
,
 mengt Dat is, aldus om strijd [gelijk men spreekt] boven uwen vader pronkt en praalt met cederen gebouwen?
,
 vader De vrome koning Josia, gelijk onder vs.18.
,
 gegeten Dat is, bekwamelijk en vrolijk geleefd; zie Ecc 3:13 .
,
 recht Gelijk boven vs.3.
,
 het ging hem Hebreeuws, toen [was] hem goed, of wel; alzo in het volgende. Vergelijk Isa 3:10-11 , alwaar de Hebreeuwse woorden betekenende goed en kwaad, ook alzo gebruikt worden, voor wel en kwalijk gaan.
16Hij heeft de rechtzaak des ellendigen en nooddruftigen gericht, toen ging het hem wel; is dat niet Mij te kennen? spreekt de Heere.
 kennen? Dat is, een bewijs en vrucht van mijne waren kennis?
Copyright information for DutSVVA