Jeremiah 6:13-15

13Want van hun kleinste aan tot hun grootste toe pleegt een ieder van hen gierigheid, en van den profeet aan tot den priester toe bedrijft een ieder van hen valsheid.
 pleegt Hebreeuws alsof men zeide: Is gierigheid gierende; dat is, haakt naar vuil gewas.
,
 profeet Versta, de valse profeten.
,
 bedrijft Hebreeuws, doet; dat is, gaat om met leugen en valsheid. Vergelijk boven Jer 5:31 , en onder Jer 8:10 , enz., alwaar vast dezelfde woorden worden wederhaald.
14En zij genezen de breuk van de dochter Mijns volks op het lichtste, zeggende: Vrede, vrede! doch daar is geen vrede.
 genezen Dat is, zij troosten mijn volk tegen de bedreigde ellende.
,
 op het lichtste, Of, als een lichte zaak, of breuk. Door een lichte rede, met een praatje, alsof het jok en scherts ware, of de zonde en de bedreigde straf niets te beduiden hadden.
,
 Vrede, vrede Dat is, het zal wel gaan, het heeft geen nood.
15Zijn zij beschaamd, omdat zij gruwel bedreven hebben? Ja, zij schamen zich in het minste niet, weten ook niet van schaamrood te maken; daarom zullen zij vallen onder de vallenden, ten tijde als Ik hen bezoeken zal, zullen zij struikelen, zegt de Heere.
 Zijn zij beschaamd, Anders: hebben zij, [de profeten en priesters] [mijn volk] beschaamd, wanneer zij gruwel bedreven?
,
 zij schamen zich Profeten en priesters schamen zichzelven niet en beschamen de boosdoeners niet, zodat er bij niemand enige schaamte gevonden wordt. Hebreeuws, schamende schamen zij zich niet.
Copyright information for DutSVVA