Jeremiah 6

1Vlucht met hopen, gij kinderen van Benjamin! uit het midden van Jeruzalem, en blaast de bazuin te Thekoa, en heft een vuurteken op te Beth-cherem; want er kijkt een kwaad uit van het noorden, en een grote breuk.
 Vlucht met hopen, Zie boven Jer 4:6 , en versta door de kinderen Benjamins de inwoners van Jeruzalem, gelijk het volgende uitwijst. Zie Jdg 1:21 , met de aantekening.
,
  Thekóa, Zie 2Sa 14:2 .
,
 vuurteken Gelijk men de inwoners in tijd van gevaar voor des vijands aankomst met al zulke tekenen placht te waarschuwen. Anders, rookteken. Hebreeuws, verheffing. Vergelijk Jdg 20:38 , Jdg 20:40 .
,
  Beth-cherem; Zie Neh 3:9 . Sommigen menen dat deze plaats gelegen was tussen Jeruzalem van Thekoa.
,
 kijkt een kwaad Dat is, vertoont zich, breekt aan.
,
 noorden, Zie boven Jer 1:13 .
,
 breuk Gelijk boven Jer 4:6 .
2Ik heb wel de dochter Sions bij een schone en wellustige vrouw vergeleken;
 dochter Sions Dat is, Jeruzalem en voorts de inwoners.
,
 schone Of, gemakkelijke tehuisblijfster, die tehuisblijft in weelde, om hare voeten te sparen. Vergelijk Deu 28:56 .
,
 vergeleken Of Ik had [haar] gelijk gemaakt, enz.
3Maar er zullen herders tot haar komen met hun kudden; zij zullen tenten rondom tegen haar opslaan; zij zullen een iegelijk zijn ruimte afweiden.
 herders De vorsten der Babyloniërs. Vergelijk onder Jer 49:19 .
,
 kudden; Heirkrachten. Vergelijk onder Jer 49:20 .
,
 opslaan; Hebreeuws, vastmaken, hechten. Versta hierdoor de belegering van Jeruzalem.
,
 ruimte afweiden Hebreeuws, hand; dat is, ruimte, plaats, gelijk elders. Zie Job 1:14 .
4Heiligt den krijg tegen haar, maakt u op, en laat ons optrekken op den middag; o, wee ons! want de dag heeft zich gewend, want de avondschaduwen neigen zich.
 Heiligt Dat is, rust u, bereidt u tot den krijg, stelt den oorlog aan, roept hem uit, dat men tegen Jeruzalem optrekke, als volgt. Vergelijk onder Jer 12:3 , en Jer 22:7 , en Jer 51:27-28 . Dit zijn de woorden der Babyloniërs, die de profeet aldus sprekende invoert, alsook wederom vs.5.
,
 middag; Gelijk onder Jer 15:8 ; dat is bij hellen dag, zonder schroom, in het openbaar.
,
 dag Dat is, onze goede dagen zijn uit, tegenspoed en jammer is nakende; zo men het neemt voor tussengevoegde woorden der Joden. Anders kunnen het ook de woorden der Babyloniërs zijn, die zich beklagen dat zij tijd verzuimen en niet genoeg haasten, hakende naar den roof als hittige krijgslieden plegen te doen.
,
 neigen zich Of, breiden, strekken zich uit; dat is, worden groot, het begint donker te worden; waardoor droefenis en ellende verstaan kan worden. Zie Gen 15:12 .
5Maakt u op, en laat ons optrekken in den nacht, en haar paleizen verderven! 6Want zo zegt de Heere der heirscharen: Houwt bomen af, en werpt een wal op tegen Jeruzalem; zij is de stad, die bezocht zal worden; in het midden van haar is enkel verdrukking.
 heirscharen Zie 1Ki 18:15 .
,
 de bomen af, Om tot een bolwerk te gebruiken; zie Deu 20:19 .
,
 werpt Gelijk 2Sa 20:15 ; zie aldaar.
,
 bezocht Vergelijk boven Jer 5:9 , Jer 5:29 .
,
 in het midden van haar Hebreeuws, zij geheel, verdrukking is in het midden van haar; dat is, aangaande deze ganse stad, daar gaat binnen haar overal niet in zwang dan enkel te verdrukken met list of geweld, zij is vol bedriegers en geweldenaars.
7Gelijk een bornput zijn water opgeeft, alzo geeft zij haar boosheid op; geweld en verstoring wordt in haar gehoord, weedom en plaging is steeds voor Mijn aangezicht.
 opgeeft, Of, opwelt.
,
 weedom Die zij met overlast den naaste aandoen, makende dat de verdrukten overal kermen en krijten.
8Laat u tuchtigen, Jeruzalem! opdat Mijn ziel niet van u afgetrokken worde, opdat Ik u niet stelle tot een woestheid, tot een onbewoond land.
 tuchtigen, Of, onderwijzen.
,
 afgetrokken worde, Of, los worde, scheide, ontleed worde, gelijk het ene lid van het andere; een zeer bewegelijke manier van spreken, ziende op Gods gunst en weldadigheid, die Hij deze stad [als een man zijne vrouw] toegedragen en bewezen had; vergelijk boven Jer 2:2-3 .
9Zo zegt de Heere der heirscharen: Zij zullen Israëls overblijfsel vlijtiglijk nalezen, gelijk een wijnstok; breng uw hand weder, gelijk een wijnlezer, aan de korven.
 Zij zullen De Babyloniërs.
,
 vlijtiglijk Hebreeuws, nalezende nalezen; zodat er niets, dat waardig is, overblijve, maar alles uit en weggevoerd worde, gelijk men de druiven in den wijnoogst naleest; vergelijk 2Ki 24:15-16 , en 2Ki 25:11-12 , en onder Jer 52:28-30 ; en zie van deze gelijkenis Jdg 8:2 , en Jdg 20:45 .
,
 wijnlezer, Of, druivenlezer, die den enen korf voor, den anderen na met druiven vervult en wegdraagt, alzo zullen de Babyloniërs tot elkander zeggen: Gij moet al weder heen om nu en dan een deel Joden te halen. Sommigen houden dit voor Gods woorden, als bevelgevende aan den vijand om zulks te doen.
10Tot wie zal ik spreken en betuigen, dat zij het horen? Ziet, hun oor is onbesneden, dat zij niet kunnen toeluisteren; ziet, het woord des Heeren is hun tot een smaad, zij hebben geen lust daartoe.
 onbesneden, Als met een voorhuid overtogen; zulks dat zij onbekwaam zijn tot toeluistering of opmerking. Vergelijk Lev 26:41 ; Act 7:51 , en boven Jer 5:21 .
,
 smaad, Zij versmaden het en drijven hunnen spot daarmede.
,
 daartoe Te weten in, of aan des Heeren woord, of, aan hem, te weten den Heere.
11Daarom ben ik vol van des Heeren grimmigheid, ik ben moede geworden van inhouden; ik zal ze uitstorten over de kinderkens op de straat, en over de vergadering der jongelingen te zamen; want zelfs de man met de vrouw zullen gevangen worden, de oude met dien, die vol is van dagen.
 grimmigheid, Dat is, van des Heeren grimmigheid te verkondigen, of profeteren.
,
 zal ze uitstorten Anders, stort uit, alsof de Heere, of de profeet door den Geest des Heeren, zeide: Het is lang genoeg getoefd, zegt ronduit dat Gods grimmigheid zal worden uitgestort, zonder enige verschoning.
,
 kinderkens Hebreeuws, het kindeke. Zie van het Hebreeuwse woord Psa 8:3 .
,
 vol is van dagen Dat is, zeer oud, welbedaagd, stokoud.
12En hun huizen zullen omgewend worden tot anderen, met te zamen de akkers en vrouwen; want Ik zal Mijn hand uitstrekken tegen de inwoners dezes lands, spreekt de Heere.
 omgewend Dat is, zullen van u op anderen komen, die ze zullen bezitten, gelijk Num 36:7 .
13Want van hun kleinste aan tot hun grootste toe pleegt een ieder van hen gierigheid, en van den profeet aan tot den priester toe bedrijft een ieder van hen valsheid.
 pleegt Hebreeuws alsof men zeide: Is gierigheid gierende; dat is, haakt naar vuil gewas.
,
 profeet Versta, de valse profeten.
,
 bedrijft Hebreeuws, doet; dat is, gaat om met leugen en valsheid. Vergelijk boven Jer 5:31 , en onder Jer 8:10 , enz., alwaar vast dezelfde woorden worden wederhaald.
14En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede.
 genezen Dat is, zij troosten mijn volk tegen de bedreigde ellende.
,
 op het lichtste, Of, als een lichte zaak, of breuk. Door een lichte rede, met een praatje, alsof het jok en scherts ware, of de zonde en de bedreigde straf niets te beduiden hadden.
,
 Vrede, vrede Dat is, het zal wel gaan, het heeft geen nood.
15Zijn zij beschaamd, omdat zij gruwel bedreven hebben? Ja, zij schamen zich in het minste niet, weten ook niet van schaamrood te maken; daarom zullen zij vallen onder de vallenden, ten tijde als Ik hen bezoeken zal, zullen zij struikelen, zegt de Heere.
 Zijn zij beschaamd, Anders: hebben zij, [de profeten en priesters] [mijn volk] beschaamd, wanneer zij gruwel bedreven?
,
 zij schamen zich Profeten en priesters schamen zichzelven niet en beschamen de boosdoeners niet, zodat er bij niemand enige schaamte gevonden wordt. Hebreeuws, schamende schamen zij zich niet.
16Zo zegt de Heere: Staat op de wegen, en ziet toe, en vraagt naar de oude paden, waar toch de goede weg zij, en wandelt daarin; zo zult gij rust vinden voor uw ziel; maar zij zeggen: Wij zullen daarin niet wandelen.
 oude paden, Hebreeuws, paden der eeuwigheid; dat is, die God zijn volk in voortijden altoos geleerd en geleid heeft om hen tot de zaligheid te brengen. Vergelijk boven Jer 2:17 , en onder Jer 18:15 .
,
 rust vinden Troost en zaligheid.
17Ik heb ook wachters over ulieden gesteld, zeggende: Luistert naar het geluid der bazuin; maar zij zeggen: Wij zullen niet luisteren.
 wachters Profeten, die u de nakende straffen verkondigen en uitroepen, gelijk de wachters, die op de hoogten gesteld zijn om ver van zich te zien, en van de aankomst des vijands, of ander onraad, met de bazuin te waarschuwen; zie Isa 21:11 ; Eze 3:17 , en Eze 33:7 , enz.
18Daarom hoort, gij heidenen! en verneem, o gij vergadering! wat onder hen is.
 gij heidenen Om getuigen te zijn van de gruwelijke ondankbaarheid en hardnekkigheid van mijn volk, en de rechtvaardigheid mijner oordelen over hen.
,
 vergadering Der natiën.
,
 wat onder hen is Welke boosheid onder mijn volk in zwang gaat.
19Hoor toe, gij aarde! Zie, Ik zal een kwaad brengen over dit volk, de vrucht hunner gedachten; want zij merken niet op Mijn woorden, en Mijn wet verwerpen zij.
 aarde Zie Deu 4:26 , en Deu 32:1 .
,
 vrucht hunner gedachten; De welverdiende straf van hun boze nukken en aanslagen; zie Pro 1:31 , en onder Jer 17:10 .
20Waartoe zal dan de wierook voor Mij uit Scheba komen, en de beste kalmus uit verren lande? Uw brandofferen zijn Mij niet behagelijk, en uw slachtofferen zijn Mij niet zoet.
 wierook Die gij met moeite en kosten laat komen, om reukwerk voor mij te maken, kwanswijs om mij te behagen.
,
 Scheba komen, Zie Gen 10:7 ; Isa 60:6 .
,
 kalmus Of, kaneel, welriekend riet, of pijp; gelijk Exo 30:23 .
,
 behagelijk, Hebreeuws, tot, of naar welbehagen, of welgevallen, aangenaamheid; dat is, Ik heb daarin geen behagen. Vergelijk Psa 19:15 ; Isa 56:7 .
,
 zoet Dat is, aangenaam.
21Daarom zegt de Heere alzo: Ziet, Ik zal dit volk allerlei aanstoot stellen; en daaraan zullen zich stoten te zamen vaders en kinderen, de nabuur en zijn metgezel, en zullen omkomen.
 aanstoot Hebreeuws in het getal van velen, aanstoten. Aldus noemt de Heere al de instrumenten, middelen en omstandigheden van de verwoesting der Joden.
,
 vaders en kinderen, Alle soorten van mensen, van wat rang of soort zij zijn.
22Zo zegt de Heere: Ziet, er komt een volk uit het land van het noorden, en een grote natie zal opgewekt worden uit de zijden der aarde.
 noorden, Gelijk boven Isa 6:1 .
,
 opgewekt Van God, om op te trekken naar de grenzen van Juda, en vandaar tot binnen in het land.
,
 der aarde Of, des lands; dat is, einden, uiterste delen, of grenzen.
23Boog en spies zullen zij voeren, het is een wreed volk, en zij zullen niet barmhartig zijn; hun stem zal bruisen als de zee, en op paarden zullen zij rijden; het is toegerust, als een man ten oorlog tegen u, o dochter van Sion!
 spies Of, standaardspies, stang; zie Jos 8:18 .
,
 voeren, Hebreeuws, aangrijpen; dat is, houden en voeren, vergelijk onder Jer 50:42 , enz.; alwaar even hetzelfde geprofeteerd wordt van de Meden en Perzen, die over Babel zouden komen.
,
 het is Te weten dit volk, of een ieder; te weten van dit volk.
,
 toegerust, Of in orde gesteld.
24Wij hebben zijn gerucht gehoord, onze handen zijn slap geworden; benauwdheid heeft ons aangegrepen, weedom als van een barende vrouw.
 zijn gerucht Het gerucht van de aankomst van dit volk. Dit is een levendige beschrijving van het toekomende ongeval.
,
 slap geworden; De moed is ons ontzonken. Zie 2Sa 4:1 .
25Gaat niet uit in het veld, noch wandelt op den weg; want des vijands zwaard is er, schrik van rondom!
 schrik van rondom Gelijk onder Jer 49:29 .
26O dochter Mijns volks! gord een zak aan, en wentel u in de as, maak u rouw eens enigen zoons, een zeer bitter misbaar; want de verstoorder zal ons snellijk overkomen.
 zak aan, Gelijk boven Jer 4:8 .
,
 wentel u Anders: bespreng u met, enz.
,
 as, Zie 2Sa 1:2 , en onder Jer 25:34 .
,
 eens enigen zoons, Dat is, als over den dood van een eniggeboren zoon. Zie Amo 8:10 ; Zec 12:10 .
,
 zeer bitter misbaar; Hebreeuws, misbaar der bitterheden.
27Ik heb u onder Mijn volk gesteld, tot een wachttoren, tot een vesting; opdat gij hun weg zoudt weten en proeven.
 Ik heb u Woorden Gods tot Jeremia.
,
 wachttoren, Of, proeftoren, een toren van bespieding, toezicht; vergelijk Jer 23:13 . Anders: een beproefden toren; dat is, beproefd van vastigheid, dat is, een vasten onverwinnelijken toren; vergelijk boven Jer 1:18 .
,
 weg Dat is, op hun doen zoudt letten, dat onderzoeken, en daarvan een recht oordeel spreken en hun aanzeggen.
28Zij zijn allen de afvalligsten der afvalligen, wandelende in achterklap; zij zijn koper en ijzer; zij zijn altemaal verdervers.
 afvalligen, Dat is, de snoodste afvalligen, die men zou kunnen vinden; vergelijk Gen 9:25 .
,
 achterklap; Lasterende mij, mijn woord, mijne profeten, u in het bijzonder, en ruien elkander door achterklap tegen u op. Zie van de manier van spreken Lev 19:16 .
,
 koper Dat is, hardnekkig, of van kleine waarde, daar zij als goud en zilver behoorden te zijn; vergelijk Eze 22:18 , enz.
,
 verdervers Verdervende zichzelven en anderen. Anders: verdorven [kinderen].
29De blaasbalg is verbrand, het lood is van het vuur verteerd; te vergeefs heeft de smelter zo vlijtiglijk gesmolten, dewijl de bozen niet afgetrokken zijn.
 De blaasbalg De zin dezer woorden is dat al de arbeid, dien de goede profeten hebben aangewend om dit volk van het schuim der zonden te zuiveren, vergeefs geweest is. De gelijkenis is genomen van het reinigen der metalen.
,
 vlijtiglijk Hebreeuws, gesmolten, smeltende, om te louteren. Anders: tevergeefs heeft de smelter gesmolten.
,
 afgetrokken zijn Dat is, van het schuim hunner boosheid niet hebben kunnen afgescheiden worde. Anders: de boosheden, boze dingen; dat is, al het kwaad; gelijk het Hebreeuwse woord [dat anders doorgaans de kwade betekent] ook genomen wordt Psa 78:49 ; vergelijk onder Jer 15:19 , waar dezelfde gelijkenis gebruikt wordt, doch bij andere gelegenheid. Het zijn twee onderscheidene zaken, de bozen te zuiveren van hunne boosheid en de vromen te onderscheiden van de bozen.
30Men noemt ze een verworpen zilver; want de Heere heeft hen verworpen.
 Men noemt Hebreeuws, zij noemen ze, of hebben ze genoemd; dat is, men noemt ze, zij worden genoemd; gelijk elders dikwijls.
Copyright information for DutSVVA