Jeremiah 27:2-3

2Alzo zeide de Heere tot mij: Maak u banden en jukken, en doe die aan uw hals.
 jukken, Alzo wordt het Hebreeuwse woord ook genomen onder Jer 28:10 , Jer 28:12-13 . Anders betekent het ook disselen, of zelen, waarmede men aan het juk of den dissel gebonden wordt. Zie Lev 26:13 , met de aantekening.
,
 die aan uw hals; Dat is, een van dien, [zie Jdg 12:7 , en boven Jer 26:23 ] , en draag dat, om het volk levendig af te beelden de toekomstige dienstbaarheid onder den koning van Babel; [zie onder vs.8, 12, en Jer 28:14 ] , en doe met de andere gelijk volgt.
3En zend ze tot den koning van Edom, en tot den koning van Moab, en tot den koning der kinderen Ammons, en tot den koning van Tyrus, en tot den koning van Sidon; door de hand der boden, die te Jeruzalem tot Zedekia, den koning van Juda, komen.
 boden, Of, gezanten.
,
 komen Of, zullen komen, zijn gekomen, om verbond met hem te maken tegen de Babyloniërs, of hem in zijn rebellie te stijven. Zie 2Ch 36:13 .
Copyright information for DutSVVA